Tollenaars

Romeins belastingkantoor (Makthar)

In verschillende verhalen uit het Nieuwe Testament komen tollenaars voor. Ze waren verantwoordelijk voor het innen van de belastingen. Het woord “tollenaar” komt van een Grieks woord τελώνης, dat verwijst naar het wegen van grote sommen geld. Belastingen werden namelijk voor een flink deel voldaan in klinkende munt; hierboven ziet u de bakken waarin de belastingplichtigen hun geld kwamen storten.

Belastinginners doen nuttig werk. De overheid garandeert de grensverdediging, de openbare orde, de rechtspraak en allerlei openbare voorzieningen. Dat was in het Romeinse Rijk niet anders dan bij ons en dat wisten de ingezetenen van het Mediterrane wereldrijk natuurlijk ook. Dat maakt de diepe weerzin die men tegen de tollenaars voelde, op het eerste gezicht wat curieus. Als verklaring wordt vaak corruptie genoemd, en daar is ook wel enig bewijs voor. Johannes de Doper draagt de belastinginners op niet teveel te vragen (Lukas 3.13). Ik vraag me echter af of dit wel het hele verhaal is. Eerst een blik op het systeem, daarna op de toepassing.

Lees verder “Tollenaars”

De zeven regels van rabbi Hillel

Schriftgeleerde met boekrol (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)

Ik heb in mijn reeks over het Nieuwe Testament al een paar keer verwezen naar de regels die rabbi Hillel, een oudere tijdgenoot van Jezus, heeft gegeven voor de uitleg van de joodse religieuze literatuur. Het is zinvol daar een blogje aan te wijden. Hillel is overigens de held van een heel beroemd verhaal. Een bezoeker vroeg hem om het jodendom in een notendop samen te vatten, ongeveer in de tijd waarin je op één been kunt staan (een traditionele tijdaanduiding). “Wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet,” riposteerde de rabbijn. “Dat is de hele Wet, de rest is uitleg. Ga nu en studeer.” Hillel is ook degene die de prosbul introduceerde, waarover ik al eerder blogde.

Het risico van allegorese

Ter zake. Het probleem dat Hillel met de uitlegregels wilde oplossen, was dat van de allegorese. Oude teksten veronderstelden een andere samenleving en dat maakte teksten onbegrijpelijk. Dat was geen uniek joods probleem. De Grieken voelden zich al in de vierde eeuw v.Chr. ongemakkelijk bij teksten als de Odyssee. Wat de homerische goden flikten, viel alleen te typeren als grensoverschrijdend gedrag. De hellenistische geleerden wisten zeker dat Homeros iets anders moest hebben bedoeld dan wat hij letterlijk vertelde, en begonnen de Odyssee allegorisch te interpreteren. De Odyssee ging dan niet over de thuiskomst van een oorlogsveteraan maar over de ziel die op zoek is naar God. (De enige aanwijzing voor zo’n interpretatie was dat de woorden voor de menselijke geest en thuiskomst, νόος en νόστος, vier letters deelden.) Een joods voorbeeld van allegorese vinden we in de Dode-Zee-rol die bekendstaat als 1QpHab ofwel het Habakukcommentaar. Schrijvend in de tweede helft van de eerste eeuw v.Chr. betrok de auteur allerlei woorden uit Habakuk 3, geschreven rond 600 v.Chr., op de geschiedenis van de sekte.

Lees verder “De zeven regels van rabbi Hillel”

Het Onze Vader (3)

Reliëf met iemand in gebed, vrijwel zeker niet het Onze Vader (Makthar)

Ik had vorige week een beginnetje gemaakt met het Onze Vader, een onderdeel van de Bergrede uit het Matteüsevangelie (6.9-15), ook bekend is uit het evangelie van Lukas (11.2-4) en de Didache 8. Ik heb erop gewezen dat er allerlei criteria zijn waaraan valt af te lezen dat het Aramese origineel mogelijk teruggaat op Jezus zelf. Het is in elk geval ouder dan de drie bronnen waarin de tekst is overgeleverd.

Het Onze Vader

Vandaag iets meer over de inhoud, die bestaat uit enkele simpele verzoeken:

  1. dat Gods koninkrijk komt,
  2. dat er dagelijks brood zal zijn,
  3. dat schulden worden vergeven,
  4. dat men niet beproefd zal worden.

Lees verder “Het Onze Vader (3)”

De Bergrede (2)

Mozaïek uit de Groß Sankt Martin in Keulen

In mijn reeks over het Nieuwe Testament was ik begonnen aan de Bergrede. Zoals ik al vertelde is het een compositie van de auteur van het Matteüs-evangelie, gebaseerd op de uitsprakenverzameling die bekendstaat als Q. Het beroemdste deel is de verzameling paradoxen die bekendstaat als de Zaligsprekingen omdat, in oude vertalingen, deze spreuken steeds werden ingeleid met “zalig is degene die…” Hier gebruik ik de Nieuwe Bijbelvertaling van Matteüs 5.3-12 (parallel: Lukas 6.20-23) en de situatie is dat Jezus een berg op gaat om zijn eerste grote redevoering te houden. Hij begint met een Umwertung aller Werte.

Gelukkig wie nederig van hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.

Lees verder “De Bergrede (2)”