Alchaudonios de Arabier

Een muilezel in Kyrene. Het dier wilde met me spelen. Ik overleefde de aanval.

Over de voor-islamitische Arabieren is de laatste jaren veel meer bekend geworden. Eén reden is de publicatie van tienduizenden inscripties op het Arabische Schiereiland. Wim Raven schreef er eerder over:

In de handen van specialisten zijn al die inscripties goud waard. Hele nieuwe talen worden er ontdekt (bijv. Safaïtisch), reeds bekende talen worden bekender, de ontwikkeling van diverse alfabetten is te volgen, handelsroutes en de verbreiding van stammen en staatjes over het schiereiland worden zichtbaar. Het is niet overdreven te zeggen dat de oude geschiedenis van Arabië door die inscripties geheel moet worden herschreven, inclusief het ontstaan van de islam.

Waanzinnig leuk natuurlijk maar vooral: de nieuwe kennis blijkt op allerlei onverwachte punten van pas te komen. Neem mijn reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Crisis in Syrië

Later dit jaar zal ik vertellen over Caesars verblijf in Syrië, waar hij zijn achterneef en vertrouweling Sextus Julius Caesar als gouverneur achterliet. Met een paar legioenen moest hij de Eufraatgrens verdedigen tegen de Parthen, die sinds de slag bij Carrhae (53 v.Chr.) gevaarlijk waren. Hij lijkt te laat in de gaten te hebben gekregen dat het eigenlijke gevaar thuis dreigde. Na Caesars nederlaag bij Ruspina – waarover we het nog zullen hebben – kwam een zekere Quintus Caecilius Bassus in opstand. Nadat deze Romeinse officier Sextus Julius Caesar had uitgeschakeld, benoemde hij zichzelf tot gouverneur.

Uiteraard stuurde Caesar troepen om orde op zaken te stellen. De commandant heette Gaius Antistius Vetus. Hij had de rebel al opgesloten in de citadel van Apameia en ontving bovendien versterkingen, toen een zekere Alchaudonios arriveerde. Deze Arabische leider had eerder samengewerkt met de Romeinse generaal Lucullus (69 v.Chr.), had zich ten tijde van de slag bij Carrhae aangesloten bij de Parthen en bood nu zijn steun aan aan de meestbiedende. Dat was de rebel en in het volgende gevecht behaalde Alchaudonios de overwinning. De provincie zou nog jaren in handen blijven van de opstandeling.

Alchaudonios

Over dit alles later meer. Wat mij boeide, was de naam Alchaudonios: evident de Griekse weergave van een Arabische naam. Wellicht een titel, want de eerste lettergreep betekent gewoon “de”. Kon het gaan om een Al-Khadun of zoiets? En zo ja, wat betekent dat dan?

Ik legde de vraag voor aan de Leidse onderzoeker Marijn van Putten. Hij weet alles over het vroegste Arabisch. (Op deze blog kwam zijn onderzoek naar de overlevering en de taal van de Koran al eens aan de orde.) Van Putten moest er even over puzzelen en raadpleegde Ahmad Al-Jallad, die vroeger werkte in Groningen maar nu in Ohio. Samen kwamen ze tot een oplossing.

In het dertiende-eeuwse woordenboek Lisān al-ʿArab van Ibn Manẓūr is het woord al-Kawdanī opgenomen. Ibn Manẓūr vertaalt als “een halfbloed pakpaard” en voegt toe dat men ook wel zegt dat het een muilezel is. Het leuke is nu dat de kortere vorm <kdn> tevens bekend is uit het Safaïtisch. Dat werd geschreven in wat we nu Jordanië en zuidelijk Syrië noemen.

Conclusies

Conclusie één: de Arabische tegenstander van Caesars leger heette Het Muildier. Dat klinkt ons in de oren alsof het slechts een lastdier is, maar muildieren zijn opvallend sterk, dus het is vrijwel zeker een trotse eretitel geweest. En misschien is het wel een verwijzing naar een gemengde afkomst.

Conclusie twee: Alchaudonios ofwel Al-Kawdan kwam wellicht uit het Safaïtische gebied, dus ten zuiden van Apameia. Dat maakt zijn eerdere samenwerking met Lucullus, wiens strijdtoneel zich bevond in het oosten van het huidige Turkije, ronduit opmerkelijk. Al-Kawdan was niet zomaar het hoofd van een stam, maar was een grote regionale speler. Dankzij de ontdekking van het Safaïtisch winnen we nu aan inzicht in de Romeinse geschiedenis.

