
In mijn wekelijkse reeks over het Nieuwe Testament maak ik even een zijsprong die niet helemaal als een verrassing zal komen voor degenen die deze blog al wat langer volgen. Ik heb er immers al vaker op gewezen dat het vroege christendom – of misschien moet ik het hebben over “de Jezusbeweging” – pluriform was. Joden uit diverse stromingen herkenden iets in Jezus’ leer en later waren er ook niet-joden die er iets in zagen.
Deze tweede groep wordt doorgaans in verband gebracht met Paulus, die meende dat er bij het naderende wereldeinde ook redding kon zijn voor heidenen. Hij was niet de enige apostel die niet-joden toeliet tot het Verbondsvolk. Er zijn bijvoorbeeld al snel christenen te vinden in Egypte, dat bovendien uitgroeide tot een fabriek van nieuwe ideeën, maar we weten niet wie het christendom daar voet aan de grond heeft doen krijgen. Er zijn echter zeker meer Paulussen geweest.
Godvrezenden
Er is overigens een wonderlijk verschil tussen de Paulus die we kennen uit zijn eigen brieven en die van de Handelingen van de apostelen. De eerste richt zich, zoals hierboven aangegeven, tot de heidenen, terwijl de doelgroep van de Paulus van de Handelingen bestaat uit joden in de Diaspora. Dit kan betekenen dat de auteur van Handelingen niet wist waarover hij het had. Hij beweert immers ook dat Paulus ooit in Jeruzalem de chriVistenen had vervolgd (1.22), wat niet blijkt uit de Brief aan de Galaten (1.13, 17-18). De auteur van Handelingen weet niet dat Paulus in Illyrië is geweest (Romeinen 15.19) en gaat er vrijwel geheel aan voorbij dat Paulus zichzelf aanduidt als apostel.
Het is dus mogelijk dat Handelingen niet helemaal de historische bron is waar sommigen deze tekst voor houden. Het kan ook zijn dat Paulus en de auteur van Handelingen twee manieren hebben om het over dezelfde mensen te hebben, namelijk de zogeheten godvrezenden. Dat waren heidenen die sympathiseerden met het joodse monotheïsme, maar geen jood werden. Daar zijn simpele verklaringen voor: wie jood werd, werd burger van Jeruzalem en omstreken, en dat betekende dat je het burgerschap in je eigen stad opgaf. Dat kon betekenen dat je bijvoorbeeld geen land meer kon bezitten. Geen aantrekkelijk vooruitzicht.
Voor zulke mensen, die we ook kennen uit inscripties, was Paulus’ christendom natuurlijk aantrekkelijk.
De godvrezenden en de fiscus judaicus
Wat me brengt bij een ander onderwerp waarover ik de laatste tijd regelmatig schreef, namelijk de wijze waarop de Fiscus Judaicus een wig dreef tussen joden en christenen. Zoals gezegd betaalden joden deze heffing wel zodat ze, om zo te zeggen, konden gelden als gelegitimeerde monotheïsten, vrijgesteld van de verplichtingen van de keizercultus. Voor christenen was deze mogelijkheid er niet. Zij stonden blootgesteld aan vervolging.
Niet elke godvrezende zal op de Fiscus Judaicus hebben gereageerd door zich volledig tot het jodendom te bekeren. Het betekende landverlies én een belastingverhoging. De keuze voor het christendom was ook niet aantrekkelijk. Voor godvrezenden was de cultus voor de Theos Hypsistos wellicht een oplossing.
Theos Hypsistos
Theos Hypsistos betekent “Allerhoogste God” en is een vertaling van El Elyon. Dat is een van de namen van de ene god van de joden, enkele keren te vinden in de joodse Bijbel. Dat de naam “El Elyon” ook elders gebruikt kon worden, blijkt uit inscripties die zijn gevonden in Al-Safirah (bij Aleppo) en uit de Fenicische Geschiedenis van Filon van Byblos. En verder uit een groot aantal inscripties uit Romeins Macedonië, Thracië en Klein-Azië. De afbeelding hierboven, gevonden in Dion, toont hem als Zeus, en dat maakt verder niet uit want de Theos Hypsistos kon ook Zeus Hypsistos heten.
Het interessante is nu dat het aantal van deze inscripties meteen na de invoering van de Fiscus Judaicus snel begint toe te nemen. Hier is er een uit Thessaloniki, gedateerd in 74/75 na Chr. Een zekere Gaius Julius Orios dankt de Allerhoogste God, die hem door middel van een droom behoedde voor een groot gevaar.

