Het hellenisme in Mesopotamië

Hellenisme in Mesopotamië: Hatra.

Het (uitstekende) hoofdstuk over hellenisme in het handboek waarover ik ’s donderdags gewoonlijk blog, Een kennismaking met de oude wereld van Luuk de Blois en Bert van der Spek, bevat nog twee paragrafen waarover ik het nog niet heb gehad. De allerlaatste is een samenvatting over de aard van het hellenisme. Daarover straks. De voorlaatste gaat over het hellenisme in Mesopotamië. Deze paragraaf is wat kort, maar er is tenminste aandacht voor het niet-meer-Brons-of-IJzertijdoude Nabije Oosten. Dat spreekt echt niet vanzelf. Als ik een tientje had gekregen van iedereen die verbaasd was omdat er over Irak in de tijd ná Alexander de Grote veel bekend is, kon ik niet alleen een ticket naar Bagdad, maar ook de eerste hotelovernachting betalen.

De Parthen

De Blois en Van der Spek geven een typering van het Parthische Rijk. Eerst nam een groep steppenomaden uit Centraal Eurazië Parthië over. Dat is de regio rond Mashhad en Herat. Vervolgens breidden ze vanuit dat gebied de macht uit. In 141 v.Chr. veroverden de Parthen Babylonië, waardoor het Seleukidische Rijk een cruciaal gebied verloor. Aan de Tigris bouwden de nieuwe heersers de nieuwe hoofdstad Ktesifon. En dan volgt er iets dat ik anders zou hebben geschreven.

Parthische boogschutter (Altes Museum, Berlijn)
Parthische boogschutter (Altes Museum, Berlijn) 

De Parthische macht berustte op een sterk ruiterleger (de Parthische adel), maar had niet genoeg mankracht en organisatievermogen om een eigen bestuursapparaat op te richten. Wij zien dan ook dat het imperium naast satrapieën weer in ruime mate vazalvorstendommen omvatte, terwijl de Griekse steden een hoge mate van autonomie verkregen. Desondanks bleef het rijk een half millennium in stand, tot 224 n.Chr.

Het woord “desondanks” verraadt een aanname: dat een duurzaam bestuursapparaat een staat met veel mankracht en organisatievermogen veronderstelt. Ik weet niet waarop dit is gebaseerd. Het zou een negentiende-eeuwse, nationalistische visie kunnen zijn. In die tijd zag men graag een sterke, centrale overheid. Inmiddels zijn we in de eenentwintigste eeuw en hebben we het over netwerkstaten zoals de Europese Unie. We herkennen de veerkracht van een flexibel en adapterend staatsbestel. Het is in deze visie juist vanzelfsprekend dat de Parthen, zonder star staatsapparaat, het een half millennium uithielden.

Ik zeg niet dat de ene of de andere visie beter is. Wel dat je niet zomaar kunt aannemen dat een sterk bestuursapparaat duurzaamheid garandeert.

Het Parthische tempeltje voor Gareus in Uruk.

Steden

De Blois en Van der Spek besteden aandacht aan andere nederzettingen dan Ktesifon en maken daarbij onderscheid tussen de steden in het Parthische en in het Romeinse Rijk. De Parthen stichtten nieuwe steden en bouwden ook in de oude steden. Onder de nieuwe bewoners waren alle volken vertegenwoordigd.

De Griekse cultuur verdween naar de achtergrond. Je ziet het aan de steeds slordiger Griekse opschriften op de munten. De Perzische Sassanieden, die de Parthen aflosten als heersers in Irak, zouden kiezen voor Perzische opschriften.

Munt van de Parthische koning Mithradates II (r.121-91; Metropolitan Museum, New York)

In gebieden die onder Romeinse heerschappij kwamen, kon de Griekse cultuur makkelijker voortbestaan dan in het Oosten, aangezien de Romeinen zelf al eeuwen door de Griekse beschaving beïnvloed waren. De oriëntaalse tradities leidden echter een meer kwijnend bestaan.

