Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch

Inscriptie van Suppiluliuma II in Hiërogliefisch Luwisch (Hattusa)

Er gaan dagen voorbij waarin ik niet denk aan de vraag of het Proto-Anatolisch afstamt van het Proto-Indo-Europees of dat het Proto-Indo-Europees en het Proto-Anatolisch een gedeelde voorouder hebben. Ik ontmoette vorige maand iemand die daar wel dagelijks aan denkt: Alwin Kloekhorst van de universiteit in Leiden. Eerst ga ik u vertellen wat hij me over het onderwerp vertelde, daarna zal ik u uitleggen waarom het uitmaakt. Maar eerst even wat achtergrond.

Proto-Indo-Europees

De reconstructie van het Proto-Indo-Europees is, en ik overdrijf niet, een van de grootste prestaties uit de geesteswetenschappen aller tijden. Het gaat om het inzicht dat vrijwel alle talen in Europa, een groot aantal talen uit Centraal-Eurazië, plus enkele Iraanse en Indische talen afstammen van één oertaal. De talen in die familie noemen we Indo-Europees en de gereconstrueerde oertaal heet Proto-Indo-Europees.

Die oertaal is uiteengevallen in allerlei groepen en de reconstructie is, onaardig geformuleerd, de grootste gemene deler van die talen. Beter geformuleerd is de oertaal te reconstrueren doordat taalkundigen hebben ontdekt langs welke wegen talen zich ontwikkelen. Simpel voorbeeld: een /n/ zal eerder overgaan in een /m/ dan in een /k/. Zulke patronen en het minutieus vergelijken van taaldata uit alle dochtertalen hebben het mogelijk gemaakt het Proto-Indo-Europees te reconstrueren.

Het moet in het vierde millennium v.Chr. gesproken zijn geweest in wat nu Oekraïne en zuidelijk Rusland is: de Yamnaya-, koergan-, of kuilgrafcultuur. Op een gegeven moment zijn deze mensen gaan zwerven, waarbij paarden en wagens een rol speelden, en zo zwermden ze uit over een steeds groter gebied. Taalkundige veranderingen die aan de ene kant van dat gebied begonnen, bereikten de andere kant niet meer. De oertaal viel uiteen. Ik heb al eens over de Proto-Italo-Kelten geblogd. Het DNA-onderzoek heeft het beeld van de vroege migraties bevestigd.

Proto-Anatolisch

Taalgroepen met namen als Proto-Indo-Iraniërs en Proto-Balto-Slaven zijn dus ontstaan doordat de oertaal door toegenomen mobiliteit uiteenviel. Het Proto-Anatolisch lijkt iets anders te zijn ontstaan. Het raakte al heel vroeg afgescheiden van het Proto-Indo-Europees, vóórdat die ene taal uiteen begon te vallen door de toegenomen ruimtelijke uitgestrektheid.

Een van de aanwijzingen is te vinden in de woordenschat. Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch delen wél enkele typische veetelerswoorden, maar niet die voor zaken als karren, wielen en raden. Dit suggereert dat Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch uit elkaar zijn gegaan ná het ontstaan van een nomadisch soort veeteelt maar vóór (rond 3500 v.Chr.) het wiel gemeengoed was. De sprekers van het Proto-Anatolisch leefden dus al gescheiden van de Proto-Indo-Europees-sprekenden toen die begonnen aan hun expansie.

Taalkundigen, vermeld ik nog even, reconstrueren het Proto-Anatolisch aan de hand van twee groepen talen:

  • het Hittitisch, waarvan we weten dat het in het vroege tweede millennium v.Chr. is aangekomen in Anatolië,
  • en het Luwisch, dat we wat westelijker in Turkije vinden en dat voortleefde in bijvoorbeeld het Karisch, Lycisch en Lydisch.

Splitsing

De vraag is nu hoe Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch uiteen zijn gegaan. Je kunt je een scenario voorstellen waarin de allereerste Proto-Anatolisch-sprekenden uit zuidelijk Rusland zijn weggetrokken richting Anatolië. Daar evolueerde hun taal, die met elke innovatie minder leek op de taal van de achterblijvers. Maar het kan natuurlijk ook andersom zijn. En het kan ook nog zijn dat de twee taalgroepen een voorouder delen en dat ze allebei op pad zijn gegaan.

