
Ik heb al eerder geschreven over de driedelige History of Ancient Egypt van John Romer. Het eerste deel (2013) vertelde het fascinerende verhaal van het ontstaan van de cultuur van de farao’s: zeg maar de Naqada-tijd, de unificatie van de Nijlvallei en uiteindelijk de bouw van de Grote Piramide. Het tweede deel, verschenen in 2017, vond ik heel sterk: het vertelde niet alleen het verhaal van het Oude Rijk, de Eerste Tussentijd en het Middenrijk, maar toonde ook hoe het beeld dat wij hebben van de Bronstijd, is geschapen door de negentiende-eeuwse archeologen. Ik was diep onder de indruk van dat boek. Ik wou dat ik zoiets kon schrijven.
Egypte zonder Egyptenaren
En nu is er het derde deel, waarin Romer het Nieuwe Rijk behandelt. Zeg maar de Dynastieën Vijftien tot en met Twintig. Opnieuw biedt Romer naast het verhaal over het oude Egypte een analyse van de wijze waarop onze kennis uit vondsten en teksten is opgebouwd én de wijze waarop ons beeld door negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse geleerden is gevormd. Dat zijn vrijwel allemaal Fransen, Duitsers en Britten; Labib Habachi is de enige Egyptenaar waar Romer aandacht aan besteedt.

Dat is ergens ook logisch, want wie wil tonen dat ons traditionele beeld van Egypte een westerse schepping is, kan niet al te veel Egyptenaren gebruiken in z’n verhaal. Niettemin lijkt het me dat Romer hier wat eenzijdig is (vgl. de Egyptische fotografen waarover ik al eens eerder blogde of dit boek over Ottomaanse archeologie). Eigenlijk had ik best wel eens willen weten wat zo’n Zahi Hawass, voordat hij zijn ego ging plaatsen boven zijn werk, nu eigenlijk heeft gedaan. Hij moet toch ooit eens een keer een zekere verdienste hebben gehad.
Van Avaris naar Pi-Ramesses
Dit gezegd zijnde, Romer heeft een fascinerend verhaal te vertellen. Het komt erop neer dat hij uitlegt dat de Hyksos, waarmee hij begint, geen werkelijk vreemde heersers waren, zoals vaak beweerd, maar dat er in de oostelijke Delta altijd diverse bevolkingsgroepen waren geweest. Hier lag de hoofdstad Avaris, een open samenleving met niet alleen Egyptische en Voor-Aziatische trekken, maar ook invloeden vanuit de Egeïsche wereld, zoals gedocumenteerd met beroemde Minoïsche wandschilderingen. Het hof van de Hyksos in Avaris was een nieuwe wereld.

Een wereld die door de heersers van de Zeventiende Dynastie uit Thebe onder de voet werd gelopen. Zij namen de wijdere cultuur nu mee naar het zuiden, waar de traditionele Egyptische vormen dus werden verrijkt met de internationale stijl van Avaris. Een voorbeeld is de innovatieve hofcultuur ten tijde van koningin Hatshepsut. Meer innovatie ten tijde van Toetmozes III en vooral ten tijde van Amenhotep III. De tijdens zijn regering geschapen cultuur radicaliseerde ten tijde van Echnaton, die Amarna als hoofdstad nam. De Amarna-kunst is echt anders.
Na de Amarna-tijd verplaatst het zwaartepunt weer naar Thebe en daarvandaan weer naar het noorden. Zwaartepunt betekent hier: alle grote bouwprojecten waarmee de farao zich presenteerde als vertegenwoordiger van de mensen vis-à-vis de goden. Ten tijde van de diverse Ramsessen van de Negentiende en Twintigste Dynastie was de hoofdstad Pi-Ramesses in de oostelijke delta, maar evengoed werd er gebouwd in Thebe. De kunst oogt traditioneel maar is vaak heel vernieuwend. En dan houdt het boek op, eigenlijk bij de Zeevolken.

