Een nieuwe techniek, nieuw soort inzicht

Een loodbaar van het Negentiende Legioen (Westfälisches Römermuseum, Haltern)

Een fraai bericht, nog helemaal waar ook, en het gaat over de zogeheten metallurgische vingerafdruk. Maar eerst even recapituleren: de oudheidkundige disciplines delen het probleem van de dataschaarste, waaruit volgt dat de wetenschappelijke vernieuwing minder zit in nieuwe ontdekkingen (al zijn die er natuurlijk wel) dan in nieuwe technieken en methoden. Dat geeft het vak zijn eigen karakter. En nu is er een nieuwe techniek. Of beter, een nieuwe toepassing van een bestaande techniek.

Metallurgische vingerafdruk

Met spectroscopie – welbeschouwd een verzameling technieken – kunnen analisten vaststellen uit welke chemische bestanddelen een monster is samengesteld. Dat gebeurt al jaren. Ik heb weleens verteld dat het lood van de Tongerse loodbaar afkomstig moet zijn uit het Taunus- of het Eifelgebergte. Er zitten sporen in van andere metalen en het spectrum is specifiek voor een bepaalde regio. Een metallurgische vingerafdruk.

Lees verder “Een nieuwe techniek, nieuw soort inzicht”

De Zeevolken

Het democratische metaal ijzer: klappersteen uit Drenthe (Hunebedcentrum, Borger)

In de reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, wil ik het vandaag eens hebben over de Zeevolken. Maar eerst iets over wat een handboek eigenlijk is: het bevat de basiskennis die een student beheersen moet voordat hij of zij zich kan verdiepen in de eigenlijke discussies. De stof wordt in het handboekcollege een beetje geproblematiseerd, en wordt daarna werkelijk bekeken door middel van literatuurlijsten en vooral werkcolleges. Zo was het althans in mijn tijd; of het nog steeds zo is, weet ik niet. In elk geval: de Zeevolken zijn typisch een thema waarover een student in een handboek leest, dat een docent bij het handboekcollege problematiseert en dat zich leent voor een werkcollege om te tonen hoe complex het is.

De Blois en Van der Spek wijzen op een reeks verschijnselen op de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd. Er was een “concert van mogendheden”: Egypte, Assyrië, Babylonië en de Hittiten. Het laatste rijk viel rond 1200 v.Chr. uiteen en daaruit kwamen de Neo-Hittitische staten voort. Rond het Egeïsche-Zee-gebied kwam een einde aan de Mykeense paleisburchten. Steden als Ugarit werden verwoest en verlaten.

Lees verder “De Zeevolken”

Cypriotische bronsbaren, groot en klein, echt en nep

Metaalbaar (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Als er één voorwerp is dat Cyprus zou kunnen symboliseren, dan is het wel de brons- of koperbaar hierboven, die momenteel aan een muur hangt op de Cyprustentoonstelling in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden. Het is dat het geen aantrekkelijk plaatje oplevert, anders zou dit het beeldmerk hebben kunnen zijn van die expositie, zó symbolisch is dit.

Cyprus is een van de plekken waar men in de Oudheid koper won. De plek was niet uniek – er is ook koper gewonnen in de Sinaïwoestijn en in de Araba – maar de koperrijkdom van Cyprus was exceptioneel. De pakweg tien koninkrijkjes op het eiland hadden allemaal wel een mijn en meestal ook wel een haven om het materiaal te exporteren. Vanaf het vierde millennium v.Chr. was er zo een basis voor de enorme welvaart van het eiland. Vanaf pakweg 3000 v.Chr. was die basis nog sterker, want men had inmiddels ontdekt dat je, door aan een kilo koper een mespuntje tin toe te voegen, een keiharde legering kreeg: brons. Dat moest komen van de Atlantisch kust, dus was er overzeese handel en dus zaten de Cyprioten opnieuw op de eerste rang.

Lees verder “Cypriotische bronsbaren, groot en klein, echt en nep”