
Ik had vorige week een beginnetje gemaakt met het Onze Vader, een onderdeel van de Bergrede uit het Matteüsevangelie (6.9-15), ook bekend is uit het evangelie van Lukas (11.2-4) en de Didache 8. Ik heb erop gewezen dat er allerlei criteria zijn waaraan valt af te lezen dat het Aramese origineel mogelijk teruggaat op Jezus zelf. Het is in elk geval ouder dan de drie bronnen waarin de tekst is overgeleverd.
Het Onze Vader
Vandaag iets meer over de inhoud, die bestaat uit enkele simpele verzoeken:
- dat Gods koninkrijk komt,
- dat er dagelijks brood zal zijn,
- dat schulden worden vergeven,
- dat men niet beproefd zal worden.
Beproeving
De eerste en vierde hebben te maken met het verwachte aanbreken van de eindtijd, waarin God zelf het bestuur van de aarde op zich zal nemen. Dat was volgens Jezus iets om naar vooruit te zien. Voordat het zover was, zou de mensheid het echter nog zwaar te verduren krijgen.
Gebeden om in tijden van tegenspoed althans niet boven de eigen krachten te hoeven lijden, zijn in de antieke literatuur niet zeldzaam. Zo wordt verteld dat de vrome Romeinse generaal Marcus Furius Camillus de goden verzoekt om, indien ze jaloers mochten zijn op het geluk van Rome, hém zouden treffen in plaats van de stad en dat hij hoopt dat het ongeluk dan niet ondraagbaar groot zal zijn. Een nauwere parallel is overgeleverd in de Babylonische Talmoed: een nachtgebed waarin men verzoekt niet in verleiding gebracht te worden (Berachot 60b).
Schuld en zonde
Het is makkelijk de derde bede van het Onze vader, de vergeving van de schulden, in overdrachtelijke zin te lezen. In elk geval Lukas heeft er geen probleem mee er “vergeef ons onze zonden” van te maken. Waar Matteüs en de Didache het hebben over ὀφείλημα, spreekt de derde evangelist van ἁμαρτία. Dit is simpel te verklaren doordat in het Aramese origineel het woord ḥôbâ beide betekenissen heeft. Bovendien vatten joden een zonde op als iets dat rechtzetting behoefde en dus iets was wat men God verschuldigd was.
Toch is er ook een materiële component. Op de bede om vergeving van de schuld/zonde volgt immers “zoals ook wij vergeven wie ons iets schuldig is” (Matteüs) of “want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is” (Lukas) of “zoals ook wij onze schuldenaren vergeven” (Didache). Dit veronderstelt ongetwijfeld materiële schulden.
Belastingschulden
Zulke schulden zijn bovendien maar al te herkenbaar. De joden kenden namelijk het zogeheten sabbatsjaar, waarin schuldeisers schulden moesten kwijtschelden, en juist in Jezus’ tijd begon dat gebruik te wringen. De rabbijnse traditie bewaart de herinneringen aan rabbi Hillel, die de prosbul bedacht, waarbij de debiteur toezegde na het sabbatsjaar de schuld te hernemen. Op deze wijze werd het voor de crediteur niet al te onaantrekkelijk geld uit te lenen. Uit papyri blijkt dat dit geen dode letter was.
Evengoed bleven er problemen. De Romeinse belastingheffing was te hoog. Tacitus vertelt dat in 17 na Chr. een Joodse delegatie naar keizer Tiberius ging om te onderhandelen over schuldvermindering (Annalen 2.42). De uitkomst is onbekend maar het is veelzeggend dat de Joodse rebellen, toen ze in 66 tegen de Romeinen in opstand kwamen, begonnen met het verbranden van de archieven met schuldbekentenissen. Ik wil niet uitsluiten dat Matteüs de oorspronkelijke tekst heeft bewaard en dat Lukas, schrijvend voor een niet-joods publiek, de overdrachtelijke betekenis heeft gebruikt.