Het Arabisch van de Koran

[Vandaag een gastbijdrage over het Arabisch van de Koran door mijn goede vriend Richard Kroes.]

De Leidse onderzoeker Marijn van Putten bewees dat de tekstoverlevering van de Koran schriftelijk moet zijn geweest. Alsof dit niet genoeg is, is hij bij mijn weten de eerste en enige die werkt aan een tekstkritische uitgave van de Koran. Maar dat is allemaal slechts bijvangst begrijp ik, nu ik zijn monografie Quranic Arabic, from its Hijazi Origins to its Classical Reading Traditions (2022, open access) gelezen heb. In deze monografie wordt de vraag “In welke taal is de Koran nu eigenlijk precies geschreven?” op een verpletterend complete manier onder de loep genomen. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg: we zijn eruit.

De bronnen

Dat kan omdat we een heleboel bronnen hebben. Voor de Koran hebben we er liefst drie:

  • de traditionele, canonieke reciteerwijzen van de tekst van de Koran, waarvan er twintig zijn,
  • citaten uit reciteerwijzen die niet canoniek zijn, maar die wel in de vroege islamitische periode door geleerden zijn opgetekend
  • vroege Koranmanuscripten waarin de tekst is vastgelegd in een defectief schrift.

Dat laatste wil zeggen dat niet alle klinkers werden opgeschreven (die moest je erbij bedenken) en dat niet alle medeklinkers die met hetzelfde teken werden geschreven, consequent uit elkaar gehouden werden. Die manuscripten functioneerden dus meer als een soort partituur voor wie de tekst al uit zijn hoofd kende dan als “leestekst”. Ze zijn dus ook niet altijd even bruikbaar voor wie wil weten wat de oudste teksten nu “precies” zeggen, maar daarom zijn ze nog niet onbruikbaar.

Lees verder “Het Arabisch van de Koran”

Arabisch schrift

Inscriptie, Nabatees en Grieks, uit Petra

Soms kan ik dat zo ineens hebben, dat ik ergens een opschrift zie en denk: “Die letter is mooi”. Met westerse letters heb ik dat maar zo nu en dan. Met Arabische letters heb ik dat daarentegen bijna altijd. Natuurlijk, ze lijken op vermicelli, maar wat je ook schrijft, het wordt als vanzelf kalligrafie. Alle reden dus om te gaan luisteren toen Marijn van Putten (over wiens Koranonderzoek ik al eens eerder blogde) onlangs een lezing verzorgde over de geschiedenis van het Arabische schrift.

Of beter, over de antieke wortels van het huidige Arabische schrift, want op het Arabische Schiereiland zijn vele soorten schrift ontstaan. De afgelopen tijd zijn letterlijk tienduizenden inscripties gevonden in diverse zogeheten Zuid-Semitische alfabetten. Zo hadden de oases van Tayma, Dumah en Dedan elk een eigen alfabet en kende ook Jemen een eigen schrift. De geschreven rijkdom van Arabië is een van de grote oudheidkundige ontdekkingen van de laatste tijd.

Lees verder “Arabisch schrift”

MoM | De vier families van de Koran

Ik heb al vaker geblogd over de Lachmannmethode: de methode waarmee de vervaardigers van een tekstuitgave door middel van schrijffouten of afwijkende spellingen een stamboom (“stemma”) opstellen om een tekst te reconstrueren die zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst komt. Die gereconstrueerde tekst heet het archetype. Daarnaast heb ik al geblogd over de bestudering van heel oude Korans, waarvan sommige onwaarschijnlijk vroeg zijn gedateerd. Twee onderwerpen die me boeien dus. Daarom was ik blij afgelopen zondag in Leiden een lezing te kunnen bijwonen van taalkundige Marijn van Putten, die allebei de onderwerpen behandelde. Dat ik aanwezig kon zijn, stemt tot dankbaarheid, want door de corona-maatregelen konden er maar veertien toehoorders zijn.

Vier oer-Korans?

Van Putten legde het traditionele verhaal uit. In 632 overleed Mohammed, waarna kalief Abu Bakr de openbaringen liet opschrijven. Zestien jaar later, rond 650, liet kalief Othman een standaard-Koran maken: vier exemplaren voor de vroeg-islamitische steden Medina, Basra, Koefa en Damascus. Alle Korans gaan, volgens de traditie, terug op dit viertal.

Lees verder “MoM | De vier families van de Koran”