Koning van de vier windstreken

Sumerisch echtpaar (Nationaal Museum van Irak, Bagdad)

Ik blog de laatste tijd over het handboek waarmee ik in mijn eerste jaar aan de universiteit oude geschiedenis leerde, Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek. Vandaag een aanvulling waarvan ik denk dat die belangrijk is.

Vroege Staat

Wat we in het vierde en derde millennium hebben gezien, is de groei van een stamsamenleving, waarin verwantschap de belangrijkste vorm van organisatie was, naar een maatschappij die we, met een woord van Hans Claessen, zouden kunnen typeren als “vroege staat”. Het tweede woord is hierbij eigenlijk wat misleidend, want in het bedoelde samenlevingstype vallen staat, koninklijke familie en hofhouding samen. Zoals ik al eens aangaf (maar ik weet niet meer waar), hebben we in het oude Egypte te maken met een één hof, dat zijn middelen van overal betrekt en zo een groot gebied beheerst, en is het verkeerd dit als een koninkrijk te zien. Dat is negentiende-eeuws. Voor Mesopotamië en Perzië geldt hetzelfde.

Maar goed, in de sociale wetenschappen noemen we dit type samenleving dus een vroege staat. De vorst beschikt over enerzijds een klein ambtelijk apparaat dat hij onderhoudt vanuit zijn eigen middelen en anderzijds een professioneel leger dat wordt onderhouden vanuit de koninklijke domeinen. De aloude aristocraten hebben eervolle taken als bestuurders. Lokale heersers in Egypte, weleens aangeduid als gouwvorsten, werden gouverneurs. Deze elite staat ver af van de gewone mensen, veelal boeren, die in feite rechteloos zijn, maar wel de zekerheid hebben dat het leger hen beschermt. De koning heeft vaak een bovenmenselijke status: de farao was niet minder dan een god, die de gehele mensheid vertegenwoordigde tegenover de andere goden. Een monumentaal bouwprogramma – piramiden, ziggurats, kanalen – zorgt ervoor dat het nieuwe regime de onderdanen voldoende imponeert.

Stedelingen en nomaden

De enorme rijkdom van Sumerische en Akkadische kleitabletten maakt het mogelijk uitspraken te doen over de Mesopotamische koningsideologie. In de eerste helft van het derde millennium waren daar allerlei stadstaten ontstaan, die enkele culten deelden. De eredienst in Kish lijkt heel belangrijk te zijn geweest. In Kish ontmoette men elkaar en omdat de steden ook handel dreven, groeide de eenheid van de regio als het ware van onderen op. Uiteraard waren er ook contacten, zoals de oorlog die is gedocumenteerd in de Gierenstèle.

Rond het midden van het derde millennium was zo een gevoel gegroeid dat de mensen in zuidelijk Irak bij elkaar hoorden. En waar een zelfbeeld ontstaat, is ook een beeld van de Ander. Dat is niet per se een vijand, maar in dit geval was er wel een verschil tussen de stedelingen enerzijds en de meer nomadisch levende bewoners van het Zagrosgebergte en de woestijn anderzijds. Die laatsten maakten integraal deel uit van de Mesopotamische samenleving maar konden in tijden van crisis de schuld krijgen van alles wat lelijk was. Om de “barbaren” te weren, was er behoefte aan één koning voor alle stadstaten.

Sargon

De eerste die, voor zover bekend, de vacature vervulde, was een zekere Lugal-Zagesi van Umma, die u moet plaatsen in de vierentwintigste eeuw v.Chr. Hij kreeg bijna heel zuidelijk Irak verenigd, maar moest zelf wijken voor Sargon van Akkad, die heel Irak aan zich onderwierp en de Middellandse Zee bereikte. Hij duidde zichzelf sindsdien aan als koning van de vier windstreken. Het verhaal over de ongelukkige baby die in een mandje wordt gelegd en aan de rivier prijs gegeven (ook bekend van Mozes, Romulus en de Kinderdijk) is voor het eerst opgetekend over Sargon.

Het zegt misschien iets dat we niet weten hoe Sargon eigenlijk heette: zijn naam betekent in het Akkadisch gewoon “koning”. Het eerste element in de naam Lugal-Zagesi had dezelfde betekenis gehad, maar dan in het Sumerisch.

De erfenis

Sargon was, om zo te zeggen, wereldheerser. Een normale koningsideologie in een vroege staat. Dat wil niet zeggen dat het concept van één koninkrijk van beschaafde steden met één door de goden beschermde koning verdween toen het staatsvormingsproces was afgerond en de staat de normale samenlevingsvorm was geworden. De heerser behield, bij der goden gratie, de bevoegdheid tribuut te eisen en het recht wetten te maken.

Hij stond niet boven die wet. De goden, die de macht aan de heerser hadden gegeven, konden die ook weer aan hem ontnemen. En dat idee bleef spelen in de Mesopotamische hoofden.

We vinden het terug in de teksten die bijna twee millennia na Lugal-Zagesi en Sargon werden geschreven in Babylonië, toen koning Nabonidus de oorlog met Cyrus van Perzië had verloren. Blijkbaar was Nabonidus een zondaar geweest, of op zijn best een krankzinnige. Cyrus was gewiekst genoeg geweest om te benadrukken dat de laatste koning van Babylon boventallige herendiensten had opgelegd, die de Perzische koning natuurlijk afschafte.

Literatuur

De koningsideologie is goed behandeld door Daan Nijssen in Het wereldrijk van het Tweestromenland, dat u prima kunt lezen na Een kennismaking met de oude wereld. Verder zou ik iedereen die zich bezighoudt met de oude wereld adviseren het boek te lezen van Henri Claessen, Verdwenen koninkrijken en verloren beschavingen. Opkomst en ondergang van de Vroege Staat (1991). Negeer de stuitende titel; dit is een belangrijk boek dat eigenlijk eens herdrukt moet worden.

Deel dit:

4 gedachtes over “Koning van de vier windstreken

    1. Karel van Nimwegen

      Ik vermoed dat Jona’s ergernis niet de vroege staat is, maar de verdwenen koninkrijken en de verloren beschavingen. Cliché.

  1. Robbert

    Kennelijk is de term “de vier windstreken” al heel vroeg opgeschreven.
    Waarom niet acht? of zes?

Reacties zijn gesloten.