In vier blogjes, waarvan het eerste eergisteren online ging, behandelde ik de voornaamste gebouwen van het Alhambra. Ind dit laatste deel vertel ik over het Generalife-paleis; het buitenverblijf van de Nasridische sultans van Granada, gelegen op de Cerro del Sol.
Het Generalife-paleis
In deel 3 en deel 4 heb ik geschreven over de prachtige paleizen binnen de muren van het Alhambra. In opdracht van sultans als bijvoorbeeld Yusuf I (r.1333-1354) en zijn zoon Mohammed V (r.1354-1391) bouwden de Moren paleizen waar comfort en schoonheid samen gingen. De verschillende ruimten waren weelderig gedecoreerd en gegroepeerd rondom binnenplaatsen met rustgevende waterpartijen en geurige planten en struiken. De paleizen waren echter niet alleen uit de kluiten gewassen Moorse woningen, er werd hier ook politiek bedreven en recht gesproken.
In mijn vorige blogheb ik het Mexuar, het Comares en het Leeuwenpaleis beschreven: de bekendste paleizen van het Alhambra. Er waren in de tijd der Nasriden echter meer paleizen in deze ommuurde stad te vinden. Vele hebben de tand des tijds niet overleefd of werden door latere heersers omgebouwd of platgegooid om hun eigen woongemak te dienen. In dit vierde blogje focus ik op deze andere paleizen en enkele christelijke gebouwen, om met het laatste te beginnen.
De christelijke gebouwen van het Alhambra
De Reyes católicos, Isabella van Castilië en Ferdinand II van Aragon, kreeg op 2 januari 1492 de sleutel van het Alhambra overhandigd van Boabdil, de laatste sultan van Granada. Ze waren aangenaam verrast door de schoonheid die ze aantroffen, maar vonden dat de paleizen niet voldoende voldeden aan hun eigen woonwensen. Derhalve was verbouwing wenselijk.
Zuilen met stucwerk in het Leeuwenpaleis in het Alhambra
Ik was gisteren begonnen met een reeks over het Alhambra in Granada. Vandaag beschrijf ik de beroemdste gebouwen, namelijk de drie best bewaarde paleizen: het Mexuar, het Comares en het Leeuwenpaleis.
De Moorse woning ‘maal tien’
In de residentiële zone van het Alhambra zijn verschillende paleizen gebouwd. Deze waren in feite de uit de kluiten gewassen Moorse woningen waar ik in het vorige deel over heb geschreven. De meeste paleizen zijn vernietigd, verbouwd of door latere heersers overbouwd, maar het Mexuar, het Comares en het Leeuwenpaleis zijn bijzonder goed bewaard gebleven. Ze werden op verschillende momenten gebouwd en waren onderhevig aan diverse veranderingen door de tijd heen.
In het vorige stukje introduceerde ik het Alhambra. Nu maak ik even een uitstapje. Om het middeleeuwse Moorse paleis te begrijpen, moet de lezer namelijk eerst iets weten over de toenmalige woningen op het Iberisch Schiereiland. In dit stuk besteed ik ook aandacht aan de verschillende soorten versieringen die in het Alhambra zijn toegepast.
De Moorse woning in de Middeleeuwen
Het Alhambra telt diverse paleizen, waarvan er drie met kop en schouders boven de rest uitsteken: het Mexuar, het Comares en het Leeuwenpaleis. Daarover morgen meer. Ze werden op verschillende momenten gebouwd en waren onderhevig aan diverse veranderingen door de tijd heen. Het geheel is te beschouwen als een uit de kluiten gewassen weerspiegeling van de Moorse woning.
Op de kale heuvel La Sabika, aan de zuidoostelijke grens van de Andalusische stad Granada, ligt een middeleeuwse stad die in al haar oude glorie jaarlijks door duizenden toeristen wordt bezocht. Een dubbele verdedigingsmuur schermt deze Moorse stad met haar rijk gedecoreerde paleizen en paradijselijke tuinen af van nieuwsgierige blikken. Men noemt dit fort-paleis het Alhambra en we hebben dit Werelderfgoed aan de Moorse dynastie der Nasriden te danken, en tevens ook aan de bewoners die hierna volgden.
Het Alhambra heeft velen geïnspireerd, waaronder de negentiende-eeuwse schrijver Washington Irving, die in 1829 enkele maanden in dit fort-paleis verbleef. Veel kan ik niet toevoegen aan de verhalen van degenen die mij zijn voorgegaan, maar ik kan het niet laten om de pracht en praal te beschrijven die ik twee keer met eigen ogen heb mogen aanschouwen. In dit eerste van vijf blogs focus ik op het Alcazaba en de medina.
Ook de pigmenten van de muurschilderingen uit Pompeii zijn met ramanspectroscopie onderzocht, al weet ik niet of dat ook is gebeurd met deze banketscène uit het Nationaal Archeologisch Museum in Napels.
U herinnert het zich nog wel: als u op de middelbare school scheikundelessen had, maakte u met stokjes en bolletjes modellen van moleculen. Een methaanmolecuul (moerasgas) bestond dus uit een bolletje koolstof, vier stokjes en vier bolletjes waterstof. Ik weet zeker dat mijn scheikundeleraar, die in veel dingen het humoristische herkende, erop heeft gewezen dat het weliswaar een model heette maar in feite geen verkleinde maar een vergrootte weergave was. Ik dénk dat ik me herinner dat hij ons er eveneens op wees dat het slechts een manier was om voorstelbaar te maken wat een molecuul was en dat die atomen in feite heen en weer trilden. In jargon: oscillatie.
Elk molecuul trilt op een andere manier – ethanol ofwel alcohol trilt bijvoorbeeld anders dan benzeen – en dat kun je meten. Dat doe je door er een laser op te richten, waardoor de balans in zo’n molecuul verandert en straling kan vrijkomen. Het energieverschil tussen de toegevoegde energie en de uitgestraalde energie correspondeert met de trillingsenergie binnen een molecuul, die weer samenhangt met de structuur daarvan. Het spectrum van de vrijkomende straling biedt dus een aanwijzing voor de aard van het molecuul en is even uniek als een vingerafdruk. Dat is allemaal onderzocht en de resultaten zijn neergelegd in uitgebreide databases; is de meting eenmaal gedaan, dan kan een ramanspectrometer (een verrassend klein instrument overigens) contact maken met de database en het materiaal identificeren.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.