
[Bij mijn mail zat een tijdje geleden de vraag welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks bied ik een persoonlijke keuze, waarbij het leesplezier voorop zal staan. Wie zich er werkelijk in wil verdiepen, kan beter aan een universiteit een cursus doen. Voor de Latijnse literatuur is er bovendien Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus. Voor de Griekse en de christelijke literatuur is zo’n boek er niet. Vandaag vervolg ik waar ik was gebleven: bij de Griekse filosofie. Eerdere delen waren gewijd aan de allereerste filosofen, aan Parmenides, Plato en Aristoteles, en aan twee hellenistische scholen. Vandaag de hoofdlijnen van de Stoa en het Epicurisme; later een gastauteur over de Romeinse ideeën.]
Als je mij zou vragen welk deel van de antieke filosofie ik het meest waardevol vind, dan zou ik antwoorden: de ethische stelsels uit de tijd na Alexander de Grote. De wereld van de Griekse cultuur was groter geworden, mensen identificeerden zich minder met de oude stadstaten en iemand muntte het woord “wereldburger” om aan te geven dat een verstandig mens zich overal thuis kon voelen. Maar hoe leefde je verstandig en wat was goed in een wereld waarin de traditionele banden en zekerheden er niet meer waren? Het individu moest het inzicht meer dan ooit uit zichzelf zien te halen. Dat lijkt wel een beetje op het individualisme dat in onze samenleving zo hoog staat aangeschreven en dat maakt de hellenistische filosofen voor ons redelijk toegankelijk.
De bekendste stroming is de Stoa, een woord dat “zuilenhal” betekent: het gebouw op de Atheense markt waar de stichter Zenon van Kition zijn leerlingen verzamelde. De centrale gedachte in zijn filosofie is dat de natuur is geordend door en naar de goddelijke rede. Omdat ook de mensen met rede zijn toegerust, kan de kosmos minimaal voor een deel worden begrepen en één van de inzichten is dan dat niets gebeurt – niets gebeuren kán – dat niet redelijk is. Een verstandig mens accepteert dus wat hem overkomt, past zich eraan aan en vindt zo gemoedsrust.
Dit zoeken naar gemoedsrust ontslaat een mens overigens niet van zijn maatschappelijke verplichtingen. Menig stoïcijn heeft zich verzet tegen tirannie, die blijkbaar niet werd beschouwd als een onveranderbaar, door de goden al bij de schepping vastgelegd kosmisch gegeven.
De sociale dimensie was bij de stoïcijnen nooit ver weg en een interessant inzicht is dat niet alleen rijke Griekse heren met rede waren uitgerust, maar dat iedereen beschikte over een voldoende goed stel hersens. Zelfs slaven, zelfs vrouwen. Dat was in de Oudheid bepaald geen vanzelfsprekende gedachte. Dat wij die gelijkheid tegenwoordig wel erkennen, bewijst vanzelfsprekend niet dat de Stoa deze invloed op ons heeft gehad: daarvoor zou je zowel continuïteit van het denkbeeld als continuïteit van de werking daarvan moeten bewijzen en ik ben er zo zeker niet van of dat mogelijk is. Het christendom is een betere kandidaat. Het zal die religie niet zijn binnengekomen via de Stoa; eerder zou ik denken aan de joodse discussies over de niet-exclusiviteit van het Verbond.
Welke teksten zou je kunnen lezen over de Stoa? De Griekse originelen zijn veelal verloren gegaan; wat we wél hebben is de receptie daarvan in de Romeinse keizertijd, en daarop komen we nog terug.
Een tweede ethisch stelsel uit de tijd na Alexander de Grote is de leer van Epikouros, die het oneens was met de stoïcijnen dat een verstandig mens, geconfronteerd met tegenslagen, ze gelaten probeerde te ondergaan. De epicureeër probeerde tegenslag juist te ontwijken. De mens leeft maar één keer; als hij sterft, desintegreert zijn ziel tot atomen en is het gewoon voorbij; we hoeven voor helse straffen niet bang te zijn; we mogen genieten van wat ons plezier doet.
De epicureeërs wordt wel aangewreven dat ze alleen maar streefden naar zinnelijk genot, maar die typering is accurater voor de Cyreense school. Ook wordt de epicureeërs een zekere wereldvlucht toegeschreven: wie ellende wil ontwijken, moet haar in elk geval niet opzoeken door een rol in het openbare leven te aanvaarden, maar kan beter in het verborgene leven. Ik zal nog eens bloggen over Diogenes van Oinoanda, een epicureeër uit de Romeinse keizertijd die een opvallende vorm vond voor zijn maatschappelijk engagement. Overigens vatte Epikouros zelf zijn leer samen in een reeks korte aforismen die ongeletterden uit het hoofd konden leren, zodat ook zij van de epicurese inzichten konden profiteren.
De derde stroming uit de hellenistische tijd is de Skepsis. Simpel samengevat beweerden de volgelingen van Pyrrhon van Elis dat we de werkelijkheid niet voldoende kunnen kennen en dat we dus nooit de feiten werkelijk doorgronden. Het is dus beter je oordeel op te schorten, want dat bespaart je de noodzaak het aan te passen.
