
[Derde van vier blogjes over de geschiedenis van Armenië in de Oudheid. Het eerste deel is hier.]
De Romeinen en de Parthen voerden een “asymmetrische oorlog”, wat wil zeggen dat ongelijksoortige vijanden tegenover elkaar stonden. Ze streefden verschillende doelen na en bedienden zich van uiteenlopende tactieken.
De Parthen, die een rijk hadden gebouwd in Irak en Iran, waren goede ruiters. Ze konden overal toeslaan en bedreigden daarom de aanvoerlijnen van de Romeinse legers. Wat ze daarentegen niet konden, was een stad belegeren. Cavalerielegers kunnen immers niet zo makkelijk de materialen meenemen om belegeringswerktuigen te bouwen. Parthische oorlogen waren daardoor nooit op één plek gelokaliseerd en waren niet gericht op verovering. Het waren in feite grootschalige plundertochten, waarbij de ruiters het liefst weidse vlakten opzochten.
Als infanteristen waren de Romeinen daarentegen goed in belegeringsoorlogen. Hun oorlogen waren juist wel op één plek gelokaliseerd. Ze streefden naar verovering, bezetting en consolidatie. Tot elke prijs vermeden ze de vlakte, waar de Parthische ruiterij superieur was. De Romeinen ontdekten dit tot hun schade in 53 v.Chr., toen hun generaal Crassus nog meende rechtstreeks over de Mesopotamische vlakte te kunnen oprukken richting Parthië. In de slag bij Carrhae ofwel Harran werd Crassus smadelijk verslagen.
Armenië tussen Parthië en Rome
Sindsdien was Armenië in elk conflict het logische strijdtoneel, want het bergland was voor de Romeinen veilig, terwijl het voor de Parthen cultureel en religieus vertrouwd gebied was. Veel Perzische leenwoorden in het Armeens dateren uit deze tijd. De militaire situatie zou niet meer veranderen omdat het gebied, afgezien van een goudmijn, weinig produceerde dat de moeite voldoende waard was om het blijvend te bezetten. Omdat geen van beide partijen het veroverde, bleef het een onopgeloste kwestie. En dus stond Armenië nogal eens in het centrum van de diplomatieke en militaire belangstelling.

Dankzij de Parthisch-Romeinse conflicten flitst af en toe de schijnwerper aan. De Romeinse generaal Marcus Antonius was de eerste die het in 36 v.Chr. probeerde. Hij stootte een heel eind naar het oosten door, maar raakte uiteindelijk in de problemen. De Armeense koning Artavazd II (Gr. Artavasdes) gold als zondebok en werd twee jaar later afgezet.
Omdat Marcus Antonius zelf een burgeroorlog verloor, bleef de Armeense troon leeg tot de Parthen een zoon van Artavazd koning maakten. Aangezien hij de dynastie der Artashesiden had hersteld, noemde de jongeman zich zoals de stichter, Artashes. Hij hield het uit tot het jaar 20 v.Chr., toen pro-Romeinse Armeniërs hem uit de weg ruimden en de Romeinse keizer Augustus een broer van Artashes II naar Artashat stuurde, Tigran III.
Verdeeld Armenië
Pro-Romeinse en pro-Parthische Armeniërs, een paleiscoup, familieleden van de koning die in Rome of in Parthië in de coulissen klaarstonden om de troon te bestijgen: het zouden de komende eeuwen terugkerende elementen zijn. De Armeense elite, die bestond uit voorname families die elk een eigen regio beheersten, was verdeeld. Een sterke koning kon het land verenigen, een zwakke koning was zo machtig als de families hem toestonden, en voor de Romeinse keizer en de Parthische koning was het eenvoudig vissen in troebel water. Nu eens waren het de Romeinse legioenen, dan weer de Parthische ruiters die een nieuwe koning naar Artashat brachten. Het zou hier te ver gaan alle conflicten op te sommen, temeer daar de twee grootmachten ondanks permanente spanningen een compromis handhaafden dat Armenië onafhankelijk zou zijn maar de Romeinse keizer de Artashesiden-koning kroonde.

