Nehemia

Geen enkele steen in Jeruzalem kan met zekerheid worden geïdentificeerd als onderdeel van de muur van Nehemia. In de oostelijke muur van het Tempelterras is echter een verschil aan te wijzen tussen herodiaans steenwerk (links van de rode pijl) en ouder steenwerk (rechts). Dit laatste lijkt op het Perzische steenwerk uit Sidon en Byblos. Het kan echter ook jonger zijn en dateren uit de hellenistische tijd.

Eerder dit jaar schreef ik een paar stukjes over Perzië in de Bijbel. Het eerste deel was hier. Ik heb één aspect laten liggen omdat ik er even wat literatuur op wilde naslaan: de rol van Nehemia, over wie ik schreef in het vierde deel van de reeks. Nehemia was werkzaam aan het hof van koning Artaxerxes I Makrocheir (r.465-424), die hem in zijn twintigste regeringsjaar (dus in 446 v.Chr.) naar Jeruzalem liet gaan om daar de stadsmuren te herbouwen.

Dat bracht Nehemia in conflict met Sanballat van Samaria, met Tobia van Ammon en een Arabier die Gesem wordt genoemd en die we ongetwijfeld moeten plaatsen in de wijde omgeving van Petra. Ook zou Nehemia maatregelen hebben genomen om de stad opnieuw te bevolken en dwong hij naleving af van de Wet van Mozes. Schuldendelging was één van de maatregelen en een huwelijkspolitiek was een andere: de bewoners van Jeruzalem kregen opdracht om, als ze als jood erkend wilden blijven worden, alleen met joden te trouwen. Sommige huwelijken lijken inderdaad ten einde te zijn gekomen.

Met dit alles betoonde Nehemia zich een man van zijn tijd. Het was volkomen normaal dat de Perzische koning mensen aan het hof had uit alle volken van zijn rijk. Als Nehemia rond 450 v.Chr. aan het hof verbleef, kan hij daar behalve Perzen ook mensen uit Baktrië, Armenië en Lydië hebben ontmoet. Koningen konden zulke mensen naar hun vaderland sturen voor speciale opdrachten. Herodotos vermeldt bijvoorbeeld Histiaios die orde op zaken moest stellen in zijn vaderstad Miletos en we weten dat koning Artaxerxes II Mnemon aan het begin van de vierde eeuw de Athener Konon uitstuurde met een vloot om de barbaren in het westen te pacificeren. Een Nehemia die met een opdracht naar Juda reisde, zou niet hebben hoeven rekenen op opgetrokken wenkbrauwen.

De invoering van nationale, niet-Perzische wetten was in het Perzische Rijk ook niets wereldschokkends. De koning was immers “koning van alle volken” en daaruit volgde dat deze herkenbaar moesten blijven en niet mochten opgaan in een soort smeltkroes. Iranisering van de onderdanen was geen Perzisch beleid.

Huwelijkspolitiek? Opnieuw een standaardverhaal. Eén parallel is Nehemia’s tijdgenoot Perikles, die een wet invoerde die bepaalde dat je alleen Athener kon zijn als je twee Atheense ouders had. Er is ook een verschil: bij Nehemia draaide het om rituele reinheid en bij Perikles om burgerschap. Die tegenstelling is echter minder groot dan ze lijkt: burgerschap was destijds vooral lidmaatschap van de gedeelde stedelijke cultus. Wij, met onze scheiding van kerk en staat, herkennen een tegenstelling die in de Oudheid niet zo bestond.

Schuldverlichting? Kijk opnieuw naar de Griekse praktijk voor parallellen. Het was een standaard-eis in tijden van sociale onrust. Herbouw van een stad? Zie Athene in 479 v.Chr., Plataia in 386, Messene in 371/370 voor enkele parallellen uit de Griekse wereld. Al dit soort zaken moeten elders in de oude wereld eveneens zijn voorgekomen maar het bewijsmateriaal is onregelmatig over de antieke wereld verdeeld, waardoor we Juda vrijwel alleen met Griekenland kunnen vergelijken.

Er is nog iets interessants. De Bijbelboeken Ezra en Nehemia behoren samen met Kronieken tot één blok bijbelse literatuur. Dat laatste boek is een bewerking van allerlei ouder materiaal (ik beschreef het al), aangepast aan de eisen van de tijd. Dat herschrijven van religieuze literatuur gebeurde wel meer. Voorbeelden zijn de Samaritaanse Pentateuch, het Boek der Wachters, Jubileeën, de Bewerkte Pentateuch (een groep Dode Zee-rollen), het Leven van Mozes van Philo van Alexandrië en de Joodse oudheden van Flavius Josephus. Hoewel de vrijheid die de herschrijvers nemen ten opzichte van de bronteksten varieert, is duidelijk dat ze de oude verhalen steeds aanpassen aan wat in de eigen tijd bruikbaar was.

Het leuke is dat dit genre, dat we dus vanaf de vierde eeuw v.Chr. kunnen volgen, een parallel heeft in de wijze waarop Eforos, Theopompos en de zogenaamde “Oxyrhynchus Historicus” het oeuvre van hun voorgangers (Herodotos, Thoukydides en Xenofon) aanpasten aan de thema’s die in de vierde eeuw in de mode waren. Ik stip ook nog even aan dat Nehemia, dat in feite een verslag is van de dingen die de auteur heeft meegemaakt, ook alweer parallellen heeft in de toenmalige Griekse wereld: de Hypomnemata van de tragediedichter Ion van Chios, een tijdgenoot van Nehemia, en de iets jongere Zevende brief van Plato.

Die laatste tekst kan een vervalsing zijn, maar hoe dat ook zij: Nehemia was een man van zijn tijd en hij wedijvert met Ion om de eer de uitvinder te zijn van een nieuw genre: de autobiografie.

Deel dit:

Een gedachte over “Nehemia

  1. eduard

    De Perzen en niet Perzen die er door de grote koning op uit werden gestuurd om bestuurlijke en militaire functies in het Perzische Rijk te vervullen lieten gewoonlijk familieleden aan het hof achter. Deze gijzelaars waren een garantie van trouw, want als die functionaris iets deed wat de grote koning niet beviel zouden die achtergelaten familieleden een kopje kleiner worden gemaakt. Een voorbeeld is Memnon, de Griekse huurling in Perzische dienst die, om in de strijd tegen Alexander het bevel over de zeestrijdkrachten van het Perzische leger te krijgen, zijn familie naar het hof van Darius III stuurt. Zijn er ook aanwijzingen dat Nehemia familie aan het hof van Artaxerxes I heeft achtergelaten?

Reacties zijn gesloten.