Wat taalkundigen als Alwin Kloekhorst doen om deze vraag te beantwoorden, is lijsten maken van verschillen. Simpel samengevat: hoe meer belangrijke verschillen, hoe eerder de splitsing moet zijn geweest. Waarbij je uiteraard moet corrigeren voor het simpele gegeven dat je meer verschillen zult constateren als je meer data hebt.

Woordgeslachten

Een voorbeeld is het aantal woordgeslachten. De Indo-Europese talen hebben er meestal drie: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. De Anatolische talen hebben er echter twee, die we aanduiden als commune en onzijdig. Ze corresponderen ruwweg met bezielde en onbezielde voorwerpen.

Er zijn twee verklaringen:

  • het Proto-Indo-Europees heeft, nadat het gescheiden was geraakt van het Proto-Anatolisch maar voor het zelf verdeeld raakte, een extra woordgeslacht ontwikkeld;
  • het Proto-Anatolisch heeft, na de scheiding, een geslacht verloren.

Dat laatste oogt het meest logisch. Het is immers ook gebeurd in het Engels, terwijl het Nederlands feitelijk alleen nog onderscheid maakt tussen de-woorden en het-woorden. Tegelijk zijn er in het Nederlands nog volop sporen van het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk; we ervaren taalgebruik als verzorgd wanneer iemand de oude vormen nog goed toepast. Ook het Engels heeft nog zulke herinneringen, zoals dat een zeeman naar zijn schip verwijst met she.

Zo’n archaic survival ontbreekt in de Anatolische talen. Er is geen enkele herinnering aan een taalfase met drie woordgeslachten. Je ziet daarentegen in sommige Indo-Europese talen wel dat het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. Zo zijn in het Grieks vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden óf gelijk aan de mannelijke, of daarvan afgeleid. Dat suggereert een recente ontwikkeling. Het is dus aannemelijk dat het Proto-Anatolisch een oudere taalfase is dan het Proto-Indo-Europees.

De vraag is nu hoeveel tijd er ligt tussen het gereconstrueerde Proto-Indo-Europees en het gereconstrueerde Proto-Anatolisch. Sommige onderzoekers denken aan twee, drie generaties, andere aan acht eeuwen. Nu is de introductie van een nieuw woordgeslacht een behoorlijk ingrijpende wijziging en daarom lijkt het erop dat een lange chronologie betere argumenten heeft.

Wat doet het ertoe?

Binnen de taalkunde betekent dit heel veel. Toen ik de reconstructie van het Proto-Indo-Europees vergeleek met een grootste gemene deler, zei ik al dat dat onaardig was geformuleerd. Het zou al beter zijn geweest als ik “gewogen grootste gemene deler” zou hebben geschreven.

Als je Nederlands, Fries en Duits vergelijkt, kun je het Germaans benaderen: één tak in de Indo-Europese boom. En je kunt hetzelfde doen met het Italiaans, Spaans en Frans: zo reconstrueer je het romaans. Behalve natuurlijk dat we dat al kennen, omdat die romaanse voorgangertaal gewoon het Latijn is. Wie dieper wil komen, vergelijkt het Germaans (dat we moeten reconstrueren) met het Latijn (dat we kennen). Anders gezegd, het Latijn weegt in z’n eentje even zwaar als alle Germaanse talen bij elkaar, terwijl de romaanse talen bij deze exercitie niet zo heel veel betekenis hebben.

Zo is het ook met het Proto-Anatolisch. Het heeft in z’n eentje evenveel gewicht als alle andere talen. Dat maakt de reconstructie van deze vroege talen uitzonderlijk belangrijk.

[De oudheidkundige wetenschappen bieden meer dan feitjes, wistjedatjes en trivaliteitjes. Het zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van vergelijkbare stukjes is daar.]

Deel dit:

27 gedachtes over “Proto-Indo-Europees en Proto-Anatolisch

  1. FrankB

    “Behalve natuurlijk dat we dat al kennen, omdat die romaanse voorgangertaal gewoon het Latijn is.”
    Veel belangrijker: op deze manier kun je je methode testen. Als de geconstrueerde Romaanse voorganger drastisch verschilt van het Latijn is er een serieus probleem.