Het is niet moeilijk te zien dat deze opvatting zichzelf tegenspreekt. Hoe weet je zeker dat we de werkelijkheid niet voldoende kunnen kennen? Hoe weet je zeker dat je, ondanks de beperktheid van je waarneming, niet toch tot enige conclusies kunt komen? Hoe weet je zeker dat je iets niet zeker weet? Of, met een bekend woord van de man die in de negentiende eeuw het bloggen uitvond: “Misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet.”
Nog een laatste punt: de Skepsis doet modern aan. Of postmodern, zo u wil. In feite komen we hier op de fundamentele vraag wat er eigenlijk gebeurt als we kennis nemen van antieke ideeën en iets herkent: zijn ze dezelfde als de onze of lijken ze alleen maar zo? En – zonder dat ik een lollige woordspeling beoog – hoe kunnen we zoiets zeker weten?
Wat moet u lezen? Ik zou bij wijze van kennismaking met de Griekse filosofie Diogenes Laërtios lezen, die een amusante bundel filosofenlevens heeft geschreven. Echte filosofie is dat natuurlijk niet, maar de anekdotes die hij vertelt, illustreren de leer van de gebiografeerden. Er is een vertaling door Rein Ferwerda; de Griekse tekst en een Engelse vertaling zijn hier.
“…iemand muntte het woord “wereldburger” om aan te geven dat een verstandig mens zich overal thuis kon voelen.” Dat was Philo (De Confusione Linguarum 106), en degene die hij als ‘kosmopoliet’ beschreef was de Oudtestamentische Mozes, die ‘de wereld als een stad en als een vaderland bewoonde’.
Ik geloof je op je blauwe ogen, maar ik meende me te herinneren dat het ouder was, iemand uit de eerste of tweede generatie na Alexander. Anyhow, het was daarvóór ondenkbaar dat een man of vrouw zich zo zou hebben omschreven.
Volgens Diogenes van Laertius (Vit. Philos. 6.63) was het woord een uitvinding van Diogenes van Sinope. Dat zou wat mij betreft misschien wel kunnen kunnen; maar volgens jou dus niet, want die leefde in de 4e eeuw v.C. en toen kon nog niemand zich zo omschrijven 😉 .
Touché
Ik ken verstandige mensen die gewoon thuisblijven; mankeert niks aan.
Ik heb hier een boek liggen van Oosthout over sceptisch denken.
Jona hoe wordt dit boek gewaardeerd door jou?
Ik ken het niet, sorry.
De Cynici worden gerekend tot de kleine Socratici en worden, gezien de periode waarin ze hun leer verkondigden, dan ook niet tot de hellenistische filosofische scholen gerekend. Het is sensu strictu ook nooit een echte school geweest.
‘Toch hebben ze een grote invloed gehad op de Stoa en ook nog tijdens de keizertijd zouden er rondtrekkende predikanten geweest zijn die opkwamen voor eenvoud, soberheid en vrijheid tegenover de conventie’. (bron: Emile de Strijcker, Antieke filosofie, Ambos 1980).
Wie voor het eerst de term kosmopolitês gebruikt heeft is volgens mij niet meer na te gaan.
Eerst en vooral is het boek van Diogenes Laërtius zoals JL zegt een amusant boek en E. de Strijcker noemt zijn werk ‘een uiterst verwarde compilatie uit talloze bronnen, dikwijls uit de tweede en de derde hand geciteerd, een mijn van juiste en van onjuiste informatie’
De definitie van het woord wereldburger is in de loop van de geschiedenis vaak van betekenis veranderd: zie: https://www.wikiwand.com/nl/Kosmopolitisme
Een hedendaagse definitie van de Afrikaanse filosoof Appiah krijgt veel bijval.
zie: https://www.wikiwand.com/en/Kwame_Anthony_Appiah
Wat het probleem is met de uitspraak van Diogenes van Sinope, als we ervan uitgaan dat Diogenes Laërtius het juist weergeeft, is dat Diogenes het als een negatieve uitspraak bedoeld heeft en dat hij bedoelde: ik kan overal wonen en leven, ik hoef niet in Sinope te wonen. Hij was namelijk voor valsmunterij, samen met zijn vader verbannen uit zijn stad Sinope.
Hij was er niet op uit om ook maar iets aan wereldburgerschap te doen, integendeel: voor de cynici was het hoogste doel de volledige autarkie. Hun ideaal was zich helemaal niets aan te trekken van de conventies, goede manieren, tradities, etc. Dat druist in tegen bovenstaande definitie van Appiah.
