Eutropius (7): De feiten verklaren

Een geschiedenis van louter individuen (Reliëf met afbeelding van Gordianus III; Palazzo Massimo, Rome)

Terwijl u dit op leest, ben ik voor mijn werk een dagje in Tyrus. Omdat ik vermoedelijk geen tijd zal hebben voor mijn dagelijkse stukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.

Zoals al aangegeven zien historici het als hun taak oorzaken aan te wijzen. Het is het vierde punt op het lijstje. Het probleem hier is hoe we het beste naar oorzaken kunnen kijken. De antieke auteurs meenden dat de menselijke gedragingen waarover historici schreven veroorzaakt moesten zijn door ander menselijk gedrag. Anders gezegd: het ene individu oefent invloed uit op het andere, en zo ontstaat de keten van gedragingen en gebeurtenissen die we geschiedenis noemen. Een gevolg van deze antieke visie is dat alles altijd tot persoonlijke beslissingen te herleiden valt en dat er altijd iemand verantwoordelijk is. In modern wetenschapsjargon waren de antieke auteurs “methodisch individualisten”, wat wil zeggen dat ze een waarom-vraag beantwoordden door uitsluitend te kijken naar individuen. De Grieken en Romeinen beschouwden de maatschappij dus als het geheel van alle enkelingen en hun handelingen.

Deze visie schiet tekort. Allerlei zaken zijn immers niet tot individuen te herleiden maar oefenen wel invloed uit op het handelen. Zo zijn de Romeinse burgeroorlogen veroorzaakt door maatschappelijke problemen op het Italiaanse platteland. De enige antieke historicus die begreep dat abstracte zaken als werkloosheid en armoede de oorzaak vormden van de politieke onrust, was de tweede-eeuwse Appianus van Alexandrië; andere geschiedschrijvers herleidden de problematiek tot individuele keuzes, waarbij ze over het hoofd zagen dat de omstandigheden mensen weleens tot bepaald gedrag dwongen (“institutionele overmacht’). Het vergde moderne statistische methoden om dit soort verbanden op te sporen, dus dit valt de antieke auteurs niet kwalijk te nemen, al kunnen we natuurlijk wel zeggen dat Appianus een geleerde van het kaliber Archimedes was, intellectueel zijn tijd eeuwen vooruit.

Omdat Eutropius eerdere auteurs samenvat, deelt hij de traditionele visie. De burgeroorlogen waren in zijn optiek ontstaan door de persoonlijke ambities van mannen als Marius, Sulla, Cinna, Sertorius, Pompeius, Crassus, Caesar en Marcus Antonius. Geen woord over de geldbelustheid van de legionairs, die wilden kunnen plunderen en die de generaals steunden die hun het meeste beloofden, zodat anomie een belangrijke motor was achter de Romeinse expansie, achter de opkomst van de meest goedgeefse generaals en achter de burgeroorlogen. Die kwamen uiteindelijk ten einde ten tijde van Augustus. Omdat Eutropius abstracte factoren (zoals oorlogsmoeheid en het ontstaan van een machtsevenwicht tussen de diverse maatschappelijke groeperingen) niet kan aanvoeren als verklaring, dicht hij Romes eerste keizer maar een bijna goddelijke status toe.

Als er daarna nog eens gebied verloren ging, dan was dat de persoonlijke verantwoordelijkheid van deze of gene, zoals van keizer Hadrianus, die enkele oostelijke gebieden opgaf “uit afgunst voor Trajanus’ roem”. (Uiteraard kon Eutropius dit verlies alleen erkennen omdat hij kon schrijven dat Septimius Severus de gebieden had heroverd.) Banditisme op het Gallische platteland, dat volgens moderne historici vooral een reactie was op de toenemende repressie van de boerenbevolking door de Romeinse overheid, is volgens Eutropius het gevolg van het optreden van twee mannen. Het eindresultaat is dat Eutropius in de Korte geschiedenis van Rome weliswaar een troupe opstelt van 413 mannen en vijftien vrouwen, maar het historisch proces nergens bevredigend verklaart.

[Wordt morgen vervolgd]

Deel dit:

9 gedachtes over “Eutropius (7): De feiten verklaren

  1. FrankB

    “dicht hij Romes eerste keizer maar een bijna goddelijke status toe.”
    Niet als verwijt bedoeld – we kunnen van Eutropius niets anders verwachten – maar hier doet zich een aardig verschijnsel uit de kansrekening voor.
    Dat persoon X de loterij wint is heel bijzonder. Dat iemand de loterij wint is triviaal. Hier kan men “loterij” gerust vervangen door “Romeinse burgeroorlogen”.

  2. jacob krekel

    Dit voorbeeld illustreert de beperktheid van verklaringsmodellen. Het model verklaart wel dat er een winnaar is, maar niet wie. Nu is dit een onschuldig voorbeeld. Maar er zijn ook vergelijkbare doch veel minder onschuldige voorbeelden. Eind tachtiger jaren waren b.v. een heleboel nerds bezig met iets in elkaar te knutselen dat we later een besturingssysteem zouden gaan noemen. Het is goed verklaarbaar dat uiteindelijke één besturingscentrum volledig dominant zou worden – hoewel niet noodzakelijk, het hadden er ook een paar kunnen zijn, maar geen 100. Dat het MS-DOS zou worden daarentegen is niet verklaarbaar, dat is te vergelijken met het winnen van de loterij. Dat soort situatie is goed te modelleren en dat is dan ook gedaan, en dan blijkt dat op een gegeven moment één actor – gewoon door toevalsfluctuaties – wat groter wordt dan de anderen en vervolgens die anderen een voor een uitschakelt of opeet. De winnende actor pleegt dat aan zijn eigen verdienste toe te schrijven en de daarbij passende verdiensten te incasseren.
    Zo zijn de grote techreuzen ontstaan, die door geen enkel land meer in bedwang gehouden kunnen worden. Het zou helpen als verklaringsmodellen als uitkomst geven dat hun positie niet slechts een gevolg is van eigen verdienste, maar voor een groot deel ook van toeval. Het had vanuit de beginsituatie net zo goed iemand anders kunnen zijn.
    Helaas hebben veel mensen de neiging om het toeval als verklaring niet te accepteren. Ook historici, die voor alles een verklaring zoeken, zouden wat meer oog voor het toeval kunnen hebben.

