De Crisis van de Derde Eeuw

Geen publicatie, zelfs geen blogje, over de Crisis van de Derde Eeuw is compleet zonder de Ludovisi-sarcofaag (Palazzo Altemps, Rome)

Elke week schrijf ik een stukje naar aanleiding van het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, waarin ik inmiddels ben aangekomen bij wat bekendstaat als de Crisis van de Derde Eeuw. Eigenlijk is dat een verkeerde naam. We zouden beter kunnen spreken van crises, meervoud. De hippe term is polycrisis: de oplossing van de ene crisis bemoeilijkt de oplossing van de andere en andersom. Noem het desnoods een clusterfuck. Ik zal volgend jaar op enkele aspecten ingaan, maar neem u vandaag even mee naar een ander, net verschenen boek, Augusti. Niet altijd zo verheven van Johan Hendriks.

Dat gaat dus over de Romeinse keizers, waarvan er in de derde eeuw nogal veel zijn geweest. Het sterke van het boek is dat het niet alleen gaat over de gebruikelijke reeks staatsgrepen en doodsoorzaken. Die aspecten zijn immers even sensationalistisch als uitgemolken. Hendriks behandelt ze wel, maar heeft ook het veel interessantere perspectief van het keizerschap als een zich voortdurend ontwikkelende rol. Een rol die zich ontwikkelde in wisselwerking met de veranderende omgeving. Dit dwingt Hendriks tot het geven van een systematisch overzicht van de derde-eeuwse crises. Hij noemt er vijf: een bestuurlijke crisis, een militaire crisis, een economische crisis, een veiligheidscrisis en tot slot een geloofwaardigheidsprobleem.

Naqš-e Rustam: de Sassanidische koning Shapur I neemt keizer Valerianus gevangen, terwijl keizer Philippus Arabs zich onderwerpt

Vijf crises

De militaire crisis is simpel te typeren. Om te beginnen had Rome tegenover de Sassanidische Perzen onvoldoende militair overwicht. Verder werden, doordat het handelsvolume afnam, noodzakelijke bondgenootschappen vrijblijvender. Geldgebrek maakte bovendien dat geldschenkingen aan bevriende stammen en staten niet langer mogelijk waren.

Daarmee zijn we impliciet al aanbeland bij de economische crisis. Oorlogen waren duur. Vooral toen de overwinning niet meer vanzelfsprekend was. Er was ook geldontwaarding, die zichzelf versterkte. (In de formulering van De Blois en Van der Spek: “de inflatie ging haasje over”.) Hendriks zou hier hebben kunnen noemen dat er door epidemieën minder belastingbetalers waren en dat een klimaatverandering betekende dat de agrarische rendementen afnamen, zodat de marges uit de economie kleiner werden. Deze stof is goed behandeld in The Fate of Rome van Kyle Harper, waarover ik het al eerder had.

Schedel uit Regensburg-Harting (Staatssammlung für Antropologie und Paläoanatomie, München)

Dan was er de veiligheidscrisis. Regelmatig slaagden vijanden erin binnen te dringen in het Romeinse Rijk. Ingeslagen schedels als die uit Harting zijn beslist de enige niet en het geweld langs de grenzen moet aanzienlijk zijn geweest. De invallers worden in onze bronnen steevast getypeerd als barbaren, al behoorden ze feitelijk tot het grote wereldsysteem van het Romeinse bestuur.

Voor de inheems-Romeinse bevolking in de grensprovincies, maar ook ver in het binnenland, moet de halve eeuw tussen 235 en 285 een gruwel zijn geweest.

Het nederzettingenpatroon veranderde. Mensen verlieten moeilijk verdedigbare plaatsen en gingen wonen op heuveltoppen. Het Belgische Mont Vireux is een voorbeeld. Het veranderende nederzettingenpatroon documenteert de geloofwaardigheidscrisis. Die zou zich mede vertalen in religieuze veranderingen en christenvervolgingen.

Keizerschap in crisis

De bestuurlijke crisis is natuurlijk waar het Hendriks om te doen is. Hoe verandert de rol van keizer door de andere crises? Voor Hendriks valt deze bestuurlijke crisis uiteen in wat ik maar even vier “deelcrises” zal noemen: het leiderschap van de keizers was onduidelijk, er waren voortdurend usurpatoren, de Senaat raakte in diskrediet en het bestuurlijke systeem was achterhaald.

De usurpator Allectus in militair tenue (Bodemuseum, Berlijn)

Het Romeinse Rijk krijgt steeds meer te maken met onbekwame leiders, vooral door het feit dat er geen systeem voor de opvolging van keizers bestaat en er geen kwaliteitsprofielen worden gemaakt of kwaliteitseisen zijn beschreven.

Desondanks kunnen we, volgens Hendriks, de keizers niet verwijten dat ze het maar hebben laten gebeuren. De machthebbers waren vrijwel altijd mensen met een militaire achtergrond die zich – en dat was nieuw – ook als zodanig presenteerden en niet langer als civiele gezagsdrager. De “soldatenkeizers” brachten de grenzen in betere staat van paraatheid, introduceerden een gedeeld keizerschap, hadden de politieke moed onverdedigbare gebieden op te geven, hervormden het muntstelsel, sloten waar nodig vredesverdragen (liefst na een overwinning) en streefden naar het herstel van de oud-Romeinse virtus. Het was allemaal niet genoeg, maar wie Hendriks’ boek leest, raakt onder de indruk van de inzet van het Romeinse bestuur.

Teken des tijd: de stadsmuur die keizer Aurelianus om Rome bouwde

Vooruitblik

Tot zover voor vandaag. Dit was wel genoeg ellende. Volgende week meer over de Sassanidische Perzen, daarna meer over economische problemen. En daarna gaan we naar de fascinerende Late Oudheid, de periode van de transitie naar de Middeleeuwen. Ik zal daar vrij snel doorheen gaan omdat ik er de afgelopen twaalf-en-een-half jaar al veel over heb geschreven. Kortom, deze reeks begint ten einde te lopen.

 [Een overzicht van de blogjes over het handboek oude geschiedenis is hier.]

Deel dit:

2 gedachtes over “De Crisis van de Derde Eeuw

  1. FrankB

    “Kortom, deze reeks begint ten einde te lopen.”
    Voordat het zover is mag je van mij véél over de Derde Eeuw bloggen. Deze periode boeit mij net zozeer als de Vijfde en Zesde.

Reacties zijn gesloten.