
“Kleine staten”, zo lees ik in Een kennismaking met de oude wereld van De Blois en Van der Spek, “konden profiteren van de verzwakking van de grote mogendheden”. De auteurs hebben het over de eeuwen na de verzameling problemen die we aanduiden als de Zeevolken-crisis. De Bronstijd kwam ten einde, de IJzertijd begon.
De stadstaten in Syrië werden weer zelfstandig, hoewel er zich soms nieuwe bewoners gevestigd hadden. In sommige stadstaten heersten vorstenhuizen van Hittitische origine (bijvoorbeeld in Karkemiš). Wij noemen deze rijkjes neo-Hittitische vorstendommen. In andere steden kwamen Aramese dynastieën aan de macht.
Nieuwe bewoners?
Ik weet niet of ik het zo zou schrijven. Ik ben er althans zo zeker niet van dat er nieuwe bewoners waren in de oude steden. Voor de Arameeërs is vaak betoogd dat ze geen nieuwe bewoners waren, maar allang woonden in de regio waar ze in de Bronstijd niet opschreven wat in het Aramees was gesproken. Vergelijk het met Nederland en Vlaanderen in de Vroege Middeleeuwen: in de Merovingische en Karolingische kanselarijen schreef men Latijn, maar de mensen spraken Oudnederlands.
In de havensteden ten westen van het Libanongebergte, zoals Byblos, Tyrus en Sidon, kon de oorspronkelijke bevolking blijven wonen. Met een Griekse term wordt dit gebied meestal aangeduid als Phoenicië (Fenicië). De Feniciërs noemden zichzelf echter Kanaänieten.
Geen handboek is zo goed of er staat wel een vergissing in. En geen boek is zo slecht of er staat wel iets goeds in. In het overbodige boek waarmee Quinn benadrukt wat we al wisten, dat de Feniciërs zichzelf nooit als één volk beschouwden (net als de Kelten en Germanen en Skythen), haalt ze de notie onderuit dat de mensen zichzelf Kanaänieten zouden hebben genoemd. Die verdienste heeft Quinn natuurlijk wel.
Byblos als belangrijke handelsstad?
De Fenicische steden herstelden zich redelijk snel van de slagen die door de Zeevolken werden toegebracht. Zij waren nu zelfstandige stadstaten onder leiding van koningen en raden van oudsten. … Nu de concurrentie van Kreta en Mycene verdwenen was, konden zij uitgroeien tot de belangrijkste handelssteden van het oude Nabije Oosten.
Ja, allemaal waar. Alleen is de eerste stad die De Blois en Van der Spek noemen als voorbeeld van een Fenicische stad, Byblos, ongelukkig gekozen. Byblos was belangrijk geweest in de Bronstijd maar al snel werd het minder. Zeker, het verhaal van Wen-Amun documenteert dat de stad onafhankelijk werd, de sarcofaag van Ahirom is een topstuk uit het Nationaal Museum in Beiroet, maar daarmee houdt het wel op. De stad herstelde zich nauwelijks en groeide in de IJzertijd nou net niet uit tot belangrijke handelsstad. Arad en Tyrus waren veel belangrijker.
Wie Byblos nu bezoekt, ziet daar uit de IJzertijd een Fenicische stadstoren. Dat is alles. De Byblos-expositie die volgend jaar is te zien in het Rijksmuseum van Oudheden, zal de nadruk leggen op de Bronstijd. Toen in 853 v.Chr. een anti-Assyrische coalitie de Assyriërs probeerde tegen te houden in de slag bij Qarqar, schitterde Byblos door afwezigheid. Toen de Assyriërs en – later – de Babyloniërs de macht overnamen in de Levant, waren nog altijd Arad en Tyrus de voornaamste handelshavens.
Herstel
De situatie veranderde pas in de Perzische tijd, toen koning Kambyses (r.530-522) Sidon en Byblos aanwees als oorlogshavens. Pas toen ontstond er weer monumentale architectuur. Ook in de hellenistische tijd was Byblos een belangrijke stad. De intrigerende kolossus is in die tijd opgericht.
Het is begrijpelijk dat mensen denken dat Byblos, als de stad bloeide in de Bronstijd en vanaf de Perzische tijd, ook wel zal hebben gebloeid in de IJzertijd. Maar zo is het dus niet. Byblos is een ongelukkig voorbeeld van de continuïteit van Brons- naar IJzertijd die in de Levantijnse havensteden verder goed is gedocumenteerd.
“Ik ben er althans zo zeker niet van dat er nieuwe bewoners waren in de oude steden.”
Natuurlijk waren die er. De mensen die aan het einde van de crisis geboren werden waren rond 1000 BCE echt al dood en bewoonden dus per definitie de oude steden niet meer. Dit is flauw, maar (als ik op je citaat mag af gaan) zowel Bert vdS als jij vertonen resten van 19e eeuws nationalisme. Daarom sla je de centrale vraag over. Er heeft een flinke culturele verandering (in de ruimste zin van het woord, dus bv. inclusief het nieuwe gebruik van ijzer) plaatsgevonden. Is het dan wel van enig belang of de bewoners van de oude steden immigranten waren dan wel afstammelingen van mensen die er al woonden? Nog afgezien van de vraag of we daar wel achter kunnen komen.
Ik bedoel maar, we zien de familie D’Ancona toch ook niet meer als nieuwe bewoners van Nederland? Anders kunnen we Zuid-Oost Groningen net zo goed meteen overdragen aan Duitsland, zoveel afstammelingen van Duitse immigranten (zowel veenstekers als fabrieksarbeiders) wonen hier.
Voeg daaraan toe wat je altijd schrijft over de DNA-revolutie en de discussie over nieuwe versus oude bewoners wordt totaal irrelevant en betekenisloos. Dus ik stel voor dat jullie eerst eens fatsoenlijk beschrijven wat jullie met die twee begrippen bedoelen. Mij zegt het niks.
“Het is begrijpelijk dat …..”
Voor mij helemaal niet. We hebben het over een tijdsinterval van een half millennium. Over zo’n lange periode is discontinuïteit voor mij het uitgangspunt (default in het Engels). Londen bv. kent een gat van slechts enkele tientallen jaren – rond 500 CE was de stad nog nauwelijks bewoond (Engelse Wikipedia).
Off topic: gisteravond werd het nut van oudheidkundige kennis weer eens duidelijk. Bij de wekelijkse finale van Met het Mes op Tafel wist maar één van de drie kandidaten dat Julius Caesar leefde voordat Jezus van Nazareth geboren werd.