De hele Griekse Oudheid in een lift

Mykene, Leeuwenpoort

Ik kreeg een recensie-exemplaar toegestuurd van Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past van de Griekse archeoloog Ted Papakostas. Zoiets doet een uitgever natuurlijk in de hoop dat ik erover schrijf, liefst zo positief mogelijk. Laten we de uitslag maar meteen geven: het boek is niet volmaakt maar zal zeker mensen plezier doen.

Problematische vorm

De premisse: twee mannen zitten vast in een lift, raken aan de praat en hun gesprek verandert gaandeweg in een college over de oude geschiedenis van Griekenland. Tegen de tijd dat de kerstening is bereikt en de oude wereld begint over te gaan in de middeleeuwse van het Byzantijnse Rijk, doet de lift het weer en is het gesprek voorbij. Dat dit verrekte toevallig is, constateert ook de ik-figuur, maar evengoed is de vorm van het boek onnatuurlijk.

Je merkt het eveneens aan de vragen die de naamloze liftgenoot stelt. Ze duwen het gesprek precies in de richting waar de uitleg heen moet. Nu stelt een aandachtige luisteraar vaak de vragen die een docent nodig heeft – ik maak regelmatig mee dat een vraag precies gaat over stof die ik op het punt sta te behandelen – maar in Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past gebeurt het wel heel nadrukkelijk. Ik moest denken aan Reuzen van de Lage Landen, waarin hetzelfde gebeurt. Robbert Dijkgraaf stelt daar vragen over Nederlandse wetenschappers, maar uit de mond van een KNAW-president zijn dat vragen naar de bekende weg. De onoprechtheid van de vragensteller blokkeert het leesplezier en zit de informatieoverdracht in de weg.

Lees verder “De hele Griekse Oudheid in een lift”

De Zeevolken: het bewijsmateriaal

Ramses III in actie tegen de Zeevolken (Medinet Habu)

In het eerste stukje over de Zeevolken – dat ook “het einde van de Bronstijd” had kunnen heten, vatte ik het handboek samen van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld. Ik legde uit waarom de auteurs terughoudend zijn: ons beeld is onvoldoende scherp en er zijn allerlei complicaties. Die zijn in twee groepen in te delen: enerzijds de oorzaak van de crisis en anderzijds de vraag of de beschikbare data niet wat al te makkelijk zijn geplaatst in een negentiende-eeuws sjabloon over de ondergang van de beschaving. Veel gegevens waren destijds ambigu en lieten zich passen in elk narratief; een deel van de gegevens is nog altijd voor meerderlei uitleg vatbaar.

Wat betreft de oorzaak: we hebben inmiddels zoveel gegevens dat wél duidelijk is dat rond 1200 v.Chr. in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee een periode aanbrak van droogte. Ik blogde er al over. Dat leidde tot een crisis en het wegvallen van de vraag naar tin, zodat de handelsnetwerken ook verdwenen, waarna men overschakelde van brons naar het overal vindbare ijzer. Alvorens te bezien of een consistent verhaal mogelijk is, moeten we het bewijsmateriaal eens bekijken.

Lees verder “De Zeevolken: het bewijsmateriaal”

De Zeevolken

Het democratische metaal ijzer: klappersteen uit Drenthe (Hunebedcentrum, Borger)

In de reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, wil ik het vandaag eens hebben over de Zeevolken. Maar eerst iets over wat een handboek eigenlijk is: het bevat de basiskennis die een student beheersen moet voordat hij of zij zich kan verdiepen in de eigenlijke discussies. De stof wordt in het handboekcollege een beetje geproblematiseerd, en wordt daarna werkelijk bekeken door middel van literatuurlijsten en vooral werkcolleges. Zo was het althans in mijn tijd; of het nog steeds zo is, weet ik niet. In elk geval: de Zeevolken zijn typisch een thema waarover een student in een handboek leest, dat een docent bij het handboekcollege problematiseert en dat zich leent voor een werkcollege om te tonen hoe complex het is.