  2. Gert M. Knepper

    “Zo zijn in het Grieks vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden óf gelijk aan de mannelijke, of daarvan afgeleid. Dat suggereert een recente ontwikkeling. ”
    Nee, want ook in het Nieuwgrieks zijn vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden nog steeds gelijk aan de mannelijk, of daarvan afgeleid. Nog steeds een recente ontwikkeling?
    Wat je bedoelt is dat het feit dat in het Grieks bijvoeglijke naamwoorden gelijk zijn aan de mannelijk of daarvan afgeleid, suggereert dat het vrouwelijk grammaticaal geslacht een secundaire ontwikkeling is.

  3. Klaas Krab

    Ik vraag me af of veranderingen binnen een taalgroep altijd te koppelen zijn aan ruimtelijke expansie? Wat stelt men zich voor over het ontstaan van de verschillen tussen de Hittitische en Luwische tak van het Proto-Anatolisch?

    1. FrankB

      Van de Zaanstreek en West-Friesland weet ik dat isolatie, dus gebrek aan mobiliteit ook dergelijke veranderingen kan veroorzaken. In Zaandam had vroeger ieder pad zijn eigen versie van het Zaans, zoals elk dorp in West-Friesland een eigen versie van het West-Fries.

    2. Nee hoor. Veranderingen kunnen allerlei oorzaken hebben. In “Vijftien eeuwen Nederlandse taal” (2019) beschrijft Nicoline van der Sijs dat taalcontact een voorname factor is, dus invloeden uit het Frans, Duits, Engels en ook van etnische minderheden.

      1. Huibert Schijf

        Nicoline van der Sijs heeft ooit in haar NRCrubriek over taal uitgelegd dat het ogenschijnlijk oerhollandse woord pannenkoek een Surinaamse oorsprong heeft.

  4. Frans Buijs

    Maar die vroege Indo-Europeanen waren juist wel heel mobiel. En dat kan natuurlijk ook weer tot isolatie leiden als ze zo ver uit elkaar gaan dat groepen elkaar nooit meer tegenkomen. In Noord Amerika had je dat ook, daar trokken de stammen alle kanten op en kreeg je uiteindelijk totaal verschillende talen.

  5. Ik dacht dat de Jamnaja-hypothese wel veel, maar nog lang niet door iedereen aanvaard is. De schrijvers van het Duitse wikipedia-artikel zeggen in elk geval expliciet, dat de oorsprong omstreden is en die noemen een opvatting dat het DNA-bewijs in het voordeel van de Armeens/Kaukasiche hypothese is. Als die juist is zou dat ook betrokken kunnen worden bij de vraag naar de relatie tussen proto-anatolisch en PIE. In elk geval is het zo dat de plaats en tijd waar het PIE is ontstaan uit de voorganger(s) daarvan niet dezelfde hoeven te zijn als de tijd en plaats waar het PIE als laatste nog één taal was

    1. Die Kaukasus-theorie is onlangs naar voren gebracht.

      https://www.nrc.nl/nieuws/2022/08/25/de-taalsleutel-ligt-op-de-kaukasus-daar-ligt-de-oorsprong-van-veel-wereldtalen-a4139898

      Taalkundig klopt er van alles niet aan, vertelt Alwin Kloekhorst. En let op wat in dit artikel verkeerd gaat. Als een geneticus het een zegt en een taalkundige het ander, dan je als wetenschapsjournalist niet zeggen “de een zegt dit, de ander zegt dit”, maar je gaat kijken wie er excess empirical content heeft. Je gaat toch ook, als je oom zegt dat het regent en als je tante zegt dat de zon schijnt, naar buiten om te kijken wat van weer het is?

      1. Gerdien_dJ

        Kloekhorst geeft een vroegere datering, “zesduizend jaar voor Christus zijn afgesplitst van de rest” dan te vinden is in het artikel van Lazaridis (waar het plaatje in de NRC vandaan komt). Bij Lazaridis staat “Around 7000–5000 years ago”, Dan kom je op 4000 jaar voor Christus.
        De NRC zegt “Kloekhorst denkt dat de Anatolische talen afstammen van een groep veehoeders die al rond 4000 v.Chr. vertrok van de steppe en duizend jaar later Anatolië bereikte. ”
        Als “Around 7000–5000 years ago” bv over de telefoon over is gekomen als “Around 7000–5000 BCE” ben je een groot deel van de discrepantie kwijt.

