[Volgende maand heropent het Nijmeegse Museumpark Orientalis de poorten. Het stond ooit bekend als een rooms-katholiek devotiepark, de Heilig Land-Stichting, maar de opzet is al lang geleden verbreed tot het tonen van de wereld waarin de drie monotheïstische religies zijn ontstaan. De transformatie gaat niet zonder slag of stoot: er is de afgelopen weken behoorlijk gestreden over de financiering. Zie ik het goed, dan lijdt het park ook aan de associatie met het devotiepark. Alle reden om wat aandacht te besteden aan de veranderingen in dit leuke museum. Hieronder een interview dat ik in 2008 had met Pieter-Matthijs Gijsbers, toenmalig directeur van Orientalis (en nu van het Openluchtmuseum). Hij legt de veranderingen uit.]
Veel mensen kennen Orientalis nog onder haar oude naam, Heilig Land-Stichting, dezelfde naam als van het nabijgelegen dorpje. Wat is het verschil tussen de Stichting en Orientalis?
De Stichting dateert uit 1911. Op een deel van de toen verworven grond is het huidige dorp gebouwd; op het andere deel, al met al zo’n vijftig hectare, verrezen behalve het museumpark ook een kerk, een pelgrimshuis en een begraafplaats. Het toenmalige museumpark had echt een religieuze inslag: de bezoekers konden er een wandeling maken langs reconstructies van gebouwen die een rol hadden gespeeld in het leven van Jezus. Zo was er de geboortegrot, een tollenaarshuis, het paleis van Pontius Pilatus, Golgotha en uiteindelijk het lege graf. Er waren ook standbeelden, bijvoorbeeld van Jezus in de Hof van Olijven.Het doel van de stichting was, zoals men het destijds formuleerde, “het volk in den meest algemeenen zin des woords Jesus Christus te laten kennen en het door die kennis te brengen tot liefde”. Generaties rooms-katholieke kinderen zijn er met schoolreisjes naar toe geweest en in de Goede Week werden er passiespelen opgevoerd. Het was echt wat je noemt een devotiepark, deels gefinancierd vanuit de opbrengsten van de begraafplaats.

Mede op advies van bisschop Bluyssen van Den Bosch, die de joodse oorsprong van het christendom meer over het voetlicht wilde brengen, is vanaf de jaren zeventig de oorspronkelijke aanpak opgegeven. De beelden van Christus verdwenen, de bedoeïenentent die altijd “tent van Abraham” had geheten werd omgedoopt tot “tentenkamp” en de naam veranderde in Bijbels Openluchtmuseum. De doelstelling werd nu
de herinnering aan Jezus Christus levend te houden door op aanschouwelijke en wetenschappelijk verantwoorde wijze de bezoeker in contact te brengen met de boodschap van het Oude en Nieuwe Testament en hem een beeld te geven van de geestelijke en stoffelijke cultuur van de wereld waarin de Bijbel is geschreven.
Uit de jaren tachtig dateert ook de Via Orientalis, waar men een bezoek kan brengen aan huizen met stijlkamers met bijvoorbeeld een Egyptische, Griekse, Syrische en Romeinse inrichting. Tegenwoordig benadrukken we vooral dat niet alleen het christendom in het Nabije Oosten is ontstaan, maar dat ook het jodendom en de islam er hun wortels hebben en dat die religies momenteel in een niet altijd even vreedzame dialoog verkeren. Vandaar ook de nieuwe naam die we sinds een paar maanden gebruiken, Orientalis. De laatste directeuren waren kunsthistorici, geen paters. In 2011, als het park een eeuw bestaat, moet de transformatie compleet zijn.