Veranderend Egypte
Romer geniet ervan het gangbare beeld onderuit te halen. Hyksos? Geen vreemde heersers dus. Hatshepsut? Vergeet dat romantische verhaal maar dat ze haar zoon Toetmozes achtergesteld zou hebben. En dus heeft Toetmozes III, eenmaal alleenheerser, geen aanleiding gehad om zichzelf alsnog te bewijzen met veldtochten in Kanaän. Veldtochten die overigens minder spectaculair waren dan vaak beweerd (ook op deze blog). Et cetera.
Ik had wel een aantal keren iets van “dat wisten we al”. Dat de Amarna-kunst ten tijde van Echnaton wortelde in de artistieke vernieuwing ten tijde van Amenhotep III, zagen we bijvoorbeeld op de Echnaton-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden. Die was in 2000, dus bijna een kwart eeuw geleden. Dat de Zeevolken geen onverwachte crisis waren, wisten we ook al. In zulke gevallen wordt Romers omkering van bestaande beelden een gimmick. Soms overdrijft hij ook. Ik denk niet dat je Herodotos als bron voor de IJzertijd van noordelijk Egypte terzijde kunt schuiven omdat hij zich zo lelijk vergist over zuidelijk Egypte in de Bronstijd.
Desondanks heb ik History of Ancient Egypt met veel plezier gelezen. Romer laat zich weinig gelegen liggen aan apologetische interpretaties die, als ze niet bedoeld waren om het gelijk van de Bijbel te bewijzen, dan toch waren gebaseerd op religieuze vertellingen. Hij schrijft ook goed. Zijn verhaal over de Zeevolken is niet vrij van een amusant sarcasme.

De Late Tijd
Ik had eigenlijk gehoopt dat Romer een vierde deel zou schrijven. Want laten we eerlijk zijn: we hebben nu drie delen over Egypte als Egypte mogen lezen, en dat is allemaal heel boeiend, maar Egypte onder Libische, Nubische, Assyrische, Perzische en Macedonische heersers is óók interessant. Er was zeker sprake van continuïteit. De Romeinse keizer Hadrianus wordt nog precies hetzelfde afgebeeld als koning Narmer, drie millennia eerder. Het werd mij niet voldoende duidelijk waarom Romer zijn verhaal eindigt waar hij eindigt.
Misschien speelt ergens mee dat Romer vindt dat de Egyptische cultuur moet worden behandeld als die van een zelfstandige, bouwende hofhouding, niet als de cultuur van een land dat was onderworpen aan vreemde mogendheden. Toen ik het museum in Cairo bezocht, viel me op dat ook de Egyptische archeologische dienst de IJzertijd stiefmoederlijk bedeelde.
Ik zou niet willen uitsluiten dat dit is hoe het moderne Egypte kijkt naar zichzelf: wel de Bronstijd, niet de internationale IJzertijd. Als Romer die modern-Egyptische visie op oud Egypte is gaan delen, is het des te vreemder dat hij in dit mooie derde deel van zijn A History of Ancient Egypt zo weinig Egyptische egyptologen noemt.
“Er was zeker sprake van continuïteit. De Romeinse keizer Hadrianus wordt nog precies hetzelfde afgebeeld als koning Narmer, drie millennia eerder.”
Is dat continuïteit of eerder receptie? Napoleon liet zich ook afbeelden als Romeins keizer.
Op de Iran tentoonstelling in Assen een paar jaar geleden stond een beeld van Darius als farao en de Ptolemeische heersers lieten zich ook zo afbeelden, dus ik denk dat het wel continuïteit is.
In dit geval is er absoluut sprake van continuïteit.
“wie wil tonen dat ons traditionele beeld van Egypte een westerse schepping is, kan niet al te veel Egyptenaren gebruiken in z’n verhaal”
Hier ben ik het niet mee eens. Het Egyptische beeld van het oude Egypte contrasteren met het westerse kan dat juist wel aantonen.