        1. Je kunt een abonnement nemen. Maar ik deel je frustratie. Steeds de wetenschap dat je interessants niet zien mag. Zie ook de academische betaalmuren, die nog frustrerender zijn omdat je al voor het onderzoek hebt betaald.

          Ik heb het trouwens ook met links die blijken te leiden naar podcasts. Waarom geven ze niet even een samenvatting, zodat ik in 30 seconden weet of het de moeite van het beluisteren waard is?

  6. Dirk Zwysen

    Het verschil mannelijk-vrouwelijk mag dan wel verdwijnen in Nederland, in Vlaanderen ligt dat anders. Alvast in het Antwerps helpen lidwoorden nog om het besef van geslacht te behouden. Zo is het “een tafel”, dus “haar poten” maar “ne stoel” en “zijn poten”. Tenzij ikzelf stilaan archaic word en de survival hiervan ook onder druk staat. Voor jonge kinderen van allochtone afkomst, stilaan een meerderheid in Antwerpen, zijn lidwoorden erg moeilijk.
    Je hoort wel steeds meer (vooral West-)Vlamingen “die” gebruiken waar het “dat” moet zijn, als in “een onderzoek die gevoerd wordt.”

  7. Theo de Graaff

    Uitermate intrigerend zo’n reconstructie. En ook erg knap natuurlijk.
    Ik zat in de jaren 60 op de middelbare school in Amsterdam-Noord.
    Veel van mijn klasgenoten kwamen uit Waterland: Purmerend, Volendam, Edam, Monnickendam en ook de dorpen. Nu spraken de Volendammers een volkomen eigen taaltje. Ik snapte er vaak niets van, hoewel ik altijd wel het gevoel had dat ze het speciaal voor mij, en voor andere onfortuinlijke omstanders, nog eens extra aandikten.
    En de rest van de Waterlanders spraken juist weer verzorgd ABN.
    Nu kan je veel zeggen over Volendammers maar niet dat ze geïsoleerd leefden. Je kwam ze overal in de stad tegen, mannen en vrouwen, om vis te verkopen, als huishoudelijke hulp, in de scheepsbouw, etc.
    Bijzonder dat zo’n afwijkend dialect zo lang in stand kan blijven.

  8. Gerdien_dJ

    Hier wordt Proto-Indo-Europees gezien als de zustersoort van Proto-Anatolisch, maar ik heb PIE ook wel gezien als de naam van de oorsprongtaal van beide (bv David Reich 2018). Dat geeft soms verwarring.
    Een mogelijkheid op grond van DNA is dat Pre-Proto-Indo-Europees gesproken is in omstreeks Armenië, en daarna gesplitst is in een zuidelijke tak PA en een noordelijke steppetak PIE. Dat zegt ook het DNA (Lazaridis et al Science 377 (1922) The genetic history of the Southern Arc: A bridge between West Asia and Europe). Op DNA gebied fuseerde de noordelijke tak met wat er al was op de steppe, en de zuidelijke tak met wat er al was in Anatolie. We noemen het noordelijke fusieproduct Yamnaya (of Western Steppe Herders) en associëren dat met Proto-Indo-Europees sensu stricto.

    1. Iedere taal is een fase in een ontwikkeling, waarvan soms de voorgangers nog een paar duizend jaar in het verleden terug te vinden zijn, maar geen 10.000, laat staan 100.000. (Van de opvolgers weten we alleen dat de taal dan nog verder achteruit gegaan zal zijn).
      Bij het PIE rijst dan bij mij de vraag, waar ik niet een antwoord op kan vinden, of we het hier hebben over iets wat op een bepaald tijdstip – zeg 100 jaar – zo was, of over iets dat een veel langere ontwikkeling – zeg 1000 jaar – representeert. Wat is het dat men gereconstrueerd heeft?
      Het antwoord daarop is waarschijnlijk ook van invloed op wat als de streek van oorsprong kan worden aangeduid, want dit soort ontwikkelingen kunnen op verschillende plaatsen hun beslag hebben gekregen.

Reacties zijn gesloten.