Voor deze toename van het aantal inscripties zijn verschillende verklaringen te bedenken. Verandering van taalgebruik bijvoorbeeld. We zien in de Romeinse tijd ook een toename van het aantal civitates (gemeentes) dat zich municipium gaat noemen en dat lijkt een kwestie van veranderend jargon te zijn. De jargonterm is hier epigraphic habit, de gewoontes die er bij het opstellen van inscripties waren. Het is echter frappant dat het aantal inscripties ter ere van de Allerhoogste God precies begint toe te nemen op het moment waarop de Fiscus Judaicus de godvrezenden noopte een nieuwe vorm voor hun monotheïsme te vinden.
Ongetwijfeld hebben de vereerders van de Allerhoogste God, anders dan de joden en christenen, geofferd aan andere goden. Het vereren van een allerhoogste god sloot immers de erkenning van andere goden niet uit, ja impliceerde dat zelfs. De inscriptie van Gaius Julius Orios hierboven is dan ook gevonden in een tempel voor Isis en Serapis.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
“of misschien moet ik het hebben over …..”
Ik gebruik proto-christendom. Het vroege christendom gebruik ik voor de periode na de Verwoesting van de Tempel.
“Hij is vrijwel zeker niet de enige apostel geweest ”
Het lijkt mij erg onwaarschijnlijk dat hij dat in zijn eentje voor elkaar heeft gekregen, zelfs in Judea en Galilea.
Leuk, hoe je de ontwikkeling van het christendom in haar context plaatst.
“Ik heb er immers al vaker op gewezen dat het vroege christendom – of misschien moet ik het hebben over “de Jezusbeweging” – pluriform was…”
Het idee dat het Christendom ooit uniform is geweest, is eigenlijk een raar idee, want het Nieuwe Testament is behoorlijk pluriform, met minstens 4 sterk uiteeenlopende visies op Christus (synoptici, Johannes, Paulus en Hebreën), als je de synoptici al over één kam kunt scheren.
De katholieke kerk heeft er natuurlijk alles aan gedaan om het christendom als uniform te presenteren. Een kerk, één paus en iedereen die afwijkt is een ketter.
Dat viel nog wel mee, hoor. Binnen de RKK is er altijd behoorlijk wat ruimte geweest voor meningsverschillen over van alles en nog wat.
Tot minstens 400 CE was de paus te Rome niet boven de patriarchen van Alexandrië en Antiochië geplaatst; rond die tijd kwamen de patriarchen van Constantinopel en Jeruzalem erbij. Allerlei historische ontwikkelingen zorgden ervoor dat de paus te Rome als enige overbleef. Dat had anders kunnen zijn als de Lombarden niet waren binnengevallen.
Ik had het ook over de tijd daarna. Hoe machtiger de kerk werd, hoe minder ruimte er was voor andersdenkenden.
En toch verschillen Opus Dei en bevrijdingstheologie enorm van elkaar.
Bevrijdingstheologie werd vanuit het Vaticaan vrij rigoureus kaltgestellt. Zeker onder Johannes Paulus II.
Volgens mij bestaan die vier overige patriarchaten nog steeds hoor.
De patriarch van Alexandrië voert ook de titel paus, geloof ik, maar ik ben even niet in de kapotcheck modus.
Die ‘historische ontwikkelingen’ bestaan vooral uit het oprukken van de Islam.
Jawel, maar ze hebben niets meer te vertellen binnen de RKK.
Het oprukken van de islam is uiteraard ook doorslaggevend.
Je zou kunnen stellen dat een groep binnen de Kerk dat geprobeerd heeft en dat het jammerlijk is mislukt. Een aantal bewegingen zijn manu militari bestreden en van het toneel verdwenen, maar de diversiteit is nog altijd zeer groot, misschien zelfs groter dan tijdens de oudheid sinds het christendom zich over alle continenten heeft verspreid. Dat zal niet anders zijn voor de islam of voor andere niet-religieuze verbanden. Ook in het vlaams-nationalisme kijken diehards neer op “lauwen”, cultuurflaminganten op separatisten… In elke groep streven sommigen naar homogeniteit, conform aan hun interpretatie. Meestal trekt de meerderheid zich daar niet veel van aan.
De hoogste god, Der “oben befindliche Gott” al Ayljon vgls Helck, Beziehungen 1962 blz. 501, wordt in de Leidse papyrus 343 + 345, V 5-6, pa netjer hery genoemd, the god above.
Deze papyrus is opnieuw uitgegeven in PALMA nr 18:
https:/0/www.academia.edu/34791549/Beck_S_2018_Exorcism_illness_and_demons_in_an_ancient_Near_Eastern_context_The_Egyptian_magical_Papyrus_Leiden_I_343_345_PALMA_18
Het samengaan met de godin Nikkal maakt ‘The god above’ tot een Maangod schrijft Susanne Beck op blz. 44/45.
PALMA 18:
Susanne Beck, Exorcism, Illness and Demons in an Ancient Near Eastern Context: The Egyptian Magical Papyrus Leiden I 343 + 345, 2018.
Het boek is online.