VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (1)

Ere-inschrift uit Smyrna voor een officier van VI Ferrata (vertaling; Louvre, Parijs)

Een tijdje geleden ben ik begonnen met bloggen over de geschiedenis van de diverse Romeinse legioenen. Ik begon met de eenheden die een rol speelden in de Tweede Burgeroorlog, waarover ik immers ook blog: III Gallica, V Alaudae en X Gemina kwamen zo al aan bod. Vandaag het zusterlegioen van het Vijfde: VI Ferrata. Je zou het kunnen vertalen als “het gestaalde legioen”. Het Engelse iron-clad dekt de lading ook mooi. Het zal verwijzen naar de pantserhemden die de soldaten droegen, de lorica hamata.

Ontstaan

Net als het Vijfde legioen, de Leeuweriken, is het Zesde Legioen, in 52 v.Chr. door Julius Caesar gelicht op de Povlakte. Zoals ik al vertelde, was dat eigenlijk niet toegestaan, aangezien de bewoners van dat gebied geen Romeins burgerrecht hadden. Toen Caesar, na het uitbreken van de Tweede Burgeroorlog, eenmaal in Rome was, hielp hij zichzelf aan legitimatie met de Lex Roscia.

Lees verder “VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (1)”

Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)

Her graf van centurio Lucius Poblicius uit V Alaudae (Römisch-Germanisches Museum, Keulen)

Het is niet ongebruikelijk de geschiedenis van het Romeinse Rijk te vertellen aan de hand van keizers. Zo deden ze het in de Oudheid al en in de negentiende eeuw, toen geschiedvorsing een wetenschap werd, ging men ermee verder. Het was immers de tijd waarin Europese geschiedenis gemaakt leek te worden door koningen, premiers en ministers, het was de tijd van de grotemannengeschiedenis. De echt belangrijke wetenschappers voelden zich ongemakkelijk bij deze visie op oorzakelijkheid. Het is geen toeval dat Theodor Mommsen, de voornaamste van allemaal, vastliep toen hij met zijn Römische Geschichte was aanbeland bij de keizertijd. Hij wist dat zelfs de grootste grote mannen alleen maar geschiedenis konden maken met instituties die ze niet zelf hadden gecreëerd.

Ik heb weleens overwogen een geschiedenis van het Romeinse Keizerrijk te schrijven aan de hand van de legioenen. Zo’n boek zou dan zeker zijn begonnen met het Vijfde Legioen Alaudae. De bijnaam is Gallisch en betekent “leeuweriken”, vergelijk het Franse alouette. Het ontstaan van deze eenheid staat feitelijk voor het begin van het keizerrijk.

Lees verder “Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)”

Na de slag bij Dyrrhachion

Caesar (British Museum, Londen)

Als ik begin te zeggen dat het 17 quintilis was, dan hoef ik niet toe te voegen dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar gisteravond 2069 jaar geleden?” In mijn vorige blogje vertelde ik over de nederlaag die Gaius Julius Caesar bij Dyrrhachion leed tegen de troepen van de Senaat, gecommandeerd door Pompeius. Die avond

ging Caesar naar zijn tent, legde zich neer en bracht de vreselijkste nacht van zijn leven radeloos door, zichzelf verwijtend dat hij zich een slecht strateeg had getoond. (Caesar 39)

Aldus Caesars biograaf Ploutarchos, hier geciteerd in de vertaling van Hetty van Rooijen. Ploutarchos heeft het even later nog over “een slapeloze nacht vol rusteloze gedachten over de onmogelijke en lastige situatie”. Ook Appianus vermeldt dat Caesar zichzelf na de slag bij Dyrrhachion verwijten maakte.

Hij erkende dat hij er spijt van had zijn kamp bij Dyrrhachion te hebben opgeslagen, waar voor Pompeius alles wat hij nodig had voorhanden was; hij had hem moeten weglokken naar een andere plek waar hij te kampen zou hebben met eenzelfde gebrek aan middelen als zij. (Burgeroorlogen 2.64; vert. John Nagelkerken)

  Lees verder “Na de slag bij Dyrrhachion”

De slag bij Dyrrhachion

Cato de Jongere (Archeologisch Museum van Rabat)

Als ik u zeg dat het 17 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 6 juni 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En als u deze reeks volgt, weet u dat we op weg zijn naar de climax in de stellingenoorlog bij Dyrrhachion.

Caesars aanval

Caesars legioenen blokkeerden bij Dyrrhachion de door Pompeius gecommandeerde troepen van de Senaat, maar Pompeius was uitgebroken. Met zijn vloot was hij achter zijn tegenstanders geland en hij had een kamp gebouwd. Caesar moest het initiatief zien te herwinnen. En er deed zich een mooie gelegenheid voor. Aanvankelijk had Caesars Negende Legioen gebivakkeerd tegenover Pompeius’ kamp, maar later had het dat kamp opgegeven om zich te voegen bij andere eenheden. Daarop had Pompeius de plek bezet en verder versterkt. Hij had er de veldtekens ondergebracht die zijn mannen enkele dagen eerder op Caesars legionairs hadden veroverd. Caesar besloot aan te vallen. Hij schrijft:

Lees verder “De slag bij Dyrrhachion”

Dyrrhachion: Pompeius valt aan

Pompeius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als ik u zeg dat het 6 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar (voor de tweede keer) en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 26 mei 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar gisteren 2069 jaar geleden?”