Wat moet ik me concreet voorstellen bij zulke veranderingen?
Voor een deel regelrechte nieuwbouw, zoals de moskee die we willen gaan bouwen bij het deel van het museum dat Tell Arab heet. Dat is gebaseerd op het Arabische handelsplaatsje Mirbat, en sultan Qaboos bin Saïd van Oman heeft ons kort geleden een half miljoen euro toegezegd om naar onze eigen inzichten – dat laatste is belangrijk – een gebedshuis in te richten.
Daarnaast worden de bestaande gebouwen gerenoveerd en gerestaureerd, zodat er ruimte ontstaat voor multimediapresentaties, waarin verschillende aspecten van de diverse religies worden gepresenteerd. Een voorbeeld is het Praetorium, het paleis van Pontius Pilatus, waar aan de ene kant van het gebouw een filmpje wordt vertoond met cabaretiers die zich boos maken over het kwaad dat uit naam van religie wordt bedreven, terwijl in de tegenoverliggende vleugel een presentatie is over de vredesboodschap die óók behoort tot het repertoire van de monotheïstische godsdiensten. Het is aan de bezoeker om, net als Pilatus destijds, vast te stellen wat waarheid is.
Het bleek betrekkelijk eenvoudig de islam bij het aanbod van het museumpark te betrekken: veel van de bestaande gebouwen zijn namelijk geïnspireerd door de architectuur van het Nabije Oosten. De katholieken kregen in Nederland rond het midden van de negentiende eeuw gelijke rechten en zochten naar een eigen beeldentaal: eerst de neogotiek, later de School van Beuron, en vanaf het begin van de twintigste eeuw het oriëntalisme, dat probeerde het leven van Jezus weer te geven zonder hem af te beelden als westerling, maar echt “wie es war”.

Er werd een tijdschrift opgericht, ’t Heilig Land, dat echt heel wetenschappelijk te werk ging en voor die tijd zeer innoverend was. De stichters van het museumpark waren natuurlijk niet de enigen die destijds de oude wereld trachtten te reconstrueren – denk aan de Saalburg in de Taunus, de Kérylosvilla in Frankrijk en het Pompejanum in Beieren – maar ze waren wel vrij bijzonder omdat ze zich toelegden op het oude Nabije Oosten. Het was niet zonder levensgevaar hoe de oprichter van het park, mgr. Arnold Suys, aan het begin van de vorige eeuw door de Levant reisde: twee van zijn metgezellen keerden niet terug. Wie wel terugkeerden van het reisgezelschap waren de architect Jan Stuyt en kunstschilder Piet Gerrits, die het park later vorm zouden gegeven. Zij hebben echt lang in het oosten doorgebracht – Gerrits van 1906 tot 1911. Al die inspanning was erop gericht het Heilige Land zo accuraat mogelijk weer te geven en dat is goed gelukt. Vandaar dat veel moslims zich vanouds op hun gemak voelen in het park.
De bouwers van de Heilig Land-stichting hebben dus kosten noch moeite gespaard om het zo authentiek mogelijk te doen zijn. Ze konden elk detail van pakweg hun reconstructie van het Sanhedrin verantwoorden. Wat vroeger “Nazaret” heette en we nu aanduiden als Beth Juda, is een exacte kopie van het Palestijnse dorpje El Hosson. De huisjes dateren uit 1916. De synagoge is daar in de jaren dertig jaar aan toegevoegd . De karavanserail uit de jaren twintig is weer gebaseerd op een model uit Jordanië. De jongste aanwinst in de serail is overigens een pas geboren dromedarisje, maar dat terzijde.
Die accuratesse levert voor ons overigens weer problemen op, want zo’n houten deur krimpt en zet uit in ons vochtige klimaat, waardoor we de huisjes niet goed kunnen afsluiten, terwijl de hoge dorpel van die huisjes ze ontoegankelijk maakt voor mensen in een rolstoel.
Waarom pas je het dan niet aan?
Omdat het museumpark op de Monumentenlijst staat, zo simpel is het. Immers, het oriëntalisme zelf is ook deel van de culturele geschiedenis van ons land. En hoewel die monumentenstatus dus af en toe problemen oproept – we kunnen zelfs de hekjes van het Praetorium niet aanpassen aan moderne inzichten – willen we het eigenlijk ook niet aanpassen. Daarvoor is het oorspronkelijke project te uitzonderlijk. Dit is essentieel katholiek erfgoed en het bestuur van de stichting spant zich in om dat te behouden.
Niet dat er niets aan te merken zou zijn op de ideeën van de stichters. Welbeschouwd is hun idee dat kennis van het huidige Midden-Oosten een soort “vijfde evangelie” zou zijn nogal badinerend. Het idee dat je daar tegenwoordig zou kunnen zien hoe het toen is geweest, vooronderstelt dat de cultuur daar weinig dynamiek kent, dat oosterlingen niet in staat zouden zijn tot enigerlei vernieuwing. Maar goed, zo zag men het destijds; en die visie maakt deel uit van ons verleden en is daarom de moeite van het bewaren waard.

