De Rijn

De Rijn bij Koblenz

Er is wat te doen geweest om de lengte van de Rijn, de antieke Rhenus. Iedereen schreef van elkaar over dat de stroom ruim 1330 kilometer lang was. Feitelijk meet de rivier 1233 kilometer. Althans tegenwoordig. Vroeger was de rivier iets langer, want door kanalen zijn er bekortingen geweest. Maar geen 100 kilometer.

De twee bronnen liggen in de Zwitserse Alpen. De daar ontspringende riviertjes komen samen in de omgeving van Chur, het oude Curia. Vanaf hier stroomt de rivier naar het Bodenmeer: 150 kilometer noordelijker en twee kilometer lager. Bij dit meer, ooit bekend als Lacus Brigantinus, buigt de rivier westwaarts en dondert vervolgens naar beneden over de enorme waterval bij Schaffhausen. Nog even verderop, bij Windisch (Vindonissa), mondt de Aare uit in de Rijn en vanaf daar is de stroom voor schepen bevaarbaar.

Lees verder “De Rijn”

De slag bij Farsalos (7)

De maan

[Zevende deel van het verslag over de slag bij Farsalos. Het eerste was hier.]

De door Caesar behaalde overwinning bij Farsalos was totaal en zijn manschappen wilden al beginnen met de plundering van Pompeius’ kamp. Een deel van het vijandelijke leger had zich echter in veiligheid gebracht op wat nabijgelegen heuvels. Omdat onduidelijk was hoe groot dit leger was, en dus niet viel uit te maken of Caesars mannen het terrein werkelijk meester waren, verlegde Caesar zijn aandacht naar de Pompeianen in de heuvels.

Caesar schrijft het volgende – net als in de eerdere stukken geeft ik het weer in de vertaling van Hetty van Rooijen.

Lees verder “De slag bij Farsalos (7)”

Dyrrhachion: Pompeius valt aan

Pompeius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als ik u zeg dat het 6 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar (voor de tweede keer) en Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 26 mei 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar gisteren 2069 jaar geleden?”

De stellingen bij Dyrrhachion

Het initiatief verspelen. Dankzij de desertie van Roucillus en Aecus, de twee Allobrogenleiders waarover ik gisteren blogde, wist  Caesars tegenstander Pompeius precies waar het zwakke punt was in de door de Caesars manschappen aangelegde stellingen. Dat was helemaal in het zuiden. Daar was het mogelijk om met schepen een landing uit te voeren achter het door Caesars Achtste Legioen gebouwde fort. In zijn Burgeroorlog legt Caesar het probleem uit:

Lees verder “Dyrrhachion: Pompeius valt aan”

Stellingenoorlog bij Dyrrhachion

Een betere foto van Petra heb ik niet

Als ik u zeg dat het 15 april was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus het consulaat  bekleedden, en als ik dat omreken naar 8 maart 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij kan het u zelf het beste uitleggen, maar eerst recapituleer ik de situatie nog even. Caesar had twee keer (één, twee) geprobeerd zich meester te maken van Dyrrhachion, het huidige Durrës, waar zijn rivaal Pompeius materiaal en voedsel had opgeslagen. Beide keren had Pompeius hem de loef afgestoken. Caesar had zijn kamp ingericht halverwege Dyrrhachion en het kamp van Pompeius, wiens kamp aan zee lag en werd gedomineerd door de heuvel Petra, die u hierboven ziet.

Lees verder “Stellingenoorlog bij Dyrrhachion”

Wedloop naar Dyrrhachion

De baai van Durrës

Als ik u zeg dat het 3 april was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus dienden als consul in Rome, en als ik dat voor u omreken naar 16 februari 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Zoals aangegeven was Caesar met zijn ervaren troepen in de winter overgestoken naar wat nu Albanië heet, waar Pompeius een leger aan het opbouwen was. Hij beschikte ook over meer schepen. Toen Marcus Antonius, zoals ik vorige week vertelde, de oversteek desondanks maakte, moest hij dan ook uitwijken naar het verre noorden. Daar ging hij in Lissos aan wal, een havenstad die partij had gekozen voor Caesar, tegen de Senaat en Pompeius.

Lees verder “Wedloop naar Dyrrhachion”

Domitianus’ protegé: Velius Rufus

Inscriptie ter ere van Gaius Velius Rufus

Ik ontmoette Gaius Velius Rufus op 8 april 2012. Mijn zakenpartner en zijn echtgenote, met wie ik in Baalbek was, zagen hem als eerste en riepen me dat ik snel moest komen kijken. Hierboven ziet u de overdonderende inscriptie, die ergens rond het jaar 100 na Chr. is opgericht door een zekere Marcus Alfius Olympiacus, de standaarddrager van het Vijftiende Legioen Apollinaris. De tekst is lang – u vindt hem hier – en boordevol informatie.

Joodse Opstand

Eerst maar even zijn naam: zijn vader heette Salvius, een naam die in de eerste eeuw vooral voorkwam in de Abruzzen (hoewel de bekendste drager van deze naam, keizer Marcus Salvius Otho, afkomstig was uit een stadje in het wat noordelijkere Etrurië). Misschien kwam Gaius Velius Rufus dus uit het midden van Italië voordat hij centurio werd in het Twaalfde Legioen Fulminata, dat was gestationeerd in Syrië.

Lees verder “Domitianus’ protegé: Velius Rufus”

Caesar verovert Corfinium

Caesar (Vaticaanse Musea, Rome)

In de nacht van 16 op 17 december 50 v.Chr. (11/12 januari volgens de Romeinse kalender), was Julius Caesar Italië binnengevallen door de Rubico over te trekken. Dat was het begin van de Tweede Burgeroorlog. Hij was namelijk gouverneur van wat ik gemakshalve even zal aanduiden als Gallië en de Povlakte, en door met een leger zijn provincie te verlaten, was hij formeel in opstand tegen de Senaat.