“Ik had eigenlijk gehoopt dat Romer een vierde deel zou schrijven.”
Dat vind ik ook jammer. Want die vreemde heersers behoorden tot kleine minderheden en die hebben meestal weinig andere keus dan de oorspronkelijke cultuur ten eigen bate overnemen. Dat levert altijd verrassende wisselwerkingen op.
Misschien is het beeld dat de Egyptenaren van hun verleden hebben wel overgenomen van of op zijn minst sterk beïnvloed door westerse geleerden. Dat waren tenslotte de eersten die het verleden bestudeerden. Eeuwenlang hadden de Egyptenaren er zelf geen belangstelling voor. Tempels lagen bedolven onder het zand en er werden huisjes in gebouwd.
En wat een vierde deel betreft, ik denk dat veel Egyptologen de late tijd niet echt als hun terrein beschouwen. Dan moet je je ook gaan verdiepen in Assyriërs, Perzen etcetera.
Die hokjesmentaliteit blijft voor mij merkwaardig. In de natuurwetenschappen is het heel normaal om van het ene deelgebied over te stappen naar het andere. Misschien zelfs te normaal, gezien het gemak waarmee sommigen oreren over onderwerpen waar ze zich niet in verdiepen.
Een intrigrerende beschouwing over John Romer en zijn recente boeken.
Belangrijker is hoe Romer’s publikaties in de vakliteratuur worden besproken. Er zijn nogal wat gezaghebbende egyptologische tijdschriften in dezen, niet in de laatste plaats het BiOr (= Bibliotheca Orientalis), (mede) opgericht door F. M. Th. de Liagre Böhl.
https://archive.org/details/BiOr-23-1966
(over Böhl verscheen in 2021 de biografie ‘Bijbel en Babel’, geschreven door zijn zoon).
De aannames van Romer vind ik minder interessant. Over Egyptologie en egyptologische onderwerpen valt natuurlijk veel te twisten.
En egyptologische literatuur is vnl frans,- engels,- duitstalig; daarom is het zo onbegrijpelijk dat deze 3 talen niet meer alledrie verplicht zijn op middelbare scholen.
Wat Zahi Hawass betreft: hij is een meeslepend verteller op National Geografic en gaat nooit zijn boekje te buiten met fantasie verhalen over het oude egypte, bijvoorbeeld over een vrouwelijke Nijl of ‘Moeder’ Aarde.
Ik weet oprecht niet wat ik van ZH moet denken. Hij is on record met de opmerking dat hij een carbondatering wil doen van een steen en beweerde nog onlangs dat Kleopatra blond was. Ik vermoed dat zijn ego inmiddels de verdiensten overschaduwt die hij toch wel zal hebben, zodat we er niet meer achter komen wat hij wél goed doet.
Het is triest wat publiciteit doet met mensen. Het vernietigt hun zelfkritiek,
“Belangrijker is hoe Romer’s publikaties in de vakliteratuur worden besproken. ”
En? wat zegt men daar over Romer?
“Wat Zahi Hawass betreft”
Wat heeft hij aan wetenschappelijke publicaties?
Goede vraag, maar helaas, ik heb het antwoord niet.
Ad vraag 1: ik ben niet verbaasd als men daar niet al te gunstig zal oordelen. Niet voor niets bericht Jona dat Romer graag uitdaagt (“Romer geniet ervan het gangbare beeld onderuit te halen”).
Ad vraag 2: Misschien is in dit boek meer te vinden:
https://www.oxbowbooks.com/oxbow/guardian-of-ancient-egypt.html
“Vergeet dat romantische verhaal maar dat ze haar zoon Toetmozes achtergesteld zou hebben.”
Waar kwam dan die damnatio memoriae vandaan?
Conflict tussen twee facties aan het hof. Zeg maar dat een noordelijke groep een zuidelijke groep overvleugelde, die steunde op Hatshepsut, die haar macht baseerde op haar positie als Godsvrouw van Amon.