Judea, zomer 132 na Chr.: de Joden komen in opstand tegen de Romeinen. Gouverneur Tineius Rufus verliest zijn greep op de situatie en pas drie jaar later is Rome de situatie opnieuw meester. Deze opstand, het onderwerp van Bar Kokhba van de Amerikaanse krijgshistoricus Lindsay Powell, is minstens zo belangrijk als de eerdere opstand van 66-70 na Chr., die echter veel bekender is omdat er meer bronnen over zijn.
Bar Kochba, zoals de opstandelingenleider zich noemde, betekent “sterrenkind”. Net als de Ster van Bethlehem verwijst deze nom de guerre naar Numeri 24.17, dat de opkomst van “een ster uit Israël” voorspelt. Die gold als symbool van de messias, de heerser uit het Huis van David die de zelfstandigheid van Israël zou herstellen en de heerschappij van minder legitieme vorsten zou beëindigen. De invloedrijke joodse leider Aqiba zag in Bar Kochba de vervulling van de voorspellingen.
Tegenslagen en rampen
Voor de Romeinen was de opstand de grootste militaire tegenslag in tijden. Tineius Rufus moest plaatsmaken voor een andere commandant, die er helemaal voor uit Britannië overkwam. Blijkbaar was deze Julius Severus de enige die de klus aankon. Rome zette niet minder dan drie legioenen in. Daaronder waren in elk geval het Zesde Ferrata en het inderhaast met mariniers versterkte Tiende Fretensis. Het derde legioen werd door de rebellen vernietigd, maar het bronnentekort belet te weten of dat het Negende Hispana was of het Tweeëntwintigste Deiotariana. Daarnaast waren onderafdelingen actief van minstens vier andere legioenen. Voor het eerst in een eeuw gold voor Romeinse jongemannen de opkomstplicht.
Voor de Joden was de opstand een ramp. Velen moeten als krijgsgevangenen zijn verkocht en het zou nog vier eeuwen duren voor er (in Jemen) weer een eigen Joods koninkrijk zou zijn. Het joodse religieuze leven veranderde voorgoed. Toen de rabbijnen hun lange tijd mondeling doorgegeven tradities vastlegden in de Misjna, lieten ze het messianisme vrijwel onbehandeld. De samenstellers wilden joods kunnen leven in een land zonder Joods bestuur en daarbij was gewelddadig verzet zoals dat van Bar Kochba het laatste wat men wilde.
Was de problematisering van het messianisme een interne, doctrinaire kwestie, er waren ook gevolgen voor de externe afbakening van het jodendom. Slechts twee van de joodse stromingen hadden de verwoesting van de tempel in 70 kunnen verwerken: enerzijds degenen die het geloof in de messias Jezus van Nazaret belangrijker vonden dan de tempelcultus, anderzijds degenen die naast de tempelpriesters rabbijns gezag erkenden. Bar Kochba gaf de aanhangers van Jezus de keuze óf hem te volgen naar het front óf Jezus te volgen richting executie. Als gevolg hiervan verdween de groep joden die én de Wet van Mozes én Jezus erkende. De tegenstelling tussen rabbijns jodendom en christendom is sindsdien gebleven.
Correspondentie
De Bar Kochba-opstand was dus belangrijk en is nooit vergeten. Yigal Yadin, een officier/archeoloog die de oudheidkunde benutte ter ondersteuning van zionistische claims op het land van Israël, was gefascineerd door de opstandelingenleider. Hij deed onderzoek te Bethar, waar Bar Kochba om het leven kwam, en in diverse grotten waarin vluchtelingen zich aan de slachtpartijen probeerden te onttrekken. Daar vond hij enkele brieven terug met Bar Kochba’s instructies.
Powell benadrukt dat het sterrenkind zich in deze correspondentie presenteert als een micromanager. Een commandant ook die geen tegenspraak duldde en sarcastisch kon zijn als de dingen niet snel genoeg gingen. Bovendien: een religieus man, die de joodse feesten correct wilde vieren.
Zo’n psychologisch portret is een waagstuk. Maar eigenlijk is alles rond Bar Kochba een waagstuk. Romeinse bronnen over de tweede eeuw na Chr. zijn zeldzaam en de rabbijnse teksten zijn gekleurd door legendevorming. Het is moeilijk een krijgsgeschiedenis van Bar Kochba’s opstand te schrijven. Dat maakt het des te bewonderenswaardig dat Powell het heeft gewaagd.
Hij presenteert het dan ook als onderzoek: hij interviewt mensen, bezoekt plaatsen, stelt vragen, oppert hypothesen. Als hij de diverse aanleidingen bespreekt die er voor de opstand geweest kunnen zijn, concludeert hij dat de herbouw van Jeruzalem als een Romeinse stad de doorslag heeft gegeven, maar sluit hij andere factoren niet uit. En steeds is er Powells neiging het niet bijzonderder te maken dan het was.
Alle soorten bewijs
Het onderwerp dwingt Powell elk fragmentarisch stukje informatie te gebruiken. Behalve de Grieks-Romeinse en rabbijnse literatuur is er de archeologie. Powell noemt verschillende gewelddadig verwoeste plekken en wijst erop dat daar vaak onderaardse gangen waren. Zijn presentatie van legionairs als tunnelratten is een mooi voorbeeld van de wijze waarop in de conflictarcheologie historische uur-tot-uur-reconstructies mogelijk zijn die anders alleen kunnen worden gebaseerd op geschreven bronnen.
Het is vanzelfsprekend niet zo dat Powell de eerste of enige historicus is die uiteenlopende bronnen en archeologisch materiaal benut, maar de complexiteit van zijn verhaal is ongebruikelijk groot. Het belang ook: een militair conflict met religieuze consequenties voor het heden. Dat er wat vergissingen zijn in de tekst, moeten we een ambitieuze schrijver vergeven. Bar Kokhba is een huzarenstukje.
[Oorspronkelijk in het NRC Handelsblad van 4 november 2021]
Op internet komt men alle soorten van malloten tegen. Ik heb ooit gelezen dat de hoofdpersoon uit de vier Evangeliën op Shimon bar Kochba gebaseerd zou zijn.
Je schrijft: “Als gevolg hiervan verdween de groep joden die én de Wet van Mozes én Jezus erkende.”
Zou het niet zo kunnen zijn dat uit deze groep de Hanifa’s zijn voortgekomen. Hun gedachte goed is immers terug te vinden in de Geschriften van Mohammed en in de Rotskoepel te Jeruzalem…
De echte naam van het Sterrrenkind was (Th…) Simon bar Kosiba toch?
Je schrijft: “Als gevolg hiervan verdween de groep joden die én de Wet van Mozes én Jezus erkende.”
Zou het niet zo kunnen zijn dat uit deze groep de Hanifa’s zijn voortgekomen. Hun gedachte goed is immers terug te vinden in de Geschriften van Mohammed en in de Rotskoepel te Jeruzalem…
Nee, dat lijkt me niet heel plausibel. Je zou in de overgeleverde, orthodox-christelijke teksten wat meer polemiek hebben verwacht. Maar ik weet niet alles hè.