Joodse literatuur (2): Na de ballingschap

Dit kleitablet in het Pergamonmuseum (Berlijn) documenteert hoe de Judese koning Jojachin in Babylonië in ballingschap was.

Dit is het tweede deel van een chronologisch overzicht van de joodse literatuur, waarvan het eerste deel hier was. Een beredeneerd overzicht vindt u daar. In de nu beschreven periode, die begint in 587 v.Chr., vinden we de joodse schrijvers in Babylonië, waar een belangrijke redactie van de Wet van Mozes heeft plaatsgevonden. Die heb ik, wegens de enorme complexiteit, buiten deze tabel gehouden. In 539 onderwierp koning Cyrus van Perzië de Babyloniërs en keerden de joden terug uit hun Babylonische Ballingschap.

Deze terugkeer wordt meestal geplaatst in de jaren na 539, maar er is wel enige twijfel. Het nederzettingenpatroon in het land van Israël veranderde pas in het tweede kwart van de vijfde eeuw v.Chr. en de geslachtslijsten in Kronieken suggereren ook een latere terugkeer. (Als de joden meteen zijn teruggekeerd, zijn de generaties tussen 587 en 539 namelijk wel erg kort en die na 539 wel erg lang.) Deze kwestie is belangrijk, omdat een langer verblijf in het oosten meer gelegenheid laat voor de beïnvloeding die er evident is. Teksten als Kronieken documenteren een van oorsprong Perzisch dualisme. Satan maakt zijn opwachting.

Lees verder “Joodse literatuur (2): Na de ballingschap”

Nehemia (bis)

Jeruzalem, met een muurfragment dat van Nehemia zou kunnen zijn

Een tijdje geleden blogde ik over Nehemia, de Joodse leider die in de Perzische tijd Jeruzalem herbouwde.  Aanvankelijk werkte hij aan het hof van koning Artaxerxes I Makrocheir (r.465-424), die hem echter in 446 v.Chr. naar Juda stuurde. In mijn stukje wees ik erop hoe ontzettend goed het optreden van Nehemia past in de Mediterrane wereld van die tijd.

Ik vertelde ook over de stadsmuren die hij bouwde. Daarvan kan op dit moment geen steen met zekerheid worden geïdentificeerd, maar het Tempelterras bestaat uit verschillende stukken muurwerk en in het oosten is een verschil aan te wijzen tussen het steenwerk uit de tijd van koning Herodes de Grote en steenwerk dat veel ouder is. Dat laatste lijkt op muren uit de havensteden Sidon en Byblos, de bases van de Perzische vloot, al kan het ook dateren uit de hellenistische tijd. Ik toonde daarvan destijds een foto, maar kreeg gisteren van mijn evangelische vriend Jan-Pieter van de Giessen een veel betere. Zie boven.

Lees verder “Nehemia (bis)”

Nehemia

Geen enkele steen in Jeruzalem kan met zekerheid worden geïdentificeerd als onderdeel van de muur van Nehemia. In de oostelijke muur van het Tempelterras is echter een verschil aan te wijzen tussen herodiaans steenwerk (links van de rode pijl) en ouder steenwerk (rechts). Dit laatste lijkt op het Perzische steenwerk uit Sidon en Byblos. Het kan echter ook jonger zijn en dateren uit de hellenistische tijd.

Eerder dit jaar schreef ik een paar stukjes over Perzië in de Bijbel. Het eerste deel was hier. Ik heb één aspect laten liggen omdat ik er even wat literatuur op wilde naslaan: de rol van Nehemia, over wie ik schreef in het vierde deel van de reeks. Nehemia was werkzaam aan het hof van koning Artaxerxes I Makrocheir (r.465-424), die hem in zijn twintigste regeringsjaar (dus in 446 v.Chr.) naar Jeruzalem liet gaan om daar de stadsmuren te herbouwen.

Dat bracht Nehemia in conflict met Sanballat van Samaria, met Tobia van Ammon en een Arabier die Gesem wordt genoemd en die we ongetwijfeld moeten plaatsen in de wijde omgeving van Petra. Ook zou Nehemia maatregelen hebben genomen om de stad opnieuw te bevolken en dwong hij naleving af van de Wet van Mozes. Schuldendelging was één van de maatregelen en een huwelijkspolitiek was een andere: de bewoners van Jeruzalem kregen opdracht om, als ze als jood erkend wilden blijven worden, alleen met joden te trouwen. Sommige huwelijken lijken inderdaad ten einde te zijn gekomen.

Lees verder “Nehemia”

Joodse literatuur (3)

Jona en de grote vis (Sarcofaag, Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

[Dit is het derde van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

De Perzische tijd, van 539 tot 332 v.Chr., zag grote veranderingen binnen de Joodse godsdienst. Het exclusivisme van de Verbondstheologie, waarin één uitverkoren volk op één plaats één God diende, werd bijgesteld. Hoewel de tempelcultus inmiddels was hersteld, bevatten de tijdens de Perzische heerschappij geschreven slothoofdstukken van Jesaja opnieuw beschrijvingen van een nieuw Jeruzalem, waarin de tempel het gebedshuis van alle volken zou zijn. Opnieuw is er het idee van een vernieuwde wereld, waarin in feite de paradijstoestand zal worden hersteld.

Lees verder “Joodse literatuur (3)”