De stellingen bij Dyrrhachion

Het initiatief verspelen. Dankzij de desertie van Roucillus en Aecus, de twee Allobrogenleiders waarover ik gisteren blogde, wist  Caesars tegenstander Pompeius precies waar het zwakke punt was in de door de Caesars manschappen aangelegde stellingen. Dat was helemaal in het zuiden. Daar was het mogelijk om met schepen een landing uit te voeren achter het door Caesars Achtste Legioen gebouwde fort. In zijn Burgeroorlog legt Caesar het probleem uit:

Lees verder “Dyrrhachion: Pompeius valt aan”

De desertie van Roucillus en Aecus

De Gallische krijger uit Vachères (kopie uit het Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

Als ik u zeg dat het was aan het begin van de maand quintilis, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar medio mei 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar zo’n slordige 2069 jaar geleden?”

Vloeken, vermoedelijk. Hij was bij Dyrrhachion met Pompeius verwikkeld geraakt in een stellingenoorlog. Caesar probeerde zijn tegenstander in te sluiten, Pompeius probeerde uit te breken maar zijn aanvallen op Caesars posities waren, zoals we in het vorige stukje zagen, afgeslagen. Op dit punt in zijn verslag last Caesar een boeiende anekdote in.

Lees verder “De desertie van Roucillus en Aecus”

De slag bij Dyrrhachion begint

Reconstructie van Caesars belegeringswerken bij Alesia (Archéodrome, Beaune)

Als ik u zeg dat het 25 juni was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 16 mei 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Het antwoord brengt ons terug naar Albanië, waar de legers van Caesar en de Senaat tegenover elkaar lagen bij Dyrrhachion. De generaal van de Senaat, Pompeius, beheerste het eigenlijke havenstadje en de kuststrook ten zuiden daarvan. Zijn legionairs bouwden er enorme versterkingen – een linie van 22 kilometer – om zich te verdedigen tegen de mannen van Caesar. Die probeerde hen met een ring van ruim 25 kilometer lang – in te sluiten. Hoe die eruit zagen, ziet u hierboven. Dit is overigens een reconstructie van de palissade die Caesar had laten bouwen bij Alesia, maar het zal niet veel anders zijn geweest bij Dyrrhachion. Zo’n palissade verbond een reeks kleinere forten.

Lees verder “De slag bij Dyrrhachion begint”

De gefnuikte opmars van Metellus Scipio

De Haliakmon

Als ik u zeg dat het medio mei was en toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus de Romeinse consuls waren, en als ik dat voor u omreken naar begin april 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Het antwoord op die vraag is dat hij nog steeds bij Dyrrhachion was, het huidige Durrës in Albanië. Zijn mannen waren bezig schansen te bouwen om de soldaten van Pompeius te omsingelen. Die waren even hard bezig schansen te bouwen om te beletten dat ze aangevallen zouden worden. Daarmee zouden ze zich nog wel even mee bezighouden, dus wij schakelen over naar Griekenland. De vraag op aller lippen is immers: wat was Quintus Caecilius Metellus Pius Scipio Nasica aan het doen? Ik zal u niet in spanning houden.

Lees verder “De gefnuikte opmars van Metellus Scipio”

Stellingenoorlog bij Dyrrhachion

Een betere foto van Petra heb ik niet

Als ik u zeg dat het 15 april was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus het consulaat  bekleedden, en als ik dat omreken naar 8 maart 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij kan het u zelf het beste uitleggen, maar eerst recapituleer ik de situatie nog even. Caesar had twee keer (één, twee) geprobeerd zich meester te maken van Dyrrhachion, het huidige Durrës, waar zijn rivaal Pompeius materiaal en voedsel had opgeslagen. Beide keren had Pompeius hem de loef afgestoken. Caesar had zijn kamp ingericht halverwege Dyrrhachion en het kamp van Pompeius, wiens kamp aan zee lag en werd gedomineerd door de heuvel Petra, die u hierboven ziet.

Lees verder “Stellingenoorlog bij Dyrrhachion”

Pompeius bij Dyrrhachion

Pompeius (Louvre, Parijs)

Als ik u zeg dat het 9 april was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 4 maart 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En ook vandaag is hij niet de enige over wie we het moeten hebben. We  moeten het ook hebben over zijn rivaal, Gnaeus Pompeius Magnus, die de troepen commandeerde die de Senaat had geworven in de oostelijke provincies in de maanden waarin Julius Caesar de Iberische provincies onder de voet liep.

Pompeius

Lange tijd had Pompeius gegolden als Romes beste generaal. Hij had gevochten in de Eerste Burgeroorlog, waarin Sulla het had opgenomen tegen de Volksvergadering. Vervolgens had hij gestreden in Spanje en een rol gespeeld bij het onderdrukken van de opstand van Spartacus. Hij had een piratenoorlog beëindigd, was door het Nabije Oosten getrokken, had het Seleukidische Rijk geliquideerd en had Jeruzalem ingenomen. Boven alles was hij een constitutionele vernieuwer, die had bedacht dat je provincies kon besturen via vertegenwoordigers en dan zelf in Rome kon blijven, die het imperium maius verzon en die het idee had van een consul zonder collega. Hij legde zo de institutionele grondslag voor het keizerrijk van Augustus.

Lees verder “Pompeius bij Dyrrhachion”