Ik geef ook nog een citaat uit de Stanford Encyclopedia of Philosophy:
‘In fact, the first philosopher in the West to give perfectly explicit expression to cosmopolitanism was the Socratically inspired Cynic Diogenes in the fourth century BCE. It is said that “when he was asked where he came from, he replied, ‘I am a citizen of the world [kosmopolitês]’” (Diogenes Laertius VI 63). By identifying himself not as a citizen of Sinope but as a citizen of the world, Diogenes apparently refused to agree that he owed special service to Sinope and the Sinopeans. So understood, ‘I am a citizen of the cosmos’ is a negative claim, and we might wonder if there is any positive content to the Cynic’s world citizenship. The most natural suggestion would be that a world citizen should serve the world-state, helping to bring it about in order to enable the later work of sustaining its institutions and contributing to its common good. But the historical record does not suggest that Diogenes the Cynic favored the introduction of a world-state. In fact, the historical record does not unambiguously provide Diogenes any positive commitments that we can readily understand as cosmopolitan. The best we can do to find positive cosmopolitanism in Diogenes is to insist that the whole Cynic way of life is supposed to be cosmopolitan: by living in accordance with nature and rejecting what is conventional, the Cynic sets an example of high-minded virtue for all other human beings. A fuller exploration of positively committed philosophical cosmopolitanism arrives only with the Socratizing and Cynic-influenced Stoics of the third century CE.’
Een zeer interessante oratie over kosmopitisme van Prof. Dr. Kleingeld vindt u hier:
https://www.rug.nl/filosofie/kcf/onze-mensen/oratie-kleingeld.pdf
Conclusie: we moeten bij dat ‘wereldburgerschap’ van Diogenes een groot vraagteken zetten. De Stoïcijnen voelden zich meer wereldburgers en gaven daar ook een positieve uitvoering aan!
Helaas is de weergave van Appiah’s cosmopolitisme-begrip op die Engelstalige wikipedia volstrekt onbegrijpelijk.
Beste Willemkr,
Om te beginnen: ik heb die Engelse Wikipedia site aangehaald, omdat ik dacht dat daar het meest over Appiah te vinden was. De man heeft met zijn opvattingen over kosmopolitisme maar ook met zijn andere filosofische ideeën veel succes geoogst, als je ziet wat voor prijzen en eerbetuigingen hij gekregen heeft. Dit gezegd zijnde, ben ik het met u eens dat het niet overduidelijk is wat hij met zijn definitie bedoelt. Ik heb hem ook alleen maar aangehaald in het kader van het feit dat de definitie van kosmopolitisme in de loop der tijden nogal vaak veranderd is, waarbij ik niet gezegd heb een aanhanger van zijn theorie te zijn. Hij heeft zoal je in het artikel zag ook de nodige kritiek gekregen.
Wat ik denk wat hij bedoelt – maar ik geef mijn mening graag voor een betere – is dat hij van mening is dat culturen er op zichzelf weinig toe doen, maar mensen des te meer en dat alle culturen andere culturen moeten proberen te begrijpen en dat wij in gesprek moeten blijven met en kennis moeten opdoen van andere culturen, zelfs na 9/11. Zolang als het respect voor het menselijk leven overeind blijft en zolang als culturen geen schade toebrengen aan het leven en het welzijn van andere culturen, kunnen we, met behoud van eigen cultuur, toch tot een soort kosmopolitisme komen, zelfs in een stad waar tientallen culturen naast elkaar wonen.
Hij vindt ook dat we tegenover elkaar meer plichten hebben dan elkaars medeburgers zijn.
Zijn definitie van kosmopolitisme is “universality plus difference”. Daarbij zou het eerste altijd de voorrang moeten hebben boven het tweede. Wij kennen het begrip ‘eenheid in verscheidenheid’, maar dat lijkt mij toch iets anders. Ik heb de indruk dat hij bedoelt dat culturen wel verschillend mogen zijn als we maar dezelfde universele waarden delen en dat laatste kan eigenlijk alleen maar door ‘in conversation’ te zijn met elkaar. Toch een vorm van ‘inclusief multiculturalisme’ ?
Omdat ik toch iets meer over hem wilde weten heb ik een paar dagen geleden zijn boek ‘Cosmopolitanism’ aangeschaft en ben er nu aan begonnen. Ik hoop dat zijn opvattingen wat duidelijker worden door dit boek.
Met vriendelijke groet,
Roger van Bever
“Het christendom is een betere kandidaat.”
Mwoah. Noch de katholieke noch de orthodoxe kerk hebben een beste reputatie op dit gebied.
Ik zet mijn geld op de Vikingen.
http://sciencenordic.com/don%E2%80%99t-underestimate-viking-women
In geval van tegenslag bevalt mij een synthese van Epikuros en het Stoicisme wel. Probeer tegenslag te vermijden; als je het krijgt, kijk of je er iets aan kan doen; zo nee, maak je dan niet meer druk.
Dit is wel erg lastig als je verantwoordelijk bent voor bv. je kinderen.
Ik kan mensen die hun hond Zeno hebben genoemd. Omdat die gezegd zou hebben dat het feit dat een mens twee oren en één mond heeft betekent dat luisteren belangrijker is dan spreken. En dat ver voor het Internet en blogs. Zeno – een kleine Mechelse herder – luistert inderdaad heel goed.