Brood
Tot slot het dagelijkse brood. Ook hier is een letterlijke en overdrachtelijke betekenis. De letterlijke betekenis past prima bij wat we weten over antieke gebeden, die heel concreet en praktisch konden zijn. Een gebed van de Atheners luidde:
Zeus-lief, laat de regen vallen,
Regen, zegen voor ons allen,
Op de akkers van Athene
En de vlakte er omhenen.
De vertaling is van Simone Mooij. Let op het rijm – ook aanwezig in het Aramese Onze Vader.
Het probleem met de overdrachtelijke betekenis is dat het woord dat we als “dagelijks” weergeven, een hapax is. Dat is een woord dat slechts één keer in de antieke letteren voorkomt. Het is dus moeilijk om ἐπιούσιος zomaar te vertalen. Mogelijk is het een verwijzing naar een toekomstige maaltijd, als de mensen in de Eindtijd mogen aanschuiven bij een door de messias aangeboden maaltijd. Daarover volgende week, als we het opnieuw over het Onze vader hebben.
[Een overzicht van de reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
Met deze historische achtergrond des te merkwaardiger dat dit gebed in het latere christendom zo centraal is gesteld. Sommige gelovigen (moeten) het zelfs nog steeds enkele malen per dag opzeggen. De meesten zijn dus met die letterlijk en figuurlijk wisseling op het verkeerde been gezet en zeggen een merkwaardige tekst.
Overigens, geen misverstand ik respecteer elke godsdienst voor zover als mogelijk.
“De meesten zijn dus met die letterlijk en figuurlijk wisseling op het verkeerde been gezet en zeggen een merkwaardige tekst.” Zo zou ik het niet zeggen. Als protestants opgevoed persoon ben ik goed bekend met het Onder Vader. Bij het opzeggen had de rituele kant een belangrijke plaats. Bijvoorbeeld bij begrafenissen. Zonder op de tekst zelf te letten. JonaL ‘onttovert’ die tekst door op praktische kanten te wijzen. Dat is nieuw voor mij en interessant. Maar aan het rituele aspect doet dat mijn inziens geen afbreuk.
Yeshua’s gebed (bij het breken van het brood) is mogelijk gebaseerd op het traditionele Hebreeuwse gebed: ‘Blessed art Thou Adonai, Our God, Sovereign of the Universe, Who brings forth bread from the Earth’ (Baruch atah Adonai, eloheinu melech haolam, hamotzi lechem min haaretz.).
Yeshua kan gebeden hebben: Blessed ar Thou, Our Abba, Sovereign of the Universe, Who gives us our bread of the morrow. Het ‘brood van morgen’ is de originele Aramese frase van het Onze Vader, met de betekenis: de goddelijke leringen van het Messiaanse Tijdperk.
Verkeerd in het Grieks vertaald en in het Latijn de betekenis gekregen van ‘geef ons heden ons dagelijks brood’.
(o.a. gebaseerd op Lewis Keizer, The pre-christian teachings of Yeshua. Niet te verwarren met het Jesus Seminar.)
“Het ‘brood van morgen’ is de originele Aramese frase van het Onze Vader, met de betekenis: de goddelijke leringen van het Messiaanse Tijdperk.”
Nu word ik benieuwd naar uw argumenten voor beide hypothesen.
Ik meer naar ondersteunende empirische data.
Argumenten zijn altijd gebaseerd op aannames, die altijd aangevochten kunnen worden.
Uiteraard ben ik me ervan bewust dat alfa’s nog wel eens slordig zijn (zoals vrijwel alle wetenschappers, maar natuurwetenschappers toevallig niet op dit punt) en ondersteunende empirische data ook tot de “argumenten” rekenen. Ik hecht echter aan het onderscheid, dat samenvalt met het onderscheid tussen deductie en inductie.
Yeshua kan gebeden hebben: Blessed ar Thou…
Ik vind zoiets altijd heel vervreemdend. We weten zeker dat hij dat niet gebeden kan hebben, omdat niemand in zijn tijd ook maar één woord Engels kende.