Ik wijdde er al een stukje aan en beschreef in een tweede stukje hoe Caesar langs de Adriatische kust oprukte naar het zuidoosten, terwijl zijn kolonel Marcus Antonius de Apennijnen overtrok richting Umbrië. Met de inname van Arezzo stelde hij Caesars aanvoerlijnen vanuit Gallië veilig. Ondertussen evacueerden de consuls en hun generaal Pompeius, die hun macht zagen afbrokkelen, de hoofdstad. Alleen in het zuiden konden ze nog soldaten rekruteren. Ik was in deze reeks gekomen tot Caesars inname van Ascoli op 8 januari (5 februari op de Romeinse kalender). Wat gebeurde er in de daarop volgende weken?

Lees verder “Caesar verovert Corfinium”

De zeeslag bij Aktion (1)

Victoria met een trofee op een monument na de zeeslag bij Aktion (Pojani, Albanië )

Julius Caesar was vermoord, zijn erfgenamen Octavianus en Marcus Antonius hadden in Macedonië de moordenaars verslagen en verdeelden nu de wereld. Eerstgenoemde keerde naar Italië terug met onder meer het Vierde Legioen, dat in de voorafgaande oorlog de bijnaam Macedonica had gekregen, en het Zevende en Achtste. Antonius behield het Derde Gallica, V Alaudae, VI Ferrata, het Tiende en het Twaalfde, dat zich was gaan tooien met de bijnaam Fulminata, “bliksem”. De legioenen, ooit tijdelijke eenheden, begonnen nu een permanent karakter te krijgen. Het Romeinse Rijk was een beroepsleger aan het ontwikkelen.

Legioenenopbouw

Antonius trok met zijn legioenen naar het oosten, waar hij de provincies reorganiseerde en capabele heersers aanstelde in bevriende koninkrijken. De bekendste daarvan is de Joodse vorst Herodes, die zijn beschermheer eerde door in Jeruzalem een kasteel Antonia te noemen. Ook ontketende Marcus Antonius een oorlog tegen het Parthische Rijk, Romes oosterbuur. Ondanks aanvankelijke tegenslagen eindigden deze campagnes met de annexatie van Armenië. Gaandeweg bouwde Antonius een leger op dat uiteindelijk drieëntwintig legioenen telde.

Lees verder “De zeeslag bij Aktion (1)”

Het einde van de Romeinse Republiek (3)

De vlakte van Farsalos, waar de Romeinse Republiek ten onder ging

[In het eerste stukje beschreef ik hoe Julius Caesar de aanval opende op de Romeinse Republiek, waar de Senaat Pompeius het oppercommando had toegekend; in het tweede beschreef ik Caesars eerste successen, zijn nederlaag bij Dyrrhachion en zijn vlucht voorwaarts, richting Thessalië, waar zijn leger op de vlakte van Farsalos tegenover Pompeius kwam te staan.]

De slag bij Farsalos

Toen Caesar het legerkamp van Pompeius naderde, trof hij diens leger in slagorde aan. Op de linkervleugel stonden de twee legioenen die door Caesar bij het begin van hun onenigheid op grond van een Senaatsbevel waren overgedragen: ze werden nu respectievelijk als het Eerste en het Derde aangeduid. Daar bevond zich Pompeius zelf. Het centrum van de slaglinie werd bezet door Scipio met de legioenen uit Syrië. Het legioen uit Kilikië, versterkt met de Spaanse cohorten […], was op de rechtervleugel geplaatst. Zij werden door Pompeius als zijn sterkste troepen beschouwd. Alle anderen had hij tussen het centrum en de vleugels opgesteld, en daarmee een totaal van honderdtien cohorten bereikt. Dit waren vijfenveertigduizend man, met daarbij nog ongeveer tweeduizend vrijwillig opgekomen veteranen, afkomstig uit […] zijn vroegere legers; deze had hij over de hele linie verdeeld. De zeven resterende cohorten had hij ter bescherming verspreid over het legerkamp van en de naburige vestingen. Zijn rechtervleugel werd beveiligd door een rivier met steile oevers; daarom had hij zijn hele ruiterij en alle boogschutters op de linkervleugel kunnen plaatsen.{{Caesar, De Burgeroorlog 3.88-96; vert. Hetty van Rooijen.}}

Lees verder “Het einde van de Romeinse Republiek (3)”

Alesia (1)

Caesar, die met zijn verslag van de strijd om Alesia zichzelf de hemel inschreef (Altes Museum, Berlijn)

Veel Romeinse auteurs meenden dat de verovering van Karthago – ik blogde er al over – het begin was geweest van een periode van zedenverval. Geldzucht en machtswellust hadden hun intrede gedaan, de Romeinen hadden hun oprechtheid verloren, list en geweld waren acceptabele politieke middelen geworden. Het was van kwaad tot erger gegaan doordat militaire leiders de Senaat onder druk zetten en de Volksvergadering paaiden met geschenken, waardoor het volk lui en vadsig zou zijn geworden.

Titus Livius gaf de lezers die zijn geschiedwerk ter hand namen het advies erop te letten hoe de moraal eerst begon af te brokkelen, vervolgens meer en meer verviel en uiteindelijk in hoog tempo ineenstortte. De enige antieke auteur die verder keek dan het zogenaamde verval van normen en waarden, was Appianus van Alexandrië, die aan het begin van zijn boek over de Burgeroorlogen de diepere sociaal-economische veranderingen beschreef.

Lees verder “Alesia (1)”