Maria van Magdala

Dit is vanzelfsprekend Maria van Magdala niet, maar een rijke vrouw uit Galilea zal er niet heel anders uit hebben gezien als de ze dame uit Palmyra (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Maria van Magdala ofwel Maria Magdalena: iedereen heeft van haar gehoord. Desondanks weten we frustrerend weinig over haar.

Wat weten we wel? Om te beginnen: ze kwam uit Magdala ofwel Migdal (“toren”), een vissersdorp aan de Zee van Galilea. Het geniet enige bekendheid omdat er een scheepje is gevonden uit de eerste eeuw dat prompt werd aangeduid als de boot waarin Jezus had gevaren. Dat was zelfs voor Israëlische begrippen excessief. De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp.

Kruisiging

Wat weten we nog meer? Ze is aanwezig geweest bij de kruisiging.

Van een afstand stonden ook vrouwen toe te kijken, onder wie Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome. Zij waren Jezus gevolgd en hadden hem gediend toen Hij in Galilea verbleef. (Marcus 15.40-41; NBV21)

Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en haar zus, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. (Johannes 19.25)

Matteüs neemt de informatie uit Marcus over terwijl Lukas zich beperkt tot de constatering dat de vrouwen uit Galilea er ook waren. Een heer bracht geen vrouwen in opspraak, en het was behoorlijk gênant als een dame keek naar een naakte gekruisigde. Dat vrouwen Jezus zonder chaperonne volgden, was al gênant genoeg. Marcus lijkt dezelfde gêne te verwoorden als hij toevoegt dat de vrouwen bleven staan op een afstand.

Maria was daarna aanwezig bij de begrafenis:

Maria van Magdala en Maria, de moeder van Joses, keken toe in welk graf hij werd gelegd. (Marcus 15.47)

Maria van Magdala en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten en bleven daar achter. (Matteüs 27.61)

Opstanding

Marcus 16.1-8 Matteüs 28.1-10
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om Hem te balsemen. Na de sabbat, bij het ochtendgloren van de eerste dag van de week, kwam Maria van Magdala met de andere Maria naar het graf kijken.
Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: “Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?”
Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten.
Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw.
Ze schrokken vreselijk. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer.
Maar hij zei tegen hen: “Wees niet bang. Jullie zoeken Jezus van Nazaret, die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: “Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers uit de dood opgewekt,
zoals hij gezegd heeft.
kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Kijk, dit is de plaats waar hij gelegen heeft.
Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: ‘Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.’” En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: ‘Hij is opgewekt uit de dood, en dit moeten jullie weten: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je Hem zien.’ Onthoud dat ik jullie dit gezegd heb.’
Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. Ontzet en opgetogen verlieten ze het graf; ze haastten zich om het aan zijn leerlingen te vertellen.
Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op hem toe, grepen zijn voeten vast en aanbaden hem. Daarop zei Jezus: “Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien.”

Over de verschillen tussen deze twee teksten zou een bibliotheek vol te schrijven zijn. Dat is ook gebeurd maar de verschillen hoeven ons hier niet bezig te houden. Toch kan ik de verleiding niet weerstaan te attenderen op één detail. Het Marcusevangelie eindigt op dit punt. De luisteraar hoorde alleen dat het graf leeg was en dat de gekruisigde naar Galilea was teruggekeerd. Het publiek vernam niets méér. Zoals de Maria’s in verwarring bleven, zo moest de luisteraar zijn eigen standpunt bepalen. Ik vind dat mooi.

Lukas herhaalt ruwweg wat Marcus vertelt. De ene jongeman is overigens wel verdubbeld tot een tweetal. De evangelist vervolgt:

De vrouwen keerden terug van het graf en gingen aan de Elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. Het waren Maria van Magdala, Johanna, en Maria, de moeder van Jakobus, en nog een aantal andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet. (Lukas 24.9-11)

Tuinman

Ook Johannes meldt dat Maria als eerste het lege graf zag. Net als Lukas meldt hij dat Petrus (met de leerling van wie Jezus hield) poolshoogte ging nemen. Als die ook hebben gezien dat het graf leeg is, heeft Johannes nog iets over Maria te vertellen.

Maria stond bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. “Waarom huil je?” vroegen ze haar. Ze zei: “Ze hebben mijn heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.”

Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. “Waarom huil je?” vroeg Jezus. “Wie zoek je?” Maria dacht dat het de tuinman was en zei: “Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.”

Jezus zei tegen haar: “Maria!” Ze draaide zich om en zei: “Rabboeni!” (Dit Hebreeuwse woord betekent “meester”.)

“Houd Me niet vast,” zei Jezus. “Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.” Maria van Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: “Ik heb de heer gezien!” En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had. (Johannes 20.11-18)

Getuige

U merkt: Maria is er eigenlijk alleen om getuige te zijn. Het is daarbij opvallend dat de evangelisten daarbij een vrouw noemen. Dat kan niet snel zijn verzonnen. Wie in de Oudheid een getuige verzon, verzon wel een man, en het liefst een geletterde. Het criterium van de gêne is hier van toepassing.

Lukas heeft nog iets te melden: Maria van Magdala was rijk. (Daarom heb ik bovenstaand plaatje gekozen: een vrouw met sieraden.)

Kort daarop begon Jezus rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De Twaalf vergezelden hem, en ook enkele vrouwen die van kwade geesten en ziekten genezen waren: Maria van Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog tal van andere vrouwen, die uit eigen middelen voor hen zorgden. (Lukas 8.1-3)

Wij zouden van een door zeven demonen bezetene zeggen dat ze leed aan een geestelijke ziekte. Dat uitgerekend zij de rol van getuige heeft, is opmerkelijk. Dit zal niet zijn verzonnen.