Dit is mijns inziens wat ongelukkig geformuleerd. Je zou immers denken dat de godsdienst van Judea zich verspreidde over de steden van het Romeinse Rijk, deels in rabbijnse vorm, deels als de Theos Hypsistos en deels als christendom. Het manicheïsme verspreidde zich eveneens naar het westen. Dat zijn bepaald geen oriëntaalse tradities die een kwijnend bestaan leiden.

Ik denk dat de auteurs eigenlijk iets anders bedoelen. Ze hebben het niet over tradities, maar over artistieke vormen. Sommige architectonische vormen zijn inderdaad verdwenen. De romanisering had een Grieks uiterlijk. Ik zou echter geen uitspraken durven doen over de ideologische tradities waarvan die vormen slechts de uiterlijkheden waren.

Parthisch pantertje, gemaakt van fluoriet (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Geschiedenis en kunst

De Blois en Van der Spek ronden af met de constatering dat de wereld na Alexander niet, zoals wel wordt beweerd, is vergriekst. De auteurs betrekken stelling – ik heb al geschreven dat ik dat prettig vind. Ze wijzen erop dat het Grieks niet overal tot spreektaal werd. Ook weerleggen ze de stelling dat het hellenisme een mengcultuur was. De Griekse cultuur verrijkte zich met dingen die ze overnam en ook andersom waren er overnames, maar de auteurs houden het erop dat het, uitzonderingen daargelaten, doorgaans vooral gescheiden werelden waren.

Dat lijkt me correct. Het is echter niet de indruk die je krijgt als je in bijvoorbeeld het Louvre de afdeling bezoekt die is gewijd aan de materiële cultuur van hellenistisch Egypte. Dat oogt wél als mengcultuur. En dat roept de vraag op waarom kunsthistorische presentaties anders zijn dan historische. Een antwoord weet ik niet goed.

Nog even dit

Bert van de Spek (die van het handboek dus) spreekt maandag 20 februari in Amersfoort over Babylonië in de hellenistische tijd. De lezing gaat over de Babylonische chronografische teksten die hij heeft uitgegeven en die, zo schijnt het, inmiddels in druk zijn.

Deel dit:

9 gedachtes over “Het hellenisme in Mesopotamië

  1. FrankB

    “Het woord “desondanks” verraadt een aanname”
    Dat zou ik nou een beetje anders hebben geschreven: “suggereert” ipv “verraadt”. Het is mij de laatste jaren opgevallen dat woorden als maar en desondanks vaak niet meer een tegenstelling aanduiden, maar een stijlmiddel zijn, een manier om een betoog vloeiend te laten verlopen. Je kunt de auteurs niet meteen een 19e eeuwse visie op staatsbestuur toeschrijven.

    1. Je hebt gelijk. De andere kant: ik weet al wat meer. Elders hebben DB en VdS het bijvoorbeeld over de “achterblijvende staatsorganisatie” van de Romeinse republiek, waarbij ook de negentiende-eeuwse staat als norm is aangenomen.

      De ellende is dat de structuur van ons beeld van de Oudheid überhaupt negentiende-eeuws is. Denk aan de imperia, de aandacht voor slavernij, de verdeling van de geschiedenis in dynastieën, het methodisch individualisme. Dat bijvoorbeeld perioden zonder sterk centraal gezag worden getypeerd als crisis of tussentijd, dat is ook zo’n erfenis.

      Wat we eigenlijk moeten doen, is opnieuw beginnen en dan niet de geschreven bronnen maar de materiële cultuur als leidraad nemen.

  2. Sara

    Wat wordt er precies bedoeld met ‘negentiende-eeuws’? Ik bedoel, naar wie of wat wordt hier verwezen? Is het de ‘Erklärung/Verstehen’ discussie? Is het Hegel? Ik dacht dat de Angelsaskische richtingen het ‘gewonnen’ hadden. Van de Frans/Italiaanse richtingen weet ik onvoldoende.
    Het kan ook zijn dat alternatieve stemmen binnen het vakgebied Oudheid geen ruimte krijgen.
    Maar paradigma’s zijn hardnekkig.

