
[Ik blogde vorige week over de Derde Burgeroorlog, het conflict dat na de moord op Caesar de Romeinen verdeelde tussen zijn aanhangers, aangevoerd door Marcus Antonius en Octavianus, en zijn tegenstanders, aangevoerd door Brutus en Cassius. Hun legers raakten slaags bij Filippoi in oostelijk Macedonië. De Grieks-Romeinse auteur Cassius Dio presenteert het als een conflict tussen de vrijheid van een republiek tegen de rust van de monarchie.]
Hoewel Cassius Dio weergeeft wat ruwweg de inzet van het conflict was, klopt er weinig van zijn verhaal over de veldslag, zoals blijkt als het wordt vergeleken met dat van Appianus van Alexandrië. Die vertelt hoe de twee legers tegenover elkaar lagen en hoe Marcus Antonius besloot een dam door het moeras te bouwen om zo achter de kampen van Cassius en Brutus te komen en de weg naar hun aanvoerbasis af te snijden. Tien dagen lang werkten de legionairs in het moeras.

Ze waren al een eind gevorderd toen Cassius het ontdekte en een tweede dam bouwde, haaks op die van Marcus Antonius. Toen deze merkte dat zijn plan was verijdeld en begreep dat Cassius zijn aandacht had bij de strijd bij de dammen, beval hij zijn mannen de muur te bestormen die zich uitstrekte van Cassius’ kamp naar het moeras.
Brutus’ manschappen zagen het gebeuren en richtten hun aanval op de troepen tegenover hen, die werden gecommandeerd door een zieke Octavianus. Appianus voegt hier nog aan toe dat Marcus Antonius blij was dat hij er eindelijk in was geslaagd zijn tegenstanders tot een veldslag te verleiden, iets wat ze, zoals al beschreven, steeds hadden geweigerd omdat ze beschikten over een betere intendance. Niets van dit alles is te vinden bij Dio, die een verhaal opdist dat vooral interessant is omdat er werkelijk niets informatiefs staat.
Daarop lieten de legionairs hun strijdkreet horen, sloegen met hun speer op hun schild en gooiden hem vervolgens naar de vijandelijke gelederen, terwijl slingeraars en boogschutters hun projectielen op de vijand afschoten. Toen reden de ruiters van beide partijen op elkaar in, gevolgd door de pantserdragende troepen. En zo ontbrandde de strijd.
Een tijd lang was er niets anders te horen dan het gekletter van schilden en zwaarden: iedereen was in het begin op zijn hoede en probeerde zijn vijand te raken zonder zelf schade op te lopen; iedereen wilde de ander om zeep helpen en tegelijkertijd zelf de dans ontspringen. Maar naarmate de strijd vorderde werden ze steeds overmoediger en feller, ze renden onbesuisd op elkaar in en letten niet langer op hun eigen veiligheid. Zo graag wilden ze hun tegenstanders naar de andere wereld helpen dat ze daarvoor zelfs hun eigen leven op het spel zetten. Soms gooiden ze hun schilden weg, drukten hun directe tegenstander met zijn hoofd tegen de grond en lieten hem stikken onder zijn helm waarbij ze hem het zwaard in de rug staken. Of ze rukten bij hun vijand de bepantsering af en staken hem in de borst. Anderen pakten het zwaard van hun tegenstanders vast zodat die daardoor zo goed als weerloos waren, en staken hen daarna dood. …
Ze trokken hun tegenstander tegen zich aan zodat ze geen van beiden hun zwaard konden gebruiken en vonden zo, in de mêlee van zwaarden en lichamen, de dood. Soms betekende een enkele slag met het zwaard het einde, vaak ook waren er een heleboel nodig, en omdat ze toch ten dode waren opgeschreven besteedden ze geen aandacht aan hun wonden, en ook klaagden ze niet dat het met hen afgelopen was, omdat ze eenvoudig niet aan klagen toekwamen. Als je erin slaagde je vijand dood te steken gaf dat zo’n enorm gevoel van tevredenheid dat je even de illusie kon koesteren dat je er zelf het leven af kon brengen. Als je zelf werd neergestoken verloor je het bewustzijn en had je geen weet meer van wat je overkwam.
De strijdende partijen bleven exact op de plek waar ze begonnen waren, ze trokken zich niet terug en gingen ook niet achter hun tegenstanders aan, maar daar op de plek zelf verwondden ze hun vijanden of werden ze zelf getroffen, sloegen dood of sneuvelden, en dat ging zo door tot de dag al ver gevorderd was.
Dio’s verslag heeft iets grotesks. Het is eerder een reconstructie van wat er zou moeten gebeuren als twee legers die niet bereid waren een duimbreed toe te geven, op elkaar stuitten. Als Romeinen tegen Romeinen vochten, geeft Dio aan, deden ze niet voor elkaar onder en kwam het aan op het inzicht van de generaals. In feite is zijn verhaal daarmee niet veel anders dan Caesars beschrijving van de slag bij Farsalos, waarin hij alle soldaten evenveel prijst en zich concentreert op het duel dat hij en Pompeius uitvochten. Terug naar Filippoi:
In de gegeven omstandigheden slaagde Brutus erin gebruik te maken van het feit dat Octavianus ziek was en hij wist hem terug te dringen, terwijl Antonius erin slaagde Cassius, die militair totaal niet tegen hem op kon, te verslaan. In die situatie, waarin … beide partijen in zekere zin een nederlaag leden én een overwinning behaalden, was het uiteindelijk resultaat voor beiden nagenoeg hetzelfde: ze hadden gewonnen én verloren, ze hadden hun tegenstander op de vlucht gedreven en waren zelf op de vlucht gejaagd. Achtervolging en vlucht, ze hadden het allebei meegemaakt, en ze hadden allebei het vijandelijke legerkamp in handen gekregen.
Er waren zoveel soldaten in gevecht gewikkeld dat de hele vlakte er vol mee was en niemand een duidelijk zicht had op wat er gebeurde. Tijdens de slag kon iedereen alleen maar goed zien wat er direct tegenover hem stond en tijdens de vlucht renden beide partijen in tegengestelde richting weg, naar hun eigen kamp, een behoorlijk eind weg. Ze hielden niet stil en keken niet om. Bovendien wierpen ze enorme stofwolken op, wat maakte dat niemand kon weten hoe de strijd was afgelopen: als ze gewonnen hadden dachten ze dat de totale slag gewonnen was, en als ze hadden verloren, dat alles was verloren. Ze kregen pas in de gaten wat er gebeurd was toen ze ontdekten dat hun palissaden waren vernield, en toen beide groepen winnaars, op de terugweg naar hun kwartieren, op elkaar stuitten.
Dat was het resultaat van de slag: beide partijen waren winnaar en verliezer. Geen van beiden zette op dat moment de strijd voort. Maar toen ze zich omdraaiden, elkaar in het oog kregen en zagen wat er gebeurd was, trokken ze zich terug op hun posities, en voelden geen behoefte verder nog iets te ondernemen.
Wat hadden ze gewonnen, en wat verloren? Het complete legerkamp van Octavianus en Antonius was, met alles erop en eraan, in handen van de vijand gevallen … Cassius zelf kwam ongedeerd uit de strijd en wist, toen hij zag dat hij van zijn kamp beroofd was, naar elders te ontsnappen. Hij dacht dat Brutus ook verslagen was en dat een eenheid van de winnende partij in aantocht was om hem te arresteren; daarom trof hij snel voorbereidingen voor de dood. Hij had er een centurio op uitgestuurd om poolshoogte te nemen en aan hem te rapporteren waar Brutus zich bevond en hoe het met hem ging. Die centurio trof een paar ruiters die door Brutus waren gezonden om Cassius te zoeken. Hij reed met hen mee terug, voorzichtig aan, ook omdat hij dacht dat er geen haast bij was, want er was geen gevaar te zien. Cassius zag hen in de verte aankomen en dacht dat het de vijand was. Daarom gaf hij Pindarus, een van zijn vrijgelatenen, de opdracht hem te doden. Toen de centurio begreep dat Cassius gestorven was doordat hijzelf zo langzaam aan had gedaan, pleegde hij zelfmoord op Cassius’ lijk.
Ook Appianus kent dit laatste verhaal, maar hij kent meer lezingen en weigert te kiezen.
“Dio’s verslag heeft iets grotesks.”
Het is zowat onmogelijk om te tellen hoeveel open deuren hij intrapt.
Klinkt als een klassieke ‘battle stand-off”. Beide partijen zijn te moe om het initiatief te nemen en blijven als boksers tegen elkaar hangen. Lijkt me behoorlijk realistisch en getuigt van kennis van de materie.
Als je doodop bent ga je niet tegen gewapende tegenstanders aanhangen maar trek je je terug tussen je kameraden om veilig je wonden te likken. FrankB heeft groot gelijk, dit is een opeenstapeling van klassieke veldslag clichés en heeft weinig met realisme uit te staan, maar meer met een gedegen kennis van de Griekse literaire en beeldende cultuur.
Was Cassius Dio familie van Gaius Cassius Longinus?
Cassius Dio zal, als Bithynische Griek, in de gens Cassia zijn geadopteerd. In die zin is ‘ie vroeg of laat wel ergens familie.
En had die verwantschap gevolg voor de inhoud van zijn werk?
Uitsluiten kun je zoiets niet maar ik zou het niet kunnen aanwijzen.
Jona, mooie serie weer.