      1. Jacob krekel

        Einstein zei dat hij niet geloofde in een God die dobbelt. Dat ging over quantumechanica. Of hij wel in een andere God geloofde weet ik niet

  3. G. Havingha

    Moest even opzoeken:
    “Anomie houdt een gemoedstoestand van individuen in, die gekenmerkt wordt door afwezigheid of afwijzen van standaarden of waarden.” (wiki)

  4. FrankB

    Toeval – beter: waarschijnlijkheid, want er is geen enkele garantie dat de kansen eerlijk en gelijkelijk verdeeld zijn – kan op twee manieren een rol spelen in de wetenschap.
    Ten eerste als vereenvoudiging wanneer pure causaliteit te ingewikkeld wordt. Het eenvoudige voorbeeld is de Brownse beweging van moleculen in gassen en vloeistoffen. Dit model is consistent met de deterministische klassieke natuurkunde, zoals de bewegingswetten van Galilei en Newton.
    De tweede is inherent aan onze natuurlijke werkelijkheid. Dit is een centrale bewering van de quantummechanica. Deze stelt bv. dat het mogelijk is om door een muur heen te lopen, als men het maar vaak genoeg probeert. De kans is wel onvoorstelbaar klein dat het lukt.
    Loterijen en burgeroorlogen behoren tot de eerste categorie. Zoals JacobK hierboven al impliceert is het dus in principe mogelijk te onderzoeken waarom juist Augustus won en waarom de loterij juist die ene uitkomst had. Het laatste is enorm gecompliceerd, maar het eerste misschien niet.

    Het letterlijke citaat van Einstein is “God does not play dice with the universe.” Hoewel ik het niet zeker weet komt dit volgens mij uit zijn briefwisseling met Niels Bohr (die van het Periodiek Systeem en de Kopenhagen Interpretatie). Einstein was een determinist, Bohr niet.
    Voor wat Einstein’s godsbegrip betreft durf ik alleen te stellen dat het sterk verschilde van wat op een gemiddelde vrijdag, zaterdag of zondag in moskee, synagoge of kerk wordt gepreekt. Verder haal ik (deze keer uit mijn hoofd) liever Richard Feynman aan:

    “Einstein was een gigant; hij verkeerde met zijn hoofd in de wolken met zijn voeten stevig op de grond. Gewone stervelingen kunnen maar beter een keuze maken.”
    Ik ben een gewone sterveling.

  5. jacob krekel

    Toch maar even nagezocht. In een brief aan max Born uit 1926 schreef EInstein: Die Quantenmechanik ist sehr achtung-gebietend. Aber eine innere Stimme sagt mir, daß das doch nicht der wahre Jakob ist. Die Theorie liefert viel, aber dem Geheimnis des Alten bringt sie uns kaum näher. Jedenfalls bin ich überzeugt, daß der nicht würfelt.
    Later heeft hij hetzelfde nog op verschillende manieren herhaald, zowel in het Duits als in het Engels.
    Zo de feiten zijn er nu en staan in de goede volgorde. Nu nog een “verklaring”.
    – hoe komt het dat Einstein een innere Stimme had
    – waarom vond Einstein het nodig aan Born te schrijven dass der Alte nicht würfelt
    – waarom vindt Einstein het belangrijk dat het geheim van de Oude dichterbij komt.
    – wat is het verband van deze uitspraak met de zinsnede uit Religion and Science: science without religion is lame, religion without science is blind” (Einstein, 1941)
    Persoonlijk heb ik er volkomen vrede mee als we hier de verklaringen achterwege laten en ons beperken tot het weergeven van het citaat.

    1. …Persoonlijk heb ik er volkomen vrede mee als we hier de verklaringen achterwege laten en ons beperken tot het weergeven van het citaat…

      Deze vaak aangehaalde uitspraak van Einstein komt inderdaad uit een antwoord op een brief van Max Born. Ik denk dat we nooit zullen weten wat Einstein er écht mee bedoelde en daar heb ik ook vrede mee. Toch wil ik verwijzen naar een artikel(tje) in Aeon, waarin deze uitspraak van Einstein meer geplaatst wordt in het kader van zijn persoonlijke religieuze en filosofische ontwikkeling. Zijn God was meer een filosofische God (Spinoza) dan een religieuze God.
      https://aeon.co/ideas/what-einstein-meant-by-god-does-not-play-dice

      In dat opzicht is wat FrankB zegt wel juist: Einstein was een determinist en had aanvankelijk veel moeite met de quantummechanica en hij bleef hierover in feite, alhoewel op het eind iets minder, sceptisch. Een interessant artikel (lezing) van Stephen Hawking over de zwarte gaten, waarin hij ook wijst op het determinisme van Einstein:
      http://www.hawking.org.uk/does-god-play-dice.html

Reacties zijn gesloten.