Corbulo versus Trdat
Dit compromis stond één keer ter discussie, namelijk toen de Parthische koning in 52 na Chr. onverwacht zijn broer Trdat (Gr. Tiridates) plaatste op de Armeense troon, een lid dus van het Parthische koninklijk huis, de Arshakuni (Gr. Arsakiden).
De Romeinse historicus Tacitus plaatst Armenië even fel in het licht van een schijnwerper, maar doet dat helaas vooral om de Romeinse commandant Corbulo te kunnen presenteren als de ideale veldheer, die eervol en succesvol optrad ook al had hij te maken met een tirannieke keizer, Nero. Tussen de regels door valt te lezen dat de Romeinen niet zo succesvol waren: het eindresultaat was dat het compromis behouden bleef maar dat de keizer voortaan de Armeense koningen aanwees uit een zijtak van de Arshakuni. Ik heb eerder uitgebreid geblogd over deze oorlog en laat ze verder voor wat ze is.

Latere conflicten
De Romeinen leerden hun les, te beginnen met de bouw van eigen ruiterlegers. In 114 na Chr. annexeerde keizer Trajanus Armenië; zijn opvolger Hadrianus gaf de verliesgevende provincie in 117 weer op; keizer Lucius Verus was hier in 163 actief; keizer Septimius Severus in 195-198 en de keizers Caracalla en Macrinus in 216-218. Over deze oorlogen is helaas niet zoveel bekend, want de belangrijkste bron, Cassius Dio, is alleen in uittrekselvorm overgeleverd. Als de schijnwerper hier aanstaat, brandde die maar half. Feit is dat Armenië langzaam maar zeker opener werd voor Romeinse invloeden. Een bekend voorbeeld is de vermeende tempel in Garni.

[Wordt dus vervolgd. Deze blog was gebaseerd op een hoofdstuk dat ik schreef voor het publieksboek bij de expositie “In de ban van de Ararat” in het Drents Museum in Assen. U ziet wat plaatjes hier. De tentoonstelling duurt tot eind oktober.]
Je kijk op de militaire verhoudingen tussen Parthen en Romeinen is erg traditioneel hoor. In strategisch opzicht is er weinig verschil tussen ruiterlegers en infanterielegers (voor zover je zo’n onderscheid kunt maken). Het verplaatsen van grote groepen ruiters over langere afstanden is een logistieke nachtmerrie, en op den duur is de infanterie dan ook meestal sneller (in een notendop, omdat paarden veel eten en nog meer drinken; als je dat mee moet slepen levert dat vertraging op, als je het moet zoeken of de paarden moet laten grazen kost dat veel tijd op een dag). Tactisch, op het slagveld, is het iets anders, hoewel een goed getrainde infanterie-eenheid onder normale omstandigheden vrijwel altijd een cavalerie-eenheid zal kunnen weerstaan. En ja, waarschijnlijk nam het aantal ruiters in het Romeinse leger in de loop der tijd wel toe (hoewel we eigenlijk niet echt voldoende informatie hebben om dat met zekerheid te stellen), maar Romeinse “ruiterlegers” zijn een fictie. Tot aan de val van het Rijk bleef de infanterie de ruggengraat van het Romeinse leger.
Had het Parthische rijk Perzisch als omgangstaal?
Nee, het was meertalig. Aramees zal heel belangrijk zijn geweest in het westen, Perzisch in het zuiden en een daaraan verwante taal in het noordoosten.
Ok.
Interessante serie!
Het Armeense alfabet telt 38 letters. Het werd rond het jaar 405 uitgevonden door de heilige Mesrop Masjtots, een monnik, theoloog en taalkundige. Zijn alfabet telde nog 36 letters Het schrift wijkt helemaal af van het Latijnse, terwijl ze toch een lange periode bij Rome gehoord hebben. Rome schijnt dus (althans wat het alfabet betreft) geen invloed op Armenië gehad te hebben.
”Ik heb eerder uitgebreid geblogd over deze oorlog en laat ze verder voor wat ze is.”
Klinkt interessant, mag ik vragen waarzo?
Zoek op Oorlog om Armenië.