
Als ik u zeg dat het 17 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 6 juni 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En als u deze reeks volgt, weet u dat we op weg zijn naar de climax in de stellingenoorlog bij Dyrrhachion.
Caesars aanval
Caesars legioenen blokkeerden bij Dyrrhachion de door Pompeius gecommandeerde troepen van de Senaat, maar Pompeius was uitgebroken. Met zijn vloot was hij achter zijn tegenstanders geland en hij had een kamp gebouwd. Caesar moest het initiatief zien te herwinnen. En er deed zich een mooie gelegenheid voor. Aanvankelijk had Caesars Negende Legioen gebivakkeerd tegenover Pompeius’ kamp, maar later had het dat kamp opgegeven om zich te voegen bij andere eenheden. Daarop had Pompeius de plek bezet en verder versterkt. Hij had er de veldtekens ondergebracht die zijn mannen enkele dagen eerder op Caesars legionairs hadden veroverd. Caesar besloot aan te vallen. Hij schrijft:
Zelf rukte Caesar langs een indirecte weg zo heimelijk mogelijk met de overige cohorten (het waren er drieëndertig, waaronder het Negende legioen, dat veel centurio’s verloren had en ook in aantal soldaten geslonken was) in een dubbele kolom op naar het legioen van Pompeius en het kleinere kamp. Aanvankelijk bleek zijn visie juist. Want hij kwam daar aan voordat Pompeius het kon bemerken en joeg ondanks de grote verdedigingswerken van het legerkamp door een snelle aanval met de linker kolom, waar hij zelf stond, de Pompeianen van de wal af. (Burgeroorlog 3.68; vert. Hetty van Rooijen)
Helaas ging het bij de andere kolom verkeerd: de mannen raakten de weg kwijt. Bovendien gaf Pompeius opdracht aan te vallen. De Grieks-Romeinse biograaf Ploutarchos vertelt dat de manschappen onverschillig en zwijgend toeluisterden.
Pas toen Cato vanuit een diepe overtuiging alle toepasselijke argumenten uit de filosofie behandelde over vrijheid, moed, dood en roem, en eindigde met een aanroeping van de goden als ooggetuigen van hun strijd voor hun vaderland, ging er een luid gejuich op en kwam het opgetogen leger zo krachtig in beweging dat alle aanvoerders het gevaar hoopvol tegemoet snelden. (Cato de Jongere 54; vert. Hetty van Rooijen)
Eerlijk gezegd geloof ik niet dat de filosofisch ingestelde senator Cato de mannen wist te overreden met een wijsgerige redenering. De anekdote verraadt echter wel iets over de demoralisering die zich inmiddels van Pompeius’ manschappen meester had gemaakt. Hun tegenstanders waren, zoals we zullen zien, de burgeroorlog inmiddels ook beu.
Caesars nederlaag bij Dyrrhachion
De manschappen waarmee Caesar het kamp had ingenomen, zagen niet alleen hun vijanden naderen. Ze lijken ook te hebben gezien dat de andere kolom op zijn schreden terugkeerde om te kunnen aanvallen op de juiste plek. Deze terugtrekking oogde echter als een vlucht en degenen die al in het kamp waren, zetten het nu ook op een lopen. Zelfs de mannen die de veldtekens droegen, sloegen op de vlucht. Ploutarchos noemt iets dat Caesar onvermeld laat:
Caesar snelde zijn vluchtende mannen tegemoet en probeerde ze tot omkeren te bewegen, maar zonder resultaat. Erger nog, wanneer hij een standaard wilde grijpen, gooide de drager die weg, zodat de vijanden er tweeëndertig in handen kregen. Ook zelf ontkwam hij op een haar na aan de dood. Toen hij een grote en sterke man die langs hem vluchtte beetpakte en hem beval te blijven staan en zich naar de vijanden om te keren, hief de man, een en al paniek tegenover het gevaar, zijn zwaard op om toe te stoten. Caesars schilddrager was hem echter voor en sloeg zijn arm bij de schouder af. (Caesar 39; vert. Hetty van Rooijen)
In de slag bij Dyrrhachion sneuvelden aan Caesars kant bijna duizend soldaten. Zevenendertig hoge officieren kwamen om het leven of raakten in krijgsgevangenschap.
Caesars beste vijand
Ook de Grieks-Romeinse historicus Appianus, die vermoedelijk Titus Livius als bron heeft, weet over de vlucht iets te dat Caesar zelf verzwijgt. Zijn mannen hadden het bijltje erbij neergegooid.
Toen de soldaten hun kamp binnengegaan waren, troffen ze geen veiligheidsmaatregelen: de omwalling bleef onbewaakt. Pompeius zou waarschijnlijk het kamp in zijn macht hebben kunnen krijgen en de hele oorlog alleen al daardoor zou hebben beëindigd. (Burgeroorlogen 2.62; vert. John Nagelkerken)
Aan het einde van de dag waren Caesars mannen even gedemoraliseerd als Pompeius’ mannen waren geweest aan het begin van de dag. Pompeius had de zege voor het oprapen maar aarzelde. Hij vermoedde een valstrik. Dat was Caesars redding. Bovendien liet Pompeius’ kolonel Titus Labienus, ooit Caesars wapenbroeder in Gallië, de krijgsgevangenen doden, zodat Caesar zijn mannen kon voorhouden dat ze niet aan capitulatie moesten denken en moesten doorvechten tot het bittere einde.
Zo eindigde de slag bij Dyrrhachion. Caesar erkende dat hij door het oog van de naald was gekropen: hij zou later zeggen dat hij alles zou hebben verloren als zijn tegenstander had geweten hoe hij moest winnen. Pompeius was de beste vijand die Caesar kon hebben.
[Morgen meer. Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Het wordt nu wel spannend…
Ja, wie gaat er winnen? 😉
Het zou eigenlijk wel leuk zijn om Pompeius te laten winnen. Hij was een handigere bestuurder (denk aan imperium maius, denk aan het bestuur door legaten) en zijn bestuursmodel anticipeerde op Augustus. Het zou Rome misschien de Derde Burgeroorlog hebben bespaard en de oorlogen die Octavianus ontketende. Aan de negatieve kant: de Lex Roscia zou zijn ingetrokken en er zou een elitair Romeins Rijk zijn ontstaan.
Ik speculeer maar wat. In elk geval: Farsalos ging ergens over.
“Hun tegenstanders waren, zoals we zullen zien, de burgeroorlog inmiddels ook beu.”
Mochten soldaten vrijelijk kiezen of ze willen doorvechten dan zou er heel wat minder oorlog zijn.
Ik ben dol op dit soort wetenschappelijke feuilletons.