De Blois en Van der Spek wijzen op een reeks verschijnselen op de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd. Er was een “concert van mogendheden”: Egypte, Assyrië, Babylonië en de Hethieten. Het laatste rijk viel rond 1200 v.Chr. uiteen en daaruit kwamen de Neo-Hethitische staten voort. Rond het Egeïsche-Zee-gebied kwam een einde aan de Mykeense paleisburchten. Steden als Ugarit werden verwoest en verlaten.

Lees verder “De Zeevolken”

Mykeens rund

Mykeense krater (Louvre, Parijs)

Mooi hè, deze afbeelding. De kenner die u bent zegt natuurlijk meteen dat dit mengvat, gevonden op Rhodos, zich laat dateren in het Laat Helladisch IIIA2. Zulk aardewerk is ook aangetroffen in Amarna, de hoofdstad van farao Echnaton, wat een datering in de veertiende eeuw v.Chr. aannemelijk maakt. Het museum waar dit rund is te zien, het Louvre in Parijs, is preciezer: “vers 1300 av. J.-C.”. Op het Griekse vasteland bloeiden paleisburchten als die Mykene en Pylos, in Syrië breidden de Hethieten vanuit het noorden hun macht gestaag uit en de Assyriërs begonnen aan hun opmars naar de wereldheerschappij.

Al die gebieden stonden met elkaar in contact. Wrakken als dat bij Uluburun documenteren de interregionale handel: aan boord waren (onder veel meer) Mykeense zwaarden, Cypriotische bronsbaren, Levantijnse godsbeeldjes, glasbaren en een Egyptisch sfinxje. Uit Amarna en de Hethitische hoofdstad Hattusa hebben we de brieven die de diverse koningen aan elkaar schreven. Het is een fantastisch interessante periode, die bovendien steeds interessanter wordt.

Lees verder “Mykeens rund”

Hypercoherentie

cline_1177

Eeuwen na de verwoesting van Troje staken de stadsmuren nog boven de velden uit. De herders die er hun kuddes weidden, waren er voldoende van onder de indruk om elkaar verhalen te vertellen. Er was ooit verschrikkelijk gevochten, zeiden ze, door helden die behoorden tot een ras dat sterker was geweest dan de mensen van de eigen tijd. De muren konden geen mensenwerk zijn maar moesten zijn gebouwd door goden.

Goden, helden en eeuwenoude ruïnes: meer wist een dichter als Homeros eigenlijk niet over het Troje van de dertiende eeuw v.Chr., dat de achtergrond vormt van zijn Ilias. Andere barden zongen heldenliederen over de steden Mykene en Thebe, waarin eveneens echo’s doorklonken van dat verre verleden. De verhalen zelf zijn echter grotendeels fictie.

Lees verder “Hypercoherentie”

Lineair-B

lineair-b_mus_heraklion_as
Lineair-B-tablet met vermelding van een olijfolie-offer aan Zeus Diktaios en “alle andere goden” in Amnisos, in het Daidaleion-heiligdom en aan de “winden-priesteres”. (Museum van Heraklion; foto Alexander Smarius)

Je hebt schrijfwijzen en schrijfwijzen. De oudste vormen, zoals de hiëroglyfen en het spijkerschrift, gaan ervan uit dat er voor elk begrip één teken is. Dit is uiteraard nogal complex, al heeft het ook voordelen: de diverse Chinese talen schijnen allemaal te kunnen worden geschreven met dezelfde tekens. De nadelen zijn echter ook groot: zowel het oud-Egyptische als het Mesopotamische schrift hebben zo’n 6000 tekens, waarvan zo’n 200 echt frequent in gebruik zijn.

Dat zijn enerzijds de meest gebruikte tekens en anderzijds tekens voor éénlettergreepwoorden, zoals ‘ra’, ‘nee’, ‘zie’, ‘ho’, ‘nu’ en ‘bij’. Je kunt bijvoorbeeld ‘verschillende’ ook weergeven als ‘ver’ + ‘schil’ + ‘en’ + ‘de’. Vier tekens is weliswaar meer dan één, maar je hoeft veel minder karakters uit het hoofd te leren en kunt dus toe met veel minder tekens. Het Nederlands kan met ongeveer vijfentachtig lettergreeptekens worden geschreven.

Lees verder “Lineair-B”