Opnieuw Aquilius

Medaillon van Aquilius (Valkhofmuseum, Nijmegen)
Medaillon van Aquilius (Valkhofmuseum, Nijmegen)

Een tijdje geleden blogde ik over de medaille die u hierboven ziet. Die is gevonden op het Kops Plateau in Nijmegen en ik vertelde dat deze vermoedelijk het eigendom is geweest van een centurio – eigenlijk: een primus pilus, de oppercenturio – Aquilius die ook door de Romeinse historicus Tacitus wordt genoemd.

De identificatie is belangrijk. De aanwezigheid van een centurio uit het Achtste Legioen Augusta – zie de inscriptie; dat het gaat om een centurio, blijkt uit het vishaakje > links op de derde regel – op het Kops Plateau werpt namelijk nieuw licht op het Romeinse beleid vóór de Bataafse Opstand. Tacitus, die causaliteit uitsluitend plaatst op individueel niveau, presenteert het alsof de opstand ontstond door toedoen van Julius Civilis, die de onrust door rekruteringspraktijken voor zijn eigen doeleinden benutte. Vervolgens was de Romeinse reactie inadequaat door – opnieuw een op individuen gebaseerde analyse – falend leiderschap. (Dat de troepensterkte met 75% was afgenomen, lijkt Tacitus niet te deren.)

De medaille lijkt nu te suggereren dat er versterkingen zijn geweest, helemaal vanuit Novae, Svishtov in Bulgarije, waar het Achtste destijds lag. Dat suggereert dat de gouverneurs van het Rijnland (Hordeonius Flaccus en Vitellius, beide door Tacitus getypeerd als even indolent als incompetent) tegenmaatregelen aan het nemen waren. Het broeide dus al langer – iets waar Tacitus niets van zegt.

Alles staat of valt met twee aannames.

(1) Aquilius kwam hier in de onmiddellijke aanloop tot de Opstand. Hij was primus pilus van het Achtste Legioen en er zijn voor zover ik weet maar twee mogelijkheden: óf hij is rechtstreeks vanuit Bulgarije hierheen overgeplaatst, óf hij heeft deel uitgemaakt van het team van afgezwaaide eerste centuriones in Rome, en is daarvandaan naar Germania Inferior gekomen. Een soort crisismanager dus. Hoe dit ook zij, in beide gevallen is er van hogerhand geïntervenieerd vóór de opstand.

(2) De Aquilius van Tacitus is de Aquilius van de medaille. Het gaat hier niet slechts om naam = naam, maar ook om plaats = plaats, rang = rang en tijd = tijd.

  • Tijd is tijd: het jaar 69 (Tacitus) en de derde bewoningslaag van het Kops Plateau – dus zeg maar 40-70.
  • Plaats is plaats: Germania Inferior.
  • Rang is rang: centurio of primus pilus, maar dat is hetzelfde. Er zijn twee legioenen in Germania Inferior, dus 120 centuriones. Bij een gemiddelde diensttijd van vijftien jaar (namelijk de twintig jaar officiële diensttijd en een hoge tussentijdse uitval door o/a sneuvelen, gewond raken enz.), zijn er in de dertig jaar waarover we het hebben, dus 240 mannen geweest die zich als centurio konden aandienen. Laten we er 300 van maken om rekening te houden met adviseurs van buiten de provincie.
  • Naamfrequentie: deze database kent in de gehele Oudheid zegge en schrijve vijf door een Aquilius in Germania Inferior achtergelaten inscripties, waaronder onze Gaius Aquilius Proculus. Ik kan in de snelligheid niet zien hoeveel van de 1772 hier gevonden een eigennaam bevatten, maar laten we zeggen: de helft. Voeg nog wat namen toe die we uit andere bronnen kennen. Dan is de naamfrequentie van Aquilius 5/900 ofwel minder dan een half procent.

Kortom, een in deze contreien vrij zeldzame naam, een zeer specifieke functie op het juiste moment. Ik denk dat de argumentatie achter de identificatie redelijk sterk is. Akkoord, er is geen 101% zekerheid, maar er zijn grenzen aan de scepsis. En wie dit soort vondsten niet kent, zal Tacitus gegarandeerd te letterlijk nemen.

Deel dit:

4 gedachtes over “Opnieuw Aquilius

  1. Hans van der Valk

    Een dergelijke bewijsvoering gebaseerd op statistiek en enkele veronderstellingen los uit de pols lijkt me link. Wel wil ik aannemen, dat beide officieren met de naam Aquilius waarschijnlijk de zelfde persoon zijn.

    1. Beste Hans,
      Het blijft een aanname, geen ‘bewijs’. Echter, de redenen voor de aanname zijn niet bepaald ‘los uit de pols’. Zelden kun je zoveel overeenkomsten tussen een object en een moment uit de geschiedenis leggen.

      1. Hans van der Valk

        Beste Robert,

        Ik acht het ook waarschijnlijk, dat de naam Aquilius op een en dezelfde persoon betrekking heeft, en ik vind het ook leuk, dat de gevonden medaillon eveneens waarschijnlijk betrekking heeft op iemand die door Tacitus wordt genoemd. Mijn kritiek betreft hoofdzakelijk de laatste alinea, waar de bewering van Jona min of meer het karakter van wetenschappelijk bewijs krijgt. Ik vond het nodig daarop te reageren, omdat Jona daarop een volgende veronderstelling baseerde met betrekking tot het beging van de Bataafse Opstand. Tacitus zou daarvan een verkeerd beeld hebben geschertst (best mogelijk maar niet bewezen).

  2. Evert van Ginkel

    Tijd is tijd… maar dat is hier nu net een probleempje: in de laag 40 – 70 zit inderdaad het jaar 69 besloten (mits er geen `opspit’ of `inspit’ heeft plaatsgevonden), maar een laag zelden een volkomen gesloten archeologische context. 40 – 70 is geen 69.
    En rang = rang: ja, een primus pilus is altijd een centurio, maar niet iedere centurio.., etc. Daarbij opgeteld dat de Legio VIII Augusta zich, zoals Jona zegt, in het jaar 69 nogal ergens anders bevindt, moeten we ons denk ik verplichten om plausibele alternatieve oplossingen te bedenken voor de (nogal gewilde) constructie dat de stadhouder van heinde en verre adviseurs aantrekt. Die alternatieven zijn er wel, maar laten we ze hier niet verder uitwerken, het zijn even zoveel guesses, hoe educated ook.
    `Zelden kun je zoveel overeenkomsten tussen een object en een moment uit de geschiedenis leggen’ (Robert Vermaat), is niet onwaar, maar het kunnen even zovele toevallige overeenkomsten zijn.
    Is dit grenzeloze scepsis van mijn kant? Niet helemaal, want ik sluit de mogelijkheid dat het hier inderdaad een en dezelfde persoon betreft, niet uit. Ik heb die associatie zelf een aantal malen opgeschreven in publieksgerichte publicaties, maar altijd met de slag om de arm die ik ook nu houd. Tacitus’ Aquilius = Bogaers’ Aquillius valt op de schaal `godsonmogelijk’ – `absoluut zeker’ in de categorie “niet uitgesloten/zou kunnen’. Niet meer en niet minder; Hans”“waarschijnlijk’ gaat me al wat ver. Het is best een aardige score trouwens voor een archeologische vondst.
    De suggestie dat uit de vondst blijkt dat Tacitus de toenmalige Neder-Germaanse stadhouders te kort doet (lees: `de geschiedenis moet herschreven worden’) is wat mij betreft een halve kleine en een hele grote stap te ver.

Reacties zijn gesloten.