  3. Hans

    “Wat we eigenlijk moeten doen, is opnieuw beginnen en dan niet de geschreven bronnen maar de materiële cultuur als leidraad nemen”

    Graag opnieuw beginnen en dan een aantal valkuilen benoemen:
    1- De benadering van 19e eeuwse idee van ” Le miracle Grequ”e loslaten bij het schrijven van een handboek over de oudheid. Maar wel kijken naar een ruimere beïnvloeding van culturen, b.v. herleving van de benadering van de school van de Annalen.
    2- De macht van de uitgever = marktwerking loslaten. De uitgever geeft uit wat de markt wil lezen en is niet geïnteresseerd in een veranderend beeld. Dit hoor ik al te vaak van auteurs van schoolboeken. Zelf vind ik dat Julius Caesar en Karel de Grote massamoordenaars zijn. Caesar sluit boek 1 van de “De bello Gallico”af met een rekensom van hoeveel Helvetiërs hij “terecht” over de kling heeft gejaagd.
    Janet Nelson, 2019, heeft een biografie over Karel de Grote, geschreven. De uitgever benadrukt op de omslag van de biografie dat deze gaat over “a truly extraordinary man” en over “the father of Europe”. Zelf wil ik meer de slachtpartij tegen de Saksen benadrukken, en, op pagina 284 , de oproep van Karel om ketterse geschriften op het concilie van Regensburg te laten verbranden. De vader van Europa verbrandt in Regensburg oude handschriften en wij maar klagen over gebrek aan bronnen en zoeken naar sporadische aanwijzingen.
    Voorstel: benader een nieuw handboek vanuit de archeologisch-historische methode.
    Zelf heb ik deze aanpak altijd terug gevonden in de serie “Dossiers d* Archeologie” Edition Faton, La Librairie archeologique, . Ik heb nu nr.299 over “Les Normans en Mediterranee” nr 299 uit de serie voor mij op tafel liggen.

    Zelf lees ik nu The Roman Empire and the Silk Routes van Raoul McLaughlin, 2021, op pagina 4 en 5 gaat hij in op de hoge kwaliteit van de Chinese hoogovens om goede wapens te maken. Dus moet een nieuw handboek dat gegeven over een beter staal voor de wapenproductie opschrijven op dat hiermee zichtbaar wordt dat een andere cultuur de Romeinse cultuur overtrof in het maken van wapens en daarmee het verslaan van vele Romeinse legers in de Late Oudheid door de Parten verklaren.
    Dus een nieuw handboek moet kijken naar techniek, klimaatontwikkeling b.v. de periode 540-560 AD met haar vele vulkaanuitbarstingen, en niet uitgaan van het idee dat Grieken, Romeinen en Christendom superieur zijn aan anderen.
    En benoem de slavernij als verdienmodel.

    1. Ja, dat zijn gedachten die ook ik weleens heb. Je kunt dat Griekse wonder prima contextualiseren door erop te wijzen dat andere volken vermoedelijk soortgelijke ideeën hadden, maar dat ze niet zijn overgeleverd. Zoiets mis ik in het handboek van DB&VdS.

  4. Peter Flipkens

    Op drie maart verschijnt bij uitgeverij Les Belles Lettres het boek “La Babylonie hellénistique” met 336 bladzijden teksten uit de tijd van de Seleuciden en de bespreking ervan. Op de website van de uitgeverij vind je een inhoudstafel.

  5. Ben Spaans

    Wat hebben de Chinese hoogovens met de Parthen te maken.? De Romeinen leden in de late Oudheid niet vele nederlagen tegen de Parthen.
    Klok en Klepel gevalletje met de Sassanieden? Of de Romeinen daar ‘vele’ nederlagen tegen leden staat ook te bezien, al ging het een paar keer goed mis voor ze.

Reacties zijn gesloten.