Metellus Scipio rukt op

Munt van Metellus Scipio, met een personificatie van Africa (British Museum, Londen)

Als ik u zeg dat het 12 januari was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar en Marcus Aemilius Lepidus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar 25 oktober 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat nu een blogje volgt in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Ik beloofde vorige keer dat Caesars nederlaag bij Ruspina een onverwacht gevolg zou hebben. Het vloeide voort uit de strijdwijze waarmee Titus Labienus zijn oude generaal had vastgepind op de vlakte. Hij had lichtbewapende Numidische soldaten en cavalerie samen laten aanvallen. Als Caesars mannen aanvielen, weken

de ruiters van de vijanden terug; maar de infanteristen bleven weerstand bieden, totdat de ruiters met een nieuwe charge hun infanterie te hulp kwamen. (Afrikaanse Oorlog 15; vert. Hetty van Rooijen)

Het heeft er de schijn van dat de Numidische soldaten vonden dat wel erg makkelijk met hun levens was omgesprongen. Ze begonnen over te lopen naar Caesar, die zo niet alleen de beschikking kreeg over extra manschappen, maar ook vernam welke plannen zijn tegenstanders hadden. Een opmerkelijk detail is dat de overlopers naar Caesar zouden zijn gekomen omdat hij verwant was met de Romeinse generaal Marius, aan wie de plaatselijke bevolking blijkbaar goede herinneringen had.

Voor het moment vermocht Caesar echter nog maar weinig uit te richten. Zijn leger was te zwak om het initiatief te nemen. Hij bouwde van zijn kamp muren naar de zee, richtte een smidse in om wapens te maken, bewapende de roeiers van zijn schepen, liet hout halen in Sicilië.

Metellus Scipio

Terwijl dit zich afspeelde in het gebied rond Ruspina, was Metellus Scipio in Utica, de hoofdstad van de Romeinse provincie Africa. De opperbevelhebber van Caesars tegenstanders was daar met onder andere Cato de Jongere en koning Juba I van Numidië, en had er een informele Senaat samengeroepen. Metellus Scipio was een conservatieve, filosofisch ingestelde man die in de maanden voor de slag bij Farsalos al actief was geweest in Griekenland. Zijn opmars was toen gepareerd door een van Caesars adjudanten.

Nu Metellus Scipio op de hoogte was gebracht van Caesars aanwezigheid in het zuiden, besloot hij Utica te verlaten. De eerste gevechten hadden duidelijk gemaakt dat Caesar weliswaar niet onoverwinnelijk was, maar dat Scipio’s persoonlijke aanwezigheid vereist was. Hij verliet zijn hoofdstad op 6 januari, onze 19 oktober, en nam troepen mee.

Utica

Het betekende dat Utica, met een verkleind garnizoen, in opstand kon komen. Juba adviseerde

alle weerbare mannen van Utica te doden en de stad te verwoesten, omdat ze op de hand van Caesar was. Cato verdroeg dat niet. Door luide bezweringen en aanroepingen van de goden in de raadsvergadering redde hij met moeite de bewoners van die wreedheid. Op hun verzoek en op aandringen van Scipio aanvaardde hij de taak de stad te bewaken om te  voorkomen dat ze zich goedschiks of kwaadschiks bij Caesar zou aansluiten.

Deze plaats was namelijk in alle opzichten een nuttig en veilig bolwerk voor wie haar bezat, en werd door Cato nog meer versterkt. Hij liet een overvloed aan graan aanvoeren en verstevigde de muren door bastions op te trekken en enorme grachten en verschansingen voor de stad aan te brengen. De volwassen mannen van Utica droeg hij op hun wapens aan hem over te dragen en in de verschansingen te bivakkeren. De anderen hield hij bijeen in de stad en hij zag er nauwlettend op toe dat ze geen onrecht of ander kwaad van de Romeinen ondervonden. Hij stuurde veel wapens, geld en levensmiddelen naar de Romeinen in het legerkamp, kortom, hij maakte van de stad een magazijn voor de oorlog. (Ploutarchos, Cato 58; vert. Hetty van Rooijen)

Metellus Scipio bij Ruspina

Op 12 januari, vandaag 2069 jaar geleden, arriveerde Metellus Scipio bij Ruspina. De auteur van De Afrikaanse Oorlog schrijft:

Scipio vertrok met zijn troepen en sloeg eerst in Hadrumetum zijn legerkamp op. Daar bleef hij enkele dagen, marcheerde toen in de nacht verder en verbond zijn troepen met die van Labienus en Petreius.

Ze legerden zich in één kamp, op drie mijl afstand van Caesar. Intussen zwierf hun ruiterij om Caesars versterkingen heen en nam mannen gevangen die zich buiten de wal begaven om voer en water te halen; zo hielden ze al hun tegenstanders binnen de versterkingen bijeen. Hierdoor kregen de Caesarianen te lijden van ernstig gebrek aan graan. Want er waren nog geen levensmiddelen aangevoerd uit Sicilië of Sardinië, en in dat jaargetijde konden schepen niet zonder risico op zee rondvaren. (Afrikaanse Oorlog 24)

Deze situatie duurde tien dagen. Op 22 januari, begin november op onze kalender, arriveerden Caesars eerste versterkingen: het Dertiende en het Veertiende Legioen. Tegelijk kwamen schepen aan vol graan, dat Gaius Sallustius Crispus had bemachtigd op de Kerkenna-eilanden. Dit alles betekende dat Caesar het initiatief naar zich toe kon gaan trekken.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

Deel dit: