
Even ten oosten van Wenen ligt Carnuntum. Een Romeinse legioenbasis zoals er wel meer zijn: een groot fort, een rivierhaven, een stad ernaast, een residentie voor een bestuurder, heiligdommen. Het Veertiende Legioen Gemina, hier gestationeerd, had het allemaal. En wat zo aardig is: het is nauwelijks overbouwd, zodat de plek een archeologische vindplaats hors catégorie is.
Momenteel doen bioarcheologen onderzoek naar het amfitheater bij het fort, waar de botten zijn gevonden van de dieren die daar in de Late Oudheid in de arena zijn omgebracht. U denkt nu aan leeuwen, maar daarvan zijn geen resten gevonden. De archeologen hebben wel een door honden aangevreten panterbot aangetroffen, maar het is onduidelijk of de panter het in de arena heeft moeten opnemen tegen wilde honden of wolven, of dat het kadaver voor de honden is geworpen. Was de panter een exoot, de rest van de dieren was inheems: beren, herten, wolven, bizons en wat everzwijnen. Na de jachtpartijen in de arena gingen ze allemaal naar de slager, die het vlees verkocht en de botten dumpte. Zie het plaatje hierboven.
De slager slachtte verder varkens (daarover binnenkort meer), schapen, paarden, ezels, kippen, ganzen, hazen en een enkele geit. De opgravers vonden ook visgraten en de botjes van raven, kraaien en kauwen. Kortom, afgezien van de panter waren het allemaal inheemse dieren, wat misschien een aanwijzing is voor de regionalisering van de Romeinse economie in de Late Oudheid. Er was echter nóg een exoot.
Bij het botmateriaal zat de onderkaak van een dromedaris. Het kan ook een kameel zijn want de botten van deze dieren zijn nauwelijks uit elkaar te houden. De aanwezigheid van deze dieren klinkt verrassend en is het natuurlijk ook, want we associëren de een- en tweebulters met oostelijker streken dan het Donaugebied. Toch is het minder uniek dan het lijkt. Dromedaris- en kameelbotten zijn op een stuk of twintig plaatsen benoorden de Alpen aangetroffen, tot in de Ardennen aan toe. Zeker de kameel, die goed bestand is tegen de kou, kan heel goed als lastdier zijn gebruikt.
Dus zo vreemd is het nu ook weer niet dat zo’n beest in Carnuntum is geweest. De vraag is eerder of het de legionairs waren die er zware ladingen mee verplaatsten of dat het dier om het leven is gebracht in de arena.
(meer)
Zo’n terloopse opmerking over regionalisering, waarin je context biedt, maakt het stukje af.
Zijn die slachtingen in de Romeinse amfitheaters louter vermaak of zit erachter nog iets van een offer-gedachte?
Wat gebeurde er met de restanten van mensendieren? Kwamen ze terecht in bepaalde graven?
Mooie blog!
Ik heb van diverse archeologen, waaronder bottendeskundigen, altijd begrepen dat de botten van schapen en geiten zo goed als niet uit elkaar te houden zijn. Hoe hebben ze dus naast de schapenbotten die van die enkele geit kunnen determineren?
Even geheel iets anders (want terug naar afgelopen maandag). Als je weer eens last hebt van beroepspessimisme, bedenk dan dat onvoldoende vertrouwen in de wetenschap levensgevaarlijk kan zijn.
https://www.dvhn.nl/extra/Microbiologen-uit-Groningen-maken-gehakt-van-kritiek-op-coronatest-25943501.html
Vertrouwen moet men verdienen.
Ook door oudheidkundigen.
Want wetenschap is geen kersenboomgaard, waaruit men naar believen de sappige vruchtjes kan plukken en de rest negeren.
En daarom moet jij je best blijven doen.
Het Internet is een democratisch medium; elke halve zool kan zijn of haar incompetente opinie roeptoeteren. De wraak van de onbenul, dus. Mogen zij veel last krijgen van COVID 19.
Ik hoorde gisteren iemand zeggen dat het internet het emancipatiemiddel was van de idioot.
Een soort van krijg de kanker dus? Dat vind ik op de grens van de huisregels.
Gisteren werd Omtzigt bedreigd door een stelletje van die idioten. Wat Jona zegt is waar. Teveel democratie is ook niet goed, dat wist Plato ook al. D66 schrok zich een hoedje na de eerste paar referenda. Hoe naïef kan men zijn? Ik had het niet over kanker. Zie Johnson, eerst een grote mond, toen bijna de pijp uit en toen pas met een monddoekje.
Oproepen tot het krijgen van een mogelijk dodelijke ziekte kan niet, hoor.
Het onderscheiden van schaap en geit is binnen de zooarcheologie een bekend probleem. Toch kan het soms wel. Zie bijvoorbeeld https://www.sheffield.ac.uk/news/nr/new-bone-identification-method-will-help-human-soceities-1.711039
Je kan aan de schedels van schapen- en geitenrassen aardig zien wat je voor je hebt, maar de rest van de botten schijnt te veel overeen te komen om dat onderscheid te kunnen maken. Lang niet altijd zijn de hoorns bewaard. Wat ze in Sheffield met ‘morphometry’ proberen te doen is natuurlijk nuttig, maar die methode is afhankelijk van een grote groep aan vergelijkingsmateriaal. Ik vrees dat die niet overal aanwezig is. Bovendien zul je ook nog onderscheid in de soorten schapen en geiten per regio of zelfs land moeten leren onderscheiden. Ik kan me voorstellen dat je daarvoor nog grotere vergelijkingsgroepen moet hebben.
Dat klopt. Grote vergelijkingsgroepen zijn in een onderzoek zoals dat in Sheffield noodzakelijk. Overigens zijn er meerdere skelet elementen waarbij het verschil tussen schaap en geit te onderscheiden is, maar het blijft lastig. Overigens zijn het niet de hoorns die gevonden worden maar de hoornpitten.