
“Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”: weinig passages uit het Nieuwe Testament hebben de relatie tussen jodendom en christendom zozeer op scherp gezet als deze woorden uit het Evangelie van Matteüs (27.25). Ze zijn te vinden in de beschrijving van het verhoor van Jezus door de Romeinse prefect Pontius Pilatus, die niet werkelijk overtuigd is van Jezus’ schuld. De Jeruzalemse menigte wordt kwaad en eist de veroordeling. Om die eis kracht bij te zetten, roept het publiek “zijn bloed kome over ons en onze kinderen”.
In de Middeleeuwen hadden de christenen er geen moeite mee deze woorden uit te leggen als rechtvaardiging van anti-joods geweld. De joden hadden destijds de messias afgewezen en kregen nu alleen maar het bloed over hun hoofd waarom hun voorouders hadden gevraagd. De Krijtberg, een negentiende-eeuwse katholieke kerk in Amsterdam, heeft nog steeds een standbeeld van een “blinde synagoge”: het idee dat het jodendom als geheel nog in de eigen tijd verantwoordelijkheid droeg voor een gebeurtenis van vele eeuwen geleden, was in 1883 nog springlevend. Zouden we de bouwers van de kerk hebben gevraagd waarop ze deze beschuldiging baseerden, ze zouden waarschijnlijk hebben geantwoord dat de joden het konden krijgen zoals ze het hebben wilden – “zijn bloed kome over ons en onze kinderen”.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.