Verzinsels

Kortom, een intrigerend personage, dat op het cruciale moment aanwezig is en een voorname plek heeft – maar die er eigenlijk niet de eerst-aangewezene voor zou zijn geweest. Maar als in het Koninkrijk de eersten de laatsten zijn, waarom zou daar dan iemand met een geestelijke ziekte geen kroongetuige kunnen zijn?

In elk geval: latere generaties vonden het onbevredigend hoe weinig ze wisten over Maria van Magdala. Ze werd meteen gelijkgesteld aan een zondares in het Lukas-evangelie (7.36-50). Ook de overspelige vrouw uit het Johannes-evangelie zou Maria van Magdala (8.3-11) zijn geweest, maar dit beroemde verhaal (“wie zonder zonden is, werpe de eerste steen”) is vrijwel zeker een laatantieke interpolatie.

Niet dat de fantasie hiermee ten einde was. Toen in 1896 in het Egyptische Achmim het gnostische Evangelie van Maria opdook, werd prompt aangenomen dat de Maria uit de titel wel de vrouw uit Magdala zou zijn. Uitgesloten is het niet, maar dat wil niet zeggen dat het vaststaat. Ik hoef de wetenschapstravestie rond het Evangelie van de Vrouw van Jezus niet in herinnering te brengen.

We moeten eens ophouden met dat gespeculeer. We weten gewoon niet meer dan dat Maria van Magdala de onverwachte kroongetuige is geweest op een voor de eerste christenen belangrijk moment. Dat is alles wat we weten kunnen. De Fransen zouden degenen die de onbeantwoordbare vraag desondanks willen beantwoorden, beschuldigen van hannibalisme.

[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]

Deel dit:

7 gedachtes over “Maria van Magdala

  1. Willem Visser

    Je schrijft: “De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp [Migdal] .” Dat is nog maar de vraag? Matt.15:39 vermeld ‘Magadan’ als plaats waar Jezus heenvoer na ‘de spijziging van 7 broden en wat visjes’. Andere handschriften lezen hier ‘Magdala’ en weer andere brengen deze plaats in verband met ‘Migdal-El’ uit Joz.19:38. Marcus schrijft dat ze naar Dalmanuta voeren (Marc.8:10), dat is eveneens ten westen van het meer – en daar aan land gingen, en in gesprek gingen met de Farizeeën. Men gaat er vanuit dat Dalmanuta een landstreek was waar het dorp Migdal in lag . Migdal behoorde bij de grote plaatsen aan het meer waar ook een synagoge was (later door de Romeinen verwoest), en waar synagogen zijn, zijn (meestal) ook Farizeeën. Dus de kans dat Jezus in Migdal is geweest lijkt mij zeer groot.

  2. Robert van der Hall

    Waarde Jona.

    Bij een eerdere gelegenheid heb ik de naar mening voortreffelijke roman Mirjam van Luise Rinser (uitg. Fischer) genoemd en ook nu weer wil dat boek van harte aanbevelen! Ik vermeld expres de term ‘roman’ omdat inderdaad feitelijk nagenoeg niets feitelijk bekend is van/over Maria M.
    Rinser gaat uit van wat er dan wel in de bijbel staat en heeft tevens wat gebruik gemaakt van gegevens uit enkele legenden. Wanneer je het boek uit hebt dan denk je: dat zou best zo hebben kunnen zijn………….

    groet!
    Robert

  3. Willem Kranendonk

    Je schreef: “Lukas herhaalt ruwweg wat Marcus vertelt. De ene jongeman is overigens wel verdubbeld tot een tweetal. De evangelist vervolgt: []”
    – Welke van de twee evangelisten is bedoeld?
    – De zin over de jongeman(nen) staat hier te vroeg: die wordt pas begrijpelijk onder ‘Tuinman’.

  4. “….dan denk je: dat zou best zo hebben kunnen zijn”. Ik vermoed dat ik dan zou denken: het zal wel, maar het zou ook best heel anders geweest kunnen zijn, want hoe waarschijnlijk is het dat de duim de bron van waarheid is.

  5. Patrick Desmarets

    Maria uit Magdala is de enige vrouw die in alle evangeliën bij naam wordt genoemd. Johannes plaatst op zijn scharnierpunten altijd vrouwen: de Samaritaanse bij de waterbron; Marta en Maria; Maria Magdalena. In het Johannesevangelie is zij zelfs de getrouwste leerling, de enige vrouw die het graf bezoekt en het leeg aantreft, en de eerste getuige van de verrezen Heer. Daarna verschijnt Jezus aan haar maar ze herkent Hem niet meteen. Pas wanneer Jezus haar naam noemt, herkent ze Hem. Vanwege de opdracht die Jezus haar in Joh 20,17-18 geeft, wordt zij in de kerkelijke traditie ‘apostola apostolorum’ genoemd, de vrouwelijke apostel van de mannelijke apostelen.

    Het is eigenaardig en opvallend dat al zeer kort na Jezus’ dood er gemeenschappen van Jezusvolgers buiten Israël aanwezig zijn. En dat in die vroegste christengemeenschappen vrouwen leidende rollen vervulden, zoals blijkt uit Handelingen. Waarom was het christendom toen zo aantrekkelijk, ook voor vrouwen?

    1. FrankB

      Mijn gok – voornamelijk speculatie – omdat het vroege christendom vrouwen een belangrijkere rol gaf dan destijds gebruikelijk.

Reacties zijn gesloten.