Bedenk overigens ook dat niet iedereen is meegegaan met de culturele verbreding die het museum de laatste halve eeuw heeft nagestreefd. We hebben nog steeds bezoekers voor wie een bezoek aan Orientalis een christelijk, stichtelijk doel heeft. Die kunnen nu nog altijd de oude devotieroute nalopen, en waarom niet? Het park spreekt geen oordeel uit. We hebben eigenlijk wel plezier in de brede variëteit waarmee mensen denken over de zin van hun bestaan.
De bezoeker kan zijn eigen route kiezen, maar er zullen toch meer manieren zijn waarop het museum een pluriform beeld biedt?
Zeker, en de moderne multimediale technieken zijn daarbij een prachtig instrument. Neem het Huis van Mohammed dat we gaan bouwen. Dat kan vanzelfsprekend nooit een historische reconstructie zijn – niemand heeft een idee in wat van woning de Profeet leefde. Wat we wel kunnen doen is een presentatie aanbieden waarin verschillende stemmen het woord nemen. Denk aan tien gelovige moslims, sji’itisch en soennitisch, denk aan een jood, een christen en een atheïst, en laat die allemaal vertellen wie Mohammed voor hen is. En laat dan maar iemand zeggen dat Mohammed voor hem of haar een valse profeet is. De gelovige heeft er baat bij te vernemen dat zo’n visie bestaat, heeft het volste recht zijn eigen beeld daar tegenover te zetten en kan gerust zijn dat ook zijn eigen Mohammed zal worden gepresenteerd.
Elk wat wils dus als het gaat om de meningvorming. Maar dat principe is natuurlijk niet van toepassing op de reconstructie van een oud gebouw. We zijn kwaliteitsverplichtingen aangegaan ten aanzien van onze collega’s langs de Via Romana. Je kunt ervan op aan dat de gebouwen langs de Via Orientalis zo accuraat zijn als volgens moderne wetenschappelijke inzichten mogelijk is. Voor de Romeinse tuin kregen we advies van de archeoloog Wim Peters, historicus Sible de Blaauw hielp bij de reconstructie van het derde-eeuwse kerkhuis uit het Syrische Dura Europos, en zijn vakgenoot Eric Moorman adviseerde ons bij de inrichting van het mithraeum, dat een kopie is van het heiligdom uit Ostia. Ons standbeeld van keizer Augustus is gekleurd, precies zoals het volgens de laatste inzichten hoort. Voor de joodse nederzetting hebben we weer andere adviseurs, zoals de Folkertsmastichting uit Hilversum en de Stichting Levi Lassen, die de renovatie van dat deel van het museum ook financieel heeft ondersteund.

