
De Bergrede, waarover ik al enkele keren eerder blogde (een, twee, drie, vier), bestaat uit een proloog van zaligsprekingen, gevolgd door een reeks aanscherpingen van de Wet van Mozes: “Jullie hebben gehoord dat…” wordt dan gevolgd door “en ik zeg zelfs…”. Verder zijn er oproepen om het goede niet te doen voor de bühne maar vanuit overtuiging, eenvoudig te zijn in gebed, anderen niet te veroordelen – kortom, volmaakt te zijn zoals God volmaakt is.
Eén van de aanscherpingen is deze (Matteüs 5.33-37, Nieuwe Bijbelvertaling):
Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af, voor de Heer gedane geloften moeten worden ingelost.” En ik zeg jullie dat je helemaal niet moet zweren, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
Meervoudige attestatie
Zoals ik al eens vertelde – al ben ik te lui om nu even op te zoeken waar ik dat deed – stelde de auteur van het Matteüsevangelie de Bergrede samen uit materiaal dat hij vond in de collectie uitspraken van Jezus die bekendstaat als de Q-bron. Dat Jezus’ uitspraak ook aan anderen bekend was, blijkt uit de Brief van Jakobus:
Broeders en zusters, zweer geen enkele eed, niet bij de hemel, niet bij de aarde, nergens bij. Laat uw ja ja zijn, en uw nee nee, anders zult u ervoor gestraft worden. (Jakobus 5.12)
Er is dus redelijk voldaan aan het criterium van de meervoudige attestatie, wat een manier is om te zeggen dat het weleens een authentieke opmerking kan zijn, al behoort het niet tot de allerhardste kern.
Breuk
Eedaflegging was een serieuze zaak in de antieke wereld. Denk aan het gruwelijke verhaal dat Herodotos vertelt over de eedbreker Glaukos. Degene die een eed aflegde, kon echter niet altijd zijn toezegging nakomen en dat maakte het problematisch. De kwestie was dan ook actueel in het toenmalige jodendom. De Mishna bevat een compleet traktaat, Nedarim, over geloften en erkent situaties waarin mensen niet zijn gebonden aan hun eed (m. Sanhedrin 3.2). Nieuw was deze discussie niet. Prediker waarschuwde al voor het lichtvoetig gebruik van geloften:
Sta je mond geen loze, zondige geloften toe en zeg niet naderhand tegen de priester dat ze een vergissing waren. (Prediker 5.5)
Tot slot: uitdrukkingen als zou de hemel de troon van God zijn en de aarde zijn voetenbank, zijn in de joodse literatuur goed gedocumenteerd. We hebben hier, al met al, te maken met een brokje informatie dat werkelijk lijkt terug te gaan op Jezus zelf, die van mening was dat mensen volmaakt konden zijn en dus gewoon ja konden zeggen als ze ja bedoelden.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
Zo te zien lukt het nog. Kan ik toch zeggen dat ik die oude bijbelvertaling toch mooier vind. Poëtischer.
Frans Buijs:
Gister lukte reageren niet maar ik ben benieuwd naar: welke oude bijbel?
…oude bijbelvertaling?
test
Test