De Heksenberg bij Heerlen

De Heksenberg

Wie Heerlen associeert met het Romeinse verleden, denkt uiteraard eerst aan het Romeinse badhuis: een van de grootste ruïnes uit de Romeinse tijd, sinds 1977 te zien in het Thermenmuseum. Minder bekend is de Hessenberg, in de twintigste eeuw verbasterd tot Heksenberg, een heuvel van 138,2 meter boven NAP in het zuidwestelijke deel van de Brunssummerheide die ongeveer vijfentwintig meter boven zijn omgeving uitsteekt. Het is de hoogste heuvel uit de omgeving, vlakbij de huidige woonwijk Heksenberg. Vanwege de hoogte van de heuvel is de top gebruikt voor het maken van geografische kaarten.

De Brunssummerheide ligt tussen Heerlen en de Duits-Nederlandse grens, en vormde in de vijftiende eeuw een woest en onherbergzaam bos- en heidegebied. Je kunt hierbij direct al de vraag stellen in hoeverre dit landschap de volkscultuur heeft beïnvloed, maar laten we niet op de zaken vooruitlopen.

Lees verder “De Heksenberg bij Heerlen”

MoM | Mooie migranten: verhalen

Brandaan en de vis-die-op-een-eiland-lijkt

Het thema van de Week van de Klassieken is migratie en dat betekent dat we het ook eens moeten hebben over oraliteit ofwel mondelinge literatuur. Of beter: mondeling doorgegeven informatie. Ik heb het er weleens eerder over gehad: het verhaal dat Ovidius vertelt over Philemon en Baucis correspondeert prachtig met een van de bijbelse verhalen over Abraham en Sara. In allebei de tradities onthalen twee oude mensen enkele incognito op aarde rondreizende hemelingen en wordt een stad verwoest. Ovidius kan het verhaal niet hebben gelezen in de Bijbel, maar wat verklaart de overeenkomst dan?

En om het nog complexer te maken: er zijn tientallen, honderden volksvertellingen die frappante overeenkomsten hebben. De vis die zó groot is dat zeelieden denken dat het een eiland is en die onderduikt als Sinbad de Zeeman er een fikkie stookt, komt weer boven water in de legende van Sint-Brandaan. Zie plaatje hierboven. Het mandje waarin Mozes de Nijl afdreef, vervoerde Sargon van Akkad door het Tweestromenland, nam Romulus en Remus mee naar Rome en spoelde uiteindelijk aan bij de Kinderdijk. Het verhaal over de dood van de grote god Pan wordt eveneens verteld over de Kabouterberg bij Hoogeloon, waar koning Kyrie dood is. De lijst is eindeloos.

Lees verder “MoM | Mooie migranten: verhalen”

Een sprookjesstamboom

Bijlen uit de Pontische vlakte, ongeveer 3000 v.Chr. (Archeologisch Museum van Burgas)

In 2016 publiceerden S.G. da Silva en J.J. Tehrani in Royal Society Open Science een elegant artikel met een weinig elegante titel (“Comparative phylogenetic analyses uncover the ancient roots of Indo-European folktales”), waarin ze betoogden dat ze van een aantal sprookjes de verspreiding konden verklaren. Eén voorbeeld is het verhaal van Sjaak en de grote bonenstaak (AT 328A), dat is overgeleverd in zowel Engeland als de Balkanlanden. Ver uit elkaar dus, en zonder de mogelijkheid dat het ene gebied het had overgenomen van het andere.

Omdat sprookjes worden doorverteld in een taal, zo redeneerden de auteurs, en omdat we de Indo-Europese taalstamboom redelijk kennen, was aannemelijk dat het verhaal in de Germaanse tak (de Engelse versie) en in de Slavische tak (de Balkanversie) was terechtgekomen doordat ze een gemeenschappelijke voorouder hadden, vóór deze twee takken gescheiden waren geraakt. Dat zou dan ergens in het late vierde millennium v.Chr. kunnen zijn geweest, toen deze twee taalgroepen nog naast elkaar lijken te hebben geleefd in Moldavië en het westen van Oekraïne.

Lees verder “Een sprookjesstamboom”

Verdoemde steden

Adam Elsheimer, Philemon en Baucis

Gisteren wees ik op de parallel tussen het verhaal van Maria van Amnia en de sage van Filemon en Baukis. Nu ik er opnieuw over wil beginnen, schiet me te binnen dat ik daar al eens eerder over heb geschreven: u leest de volledige sage, vertaald en wel, hier. De parallel gaat echter verder dan alleen deze twee verhalen. De sage van Filemon en Baukis is namelijk een voorbeeld van een bij wel meer volken bekend verhaal dat we zouden kunnen aanduiden als “de verdoemde stad”.

In dit verhaal brengen de goden, uiteraard incognito, een bezoek aan de aarde. Overal constateren ze de zondigheid van de mensen, maar een arm echtpaar onthaalt ze gastvrij. Op dit punt kan de verteller het verhaal naar believen uitbreiden. Als Ovidius het bijvoorbeeld heeft over Filemon en Baukis, wijdt hij uit over de pogingen van de twee arme mensen om een fatsoenlijk maal op tafel te scheppen. Na een kras voorbeeld van de rechtschapenheid van de betrokkenen onthullen de goden hun ware identiteit en nemen de mensen mee, naar buiten de stad. Als ze omkijken, zien ze dat hun stad is verwoest: de goden straften de stad maar redden de enige rechtvaardigen.

Lees verder “Verdoemde steden”