Die pluriforme benadering valt niet bij iedereen in goede aarde. Bisschop Hurkmans van Den Bosch heeft het museum voor de rechter gesleept.
De zaak is op het moment waarop we spreken [16 april 2008] nog niet helemaal afgelopen. Het kwam erop neer dat de bisschop wilde dat het katholieke Jezusbeeld meer centraal zou komen staan. Terecht merkte hij op dat we aan onze doelstelling, ook in de huidige vorm, verplicht zijn de herinnering aan Jezus van Nazaret levend te houden. En dat doen we ook. Al die jaren is er onafgebroken educatie en programmering gepleegd over Jezus en christendom: denk daarbij aan kerstexposities, aan de bouw van een vroeg-christelijke straat en nu een Jezus- Bijbelhuis.
In werkelijkheid lijkt de opmerking van de bisschop vooral een instrument te zijn geweest om zijn medestanders te mobiliseren, en was de inzet gewoonweg de macht, met het doel het museumpark te gebruiken voor katholieke evangelisatie. Maar in onze tijd is zo’n devotiepark ten dode opgeschreven – vandaar de beleidswijziging. De enige manier om te overleven is door ons te verbreden naar alle monotheïstische godsdiensten, en voor zo’n heroriëntering heb je subsidie nodig. En die krijgen we alleen als we ons houden aan de basisregels van de museale ethiek. We dienen religie dus te behandelen conform UNESCO- en ICOM-bepalingen. Katholieke evangelisatie staat daar haaks op, en dus moesten we wel nee zeggen tegen de bisschop.
Dus is het museumpark in een aparte stichting geplaatst, waarover de bisschop minder zeggenschap heeft. Een en ander is in 1998 vastgelegd in de nota “Geloof in de toekomst”. Tijdens de rechtszaak zei de bisschop onder meer dat hij daarvan niet op de hoogte was gesteld, en hij wilde de beleidswijziging terugdraaien. Dat verbaasde me. Alle bisschoppen in Nederland hebben die nota ontvangen, gelezen en erop gereageerd. Ook die van Den Bosch.
Hij heeft ons in 2003 gedagvaard, maar de rechtszaak vervolgens niet doorgezet. De kranten opperden dat mgr. Hurkmans in de gaten moest hebben dat hij de zaak niet kon winnen, en misschien is dat wel waar. Daarmee zou het probleem opgelost moeten zijn geweest, maar de bisschop had zijn mening in het openbaar gegeven, en verschillende subsidiënten leken het te gaan geloven en benaderden ons met vragen. Daarom hebben wij de zaak vorig jaar doorgezet.

Het was een complexe aangelegenheid, waarbij eerst allerlei inleidende kwesties moesten worden opgelost. We hadden tevens te maken met het canoniek recht, zeg maar het interne recht van de katholieke kerk. Dat wilde echter nog niet zeggen dat de bisschop het laatste woord had; het park is een particulier initiatief en zo’n privéstichting valt gewoon onder het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Toen dat eenmaal duidelijk was, restte de simpele vraag of het bestuur van het Bijbels Openluchtmuseum de bisschop voldoende op de hoogte had gehouden. Op 30 januari heeft de Arnhemse rechtbank uitspraak gedaan en geoordeeld dat de beleidswijziging “de bisschop van Den Bosch in redelijkheid, gezien de van hem te verwachten diligentie, niet kon en mocht zijn ontgaan”.
In gewoon Nederlands komt het erop neer dat de metamorfose van het museumpark verder kan gaan. Wat ooit een devotiepark was, werd in de jaren zeventig een openluchtmuseum over de Joods-Romeinse wereld waarin het christendom is ontstaan, en dat verandert nu verder in een ontmoetingsplaats voor aanhangers van de drie monotheïstische godsdiensten, en voor eigenlijk iedereen die religie wil onderzoeken – religie in de breedste zin des woord, met inbegrip van controverses, onderlinge beeldvorming, vragen, enzovoort. Na ons honderdjarig jubileum in 2011 willen we uitbreiden naar de wereld van het boeddhisme en hindoeïsme; we overleggen daarover momenteel met oud-bisschop Muskens.

Al met al zijn het veel veranderingen, maar het museumpark blijft tegelijk wat het altijd is geweest: een centrum voor religieuze educatie, in een historische setting. Mensen met verschillende levensbeschouwingen kunnen er hun eigen verleden bekijken en kennis maken met de historische achtergrond van anderen. Dat is één van de verschillen met Archeon: onze collega’s in Alphen aan den Rijn proberen je het verleden opnieuw te laten beleven – het is daar het verleden omwille van het verleden – terwijl bij ons de reconstructies eerder de aanleiding zijn om te komen tot een ontmoeting. En waar zij zich bezighouden met het verleden van Nederland in zijn volle breedte, concentreren wij ons meer op het spirituele tradities – ontstaan in de Oudheid en nog altijd springlevend.
Naschrift 2013
De bisschop ging niet in hoger beroep, zodat de weg vrijkwam naar de vernieuwing van het museumpark. Dit is de afgelopen jaren niet van een leien dakje gegaan, maar in februari 2013 werd de financiering veiliggesteld, naar het zich laat aanzien definitief. Op dit moment is het museumpark nog wegens de winter gesloten, maar op 23 maart gaat het weer open.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.