De Bagdadbatterij

Het potje dat bekendstaat als de Bagdadbatterij (Nationaal Museum van Irak, Bagdad)

En daar was ’ie ineens. Niet eens onopvallend stond het daar in het Nationaal Museum van Irak in Bagdad: een van die voorwerpen die een Von Däniken blij zou hebben gemaakt. De Bagdadbatterij dus.

Het voorwerp is bij de aanleg van een spoorlijn in 1936 gevonden in Khujut Rabu, een van de dorpen op het terrein van de Parthische en Sasanidische hoofdstad Ktesifon. Het gaat om een potje van een centimeter of dertien hoog (zie boven), waarin een koperen kokertje stond, waarin weer een ijzeren staafje zat. Het kokertje is niet waterdicht: als het potje met een vloeistof zou zijn gevuld, zou ook het staafje nat worden. Men had – en heeft – geen idee wat het is. Wel vermoeden we dat het potje stamt uit de Sasanidische tijd.

Het heeft niet aan speculaties ontbroken. Een medewerker van het museum in Bagdad, Wilhelm König, opperde in 1938 dat het weleens een galvanische cel kon zijn geweest, dus een eenvoudig middel om elektriciteit op te wekken. Dat klinkt wat vergezocht maar de Parthen en Perzen konden voorwerpen met heel, heel dunne laagjes metaal verzilveren en vergulden en elektrodepositie zou verklaren hoe ze ’t ’m flikten.

Königs hypothese trok nogal wat aandacht en sindsdien heet het voorwerpje naar de stad Bagdad, hoewel het er dus niet vandaan komt. (We noemen de Warka-vaas, die in hetzelfde museum staat, ook niet de Bagdadvaas.) Een aanwijzing dat Königs idee klopt is dat de verwering van het staafje en kokertje erop duidt dat er een licht zure vloeistof in het potje heeft gezeten. Denk aan azijn of citroensap.

Koker en staaf

Klinkt leuk, verdient overweging. De MythBusters hebben met een replica geëxperimenteerd waarmee ze inderdaad stroom konden opwekken.

Er zijn echter tegenargumenten en geen enkele oudheidkundige denkt dat het echt een batterij is. Je zou immers hebben verwacht dat er ook stroomdraden zouden zijn gevonden en dat is niet het geval. Er zijn daarom alternatieve verklaringen, zoals dat het gewoon toeval is dat dat voorwerpjes bij elkaar zijn gevonden. Dat lijkt mij het waarschijnlijkst. Waarschijnlijker althans dan dat het zou gaan om “storage vessels for sacred scrolls from Seleucia”, een hypothese waarop de Eerste Hoofdwet van de Archeologie van toepassing is.

Kortom, we weten het niet. Het goede nieuws is dat het voorwerp, dat in 2003 is geroofd uit het museum, inmiddels terug is.

Deel dit:

8 gedachtes over “De Bagdadbatterij

  1. FrankB

    Ik vind de hypothese “antieke batterij” veel en veel leuker. Voor de afwezigheid van stroomdraadjes zijn allerlei verklaringen te bedenken. Toeval is me te gemakkelijk.
    Niet dat we er ook maar iets mee opschieten. Hoe dan ook is alleen de conclusie “we weten het niet” vol te houden.

  2. “Je zou immers hebben verwacht dat er ook stroomdraden zouden zijn gevonden en dat is niet het geval. ”

    Dat is een beetje flauw omdat je eisen gaat stellen aan een vondst. Als een helm geen wangkleppen heeft, is het dan ‘dus’ geen vondst? Omdat we nooit een speerschacht uit het Romeinse Rijk hebben gevonden, gooiden ze ‘dus’ alleen met de metalen punten? Maar geen stroomdraden = ‘dus’ geen batterij.

    “zoals dat het gewoon toeval is dat dat voorwerpjes bij elkaar zijn gevonden”

    Je bedoelt IN elkaar. En dat maakt het toch wat minder toevallig niet? En ja, die ‘sacred scrolls’… dan stel ik liever dat dit een variant op de ‘Holy Handgrenade of Antioch’ is!! 🙂

  3. Arjen Dijkgraaf

    Valt mij op dat deze ‘batterij’ lijkt te zijn ontworpen om transporteerbaar te zijn, en zelfs geen zuur te lekken als je hem ondersteboven houdt. Maakt het wel lastig om dat zuur te verversen en de elektrodes te poetsen. In een edelsmederij zou je eerder iets met een veel wijdere hals verwachten.
    Doet een toepassing vermoeden waarbij waterdichtheid van het omhulsel essentieel is en de beoogde gebruiksduur heel kort… een ontsteking voor springstoffen, misschien?

  4. Dirk Zwysen

    Als je een antieke stroombron meent te identificeren, welke verbruikers mogen we daar dan bij veronderstellen?

  5. Rinus

    Tweede wet van de archeologie: Als het te mooi is om waar te zijn, is het dat meestal/waarschijnlijk ook.

    Wat mij opvalt in de vele beschouwingen en verklaringen is het gebrek aan informatie over de context van de vondst van die pot met inhoud. Wie heeft de pot daadwerkelijk bloot gelegd en hoe is dat gedocumenteerd? Hoe heeft de opgraver kennis genomen van de vondst, was dat nog (enigszins) in situ, of lag de pot – met inhoud – al op de rand van de opgravingsput?
    Is de vondst gedaan in een gebouw (werkplaats), in een afvalhoop of in …?
    Archeologisch vragen die aan de basis moeten liggen van welke interpretatie dan ook.

    Voor de rest is mijn reactie even goed of slecht als alle andere.

Reacties zijn gesloten.