Hoe je niet over archeologie moet schrijven

Verbrande papyri uit Herculaneum

Zoals u weet, trouwe lezer van deze blog, liggen er duizenden onuitgegeven papyri in museumdepots. Vaak niet meer dan fragmenten of snippers, maar er zijn zeer intrigerende teksten bij. In Napels liggen bijvoorbeeld honderden verbrande boekrollen – uit mijn hoofd: achttienhonderd of zoiets – die in de achttiende eeuw zijn aangetroffen in de Villa dei papiri bij Herculaneum.

Om uw eerste angst weg te nemen: die rollen zijn zeker niet vervalst. We weten hoe ze zijn gevonden. Wie zich er ook mee bezighoudt, hij of zij bevordert ook de plundering van Egyptische grafvelden niet. Kortom, hier geen schendingen van de wetenschapsethiek. Wel zijn er ruzies tussen de onderzoeksteams én resultaten: de Historiën van de Seneca de Oudere zijn gevonden. Dat is een majeure ontdekking – maar er zijn wel wat vraagtekens. Nogal veel zelfs. Dit is wat we weten:

(ANSA) – Rome, May 18 – The Histories of Seneca the Elder, father of the Roman historian Seneca, have been found at the ancient Roman city of Herculaneum near Pompeii, Naples’ National Library Director Francesco Mercurio said Friday. The works were found by a young papyrologist and researcher from Naples’ Federico II University, Valeria Piano.

She recognised the ‘Historiae ab initio bellorum civilium’ (Histories from the start of the civil wars) by Lucius Anneus Seneca the Elder, thanks to a new study.

Dat is alles. In het artikel zelf staat er nog een foto bij die niet de Villa dei papiri voorstelt.

Meer overbodige informatie: dat Valeria Piano nog jong is. Daar hebben we dat nare journalistieke frame weer dat een ontdekking niet wordt gedaan door ervaren wetenschappers maar door een toevallige voorbijganger, een kind, een amateurarcheoloog, een student of een beginnend onderzoeker. Dat is misschien leuk om de lezer het gevoel te geven dat ook hij/zij een bijdrage aan de wetenschap kan leveren, maar het is doorgaans pure flauwekul. Wetenschap is teamwerk.

Maar mijn echte ergernis is iets anders. Waarschijnlijk hebben we de tekst van dit verloren geschiedwerk helemaal niet. Het onderzoek naar die Herculaneum-rollen gaat namelijk met CT-scans die heel langzaam bezig zijn te ontdekken hoe ze in een verbrande rol de beïnkte van de niet beïnkte delen kunnen onderscheiden. Zo ontdekken onderzoekers de lettervormen. Voor zover mij bekend is dat ongeveer waar we momenteel staan en het zou geweldig zijn als de analysten woorden en woordgroepen beginnen te herkennen. Zoals Historiae ab initio bellorum civilium.

Let wel: ik opper dit alleen maar. Ik weet nauwelijks meer dan wat hierboven staat. Persbureau ANSA biedt geheel niets aan uitleg of toelichting; het wekt echter de indruk dat een volledige tekst is ontdekt – wat volgens mij vrijwel zeker niet waar is. Dit is extreem slechte journalistiek.

En wat u ook wil weten: wat betekent deze ontdekking? Dát kan ik u wel vertellen. De auteurs die in het oude Griekenland en Rome over het verleden schreven, hadden een primitieve visie op causaliteit, die in oudheidkundig bargoens wordt aangeduid als methodisch individualisme. Dat betekent dat de oorzaak van een gebeurtenis alleen wordt gezocht bij mensen. De uitzondering is Appianus van Alexandrië, die (bij mijn weten) als enige antieke auteur in de smiezen heeft gehad dat gebeurtenissen en historische processen complexer in elkaar zitten. De oorzaak van de Romeinse burgeroorlogen zoekt hij in de sociale problematiek.

Appianus is dus zijn tijd eeuwen vooruit en ik heb hem om die reden weleens vergeleken met Archimedes. Eigenlijk is hij de enige echte historicus uit de Oudheid. (U mag ook die andere auteurs – Herodotos, Thoukydides, Polybios, Sallustius, Livius, Tacitus, Ammianus, Eutropius – wel aanduiden als historici, maar dan moet u eigenlijk ook alchemisten aanduiden als chemici en sterrenwichelaars als astronomen.) De hamvraag is: waar heeft Appianus die nuance vandaan?

Dit maakt de bestudering van Appianus’ bronnen relevant. Het is zeker niet uit te sluiten dat de Historiën van de oudere Seneca zo’n bron zijn. Dat lijkt me redelijk belangwekkend en ik begrijp niet waarom de opsteller van het Italiaanse nieuwsbericht dit niet vermeldt en ons in plaats daarvan trakteert op de informatie dat Valeria Piano zo jong is.

Deel dit:

13 gedachtes over “Hoe je niet over archeologie moet schrijven

      1. Seneca Sr remains Seneca Sr, no matter the discoverer’s gender or age. It is both irrelevant and I am happy that for once, scientists do not focus on gender.

  1. G. Havingha

    Hier staat wat meer; het blijkt een her-lezing/her-ontdekking te zijn van papyrus number 1067

    Vertaald uit Italiaans via Google Translate:
    “The P. Herc. 1067 is one of the most famous Latin papyri in the Herculaneum collection, known as “Oratio in Senatu habita ante principem” -explains the director Francesco Mercurio – until today it was considered that this papyrus retained a speech of political tenor, pronounced in the Senate before the emperor: the attribution to Seneca father is amazing. The papyrus offers us a historical memory of the events of the first imperial Rome under Augustus and Tiberius, with some possible reference to the immediately preceding history. Furthermore, the period of time identified, the characters mentioned in the papyrus, the presence in the Herculaneum library of the production of Seneca’s father, give us another interesting confirmation and demonstrate, unequivocally, that the Villa dei Pisoni and with it its library , was an important and vital center of studies until shortly before the eruption of Vesuvius in 79 after Christ “.

    https://napoli.repubblica.it/cronaca/2018/05/17/news/biblioteca_nazionale_in_un_papiro_di_ercolano_l_opera_storica_perduta_di_seneca_padre-196626938/amp/?__twitter_impression=true

  2. FrankB

    “de Historiën van de Seneca de Oudere zijn gevonden.”
    Daarvoor mag inderdaad de vlag uit.

    “maar er zijn wel wat vraagtekens. Nogal veel zelfs.”
    En hond bijt man. Alleen zijn die vraagtekens leuk en bijtende honden niet.

    “Valeria Piano”
    verdient dezelfde eer als laten we zeggen AA Penzias en RW Wilson.

    “Waarschijnlijk hebben we de tekst van dit verloren geschiedwerk helemaal niet.”
    Jij mispunt – wat een domper.

    “dan moet u eigenlijk ook alchemisten aanduiden als chemici en sterrenwichelaars als astronomen.”
    Dat vind ik toch niet helemaal eerlijk. We moeten de invloed van individuen niet overschatten (zonder Gavrilo Principe was WO-1 ook wel uitgebroken) maar toch ook niet onderschatten (had Hitler in augustus 1941 naar Guderian ea geluisterd dan had WO-2 een ander verloop gehad, met nogal ongewisse uitkomst). Herodotus en co hadden minder ongelijk dan die alchemisten en sterrenwichelaars.

    “ik begrijp niet”
    Jawel. De structuur van de moderne media is er op gericht verkoop veilig te stellen en risico te vermijden. De leeftijd van VP vermelden is veilig; de koppeling leggen naar Appianus niet. Daarom is met een stuk of tien, twaalf zenders de Nldse TV tegenwoordig veel minder interessant dan de twee of drie in de jaren 1980. Natuurlijk is het resultaat dat een groot deel van het publiek beledigd wordt. Zolang de winst veilig is doet dat er niet toe. Houdt dit in het achterhoofd als iemand weer eens de loftrompet steekt over het liberaal-kapitalisme, dat altijd en overal de hoogste kwaliteit voor de laagste prijs zou garanderen.

    1. Dirk

      Misschien had Appianus niet noodzakelijk andere bronnen, maar legde hij gewoon Verbanden die de anderen niet zagen, of niet wilden zien.
      Voor Cannae (ik lees nu een boekje van Goldsworthy daarover) beroept hij zich wel op andere overleveringen dan Livius of Polybius, maar Goldsworthy noemt Appianus’ verslag ‘onbetrouwbaar, onduidelijk en verward’. Misschien was hij niet zo thuis in het militaire.

        1. Dirk

          Het eerste deel over de context is niet bijzonder. Het wordt echt de moeite als we eindelijk in Cannae zijn aanbeland. Goldsworthy is op zijn best als het over de militaire aspecten gaat. De noten zijn wat mager en bestaan vooral uit verwijzingen naar antieke auteurs, met weinig of geen aandacht voor verschillende visies. De tweede lijn, waar Jona terecht op hamert, ontbreekt soms. Ik heb onlangs ‘Brutus’ van Kathryn Tempest gelezen: dat was andere koek. Goldsworthy schrijft voor een ander publiek, vermoed ik.

      1. Appianus is, zoals zoveel antieke auteurs, zo goed als zijn bronnen. Ik zou hem echter niet onderschatten. Hij is een beetje het slachtoffer van het dédain dat bestaat voor de Griekse literatuur uit de Romeinse tijd.

  3. Jeroen

    “Waarschijnlijk hebben we de tekst van dit verloren geschiedwerk helemaal niet.”

    Waarom denk je dat? Aangezien er nauwelijks info in het artikel staat, is er tussen de beweringen ‘we hebben waarschijnlijk de tekst’ en ‘we hebben de tekst waarschijnlijk niet’ toch geen onderscheid te maken?

    Of bedoel je wellicht dat als we de (vrijwel) complete tekst zouden hebben, dat dit een proces van jaren puzzelen, passen, scannen en meten zou zijn geweest, waarbij we dan toch echt wel enige tussentijdse berichten zouden hebben gehoord?

Reacties zijn gesloten.