
“De laatste Babylonische koning,” zo lezen we in het handboek dat we zo goed kennen, “was een merkwaardige man. Hij was een fervent aanhanger van de maangod Sin van Harran en verwaarloosde de cultus van Marduk, de oppergod van Babylon. Hij vestigde zich gedurende tien jaar in Tayma (nu in Saoedi-Arabië) en liet de regering aan zijn zoon Belsassar over.”
Wat bewoog koning Nabonidus? De Blois en Van der Spek geven in Een kennismaking met de oude wereld aan waarom we het niet weten kunnen. Onze bronnen zijn immers later geschreven en tendentieus. Dat Nabonidus in zijn eerste regeringsjaren een efficiënte veroveraar was die successen boekte in Cilicië en Edom, blijft zo wat onderbelicht, terwijl zijn ongebruikelijke religieuze voorkeur de nadruk krijgt. Belangstelling voor Arabië was echter logisch: de Wierookroute was, nu grote delen van het Nabije Oosten waren veroverd, een voor de hand liggend expansiedoel. Bovendien zouden de Arabieren soldaten kunnen leveren voor de oorlog met Iran.
Meden en Perzen
Daar waren namelijk grote veranderingen gaande. Nabonidus en Belsassar herkenden de tekens aan de wand. In de voorafgaande eeuw was rond Ekbatana (“verzamelplaats”, het huidige Hamadan) het rijk van de Meden ontstaan. De vorsten beheersten grote delen van de route richting Baktrië en hadden enkele verwante stammen onderworpen. Een echte staat hadden ze niet gesticht; we moeten het Medische Rijk voorstellen als een federatie stammen, die strooptochten organiseerden richting Assyrië (waar ze samen met de Babyloniërs Nineveh innamen) en Lydië (waar ze in 585 werden tegengehouden).
Een van de stammen die deel uitmaakten van de federatie, was die van de Perzen, die in de eerste regeringsjaren van Nabonidus in opstand waren gekomen tegen de Medisch koning Astyages. Toen deze in 550/549 tegen de rebellen was opgerukt, was hij gevangen genomen. Op de Iraanse hoogvlakte was de macht nu in handen van Cyrus de Pers, die de Medische federatie overnam.
De gebeurtenissen zijn in geromantiseerd detail bekend uit Herodotos’ Historiën. Dat Herodotos redelijk geïnformeerd was, blijkt uit de Babylonische kroniek die bekendstaat als ABC 7. Deze tekst helpt ons de chronologie te bepalen en te selecteren welk deel van Herodotos’ informatie betrouwbaar is. Het feit dát de Babyloniërs het noteerden, is echter ook interessant. Het betekent dat ze het belangrijk vonden en het is geen wilde gedachte dat Nabonidus de Perzen heeft gesteund bij zijn opstand.
Watermanagement en kleitabletten
In opstand komen is één ding. Succesvol zijn een ander. Op dit punt zullen we de komende jaren meer leren. Het is bekend dat de Iraanse hoogvlakte in de zesde eeuw v.Chr. de aanleg zag van allerlei qanats, ondergrondse waterleidingen. Er was dus een klimaatomslag: het werd droger. We zijn nu twee mogelijkheden.
- Perzië stond er economisch beter voor doordat het zich tijdig had aangepast en de landbouw op niveau had weten te houden, terwijl Medië achterbleef en daardoor economisch zwak stond.
- Perzië kon de qanats bouwen doordat het de Meden had verslagen.
Anders gezegd: waren de aanpassingen van de Perzische landbouw oorzaak of gevolg van Cyrus’ machtsgreep? Ik verwacht dat deze vraag met enkele jaren zal zijn opgelost, wanneer we een verfijnder beeld hebben van het klimaat in de zesde eeuw.
Nog een belangrijk punt: het Perzische Rijk in opkomst bouwde voort op het oude Elam. De administratieve teksten die in de latere hoofdstad Persepolis zijn gevonden, de zogenaamde Persepolis Fortification Tablets, zijn geschreven in het Elamitisch en zetten een pre-Perzische kanselarijtraditie voort. Of Cyrus hier al van heeft geprofiteerd, is niet helemaal duidelijk. Een bekende theorie is dat terwijl hij zelf heerste in Perzië, een andere tak van zijn dynastie heerste in Elam, en dat die een generatie later ten tijde van Darius de Grote samen kwamen. Ik weet niet of dit waar is.
Feit is dat Cyrus steeds machtiger werd. In 547 onderwierp hij het verre Lydië. Nabonidus had alle reden gehad strategische diepte te zoeken in Tayma en langs de Wierookroute. Het mocht echter niet baten. Nabonidus en Belsassar waren gewogen en te licht bevonden. In 539 versloeg Cyrus het Babylonische leger. Het was een enorm bloedbad. Zonder leger was de verdediging van Babylon moeilijk en de stad viel zonder slag of stoot. De heerschappij was opnieuw van volk naar volk doorgegeven door onrecht, geweld en hebzucht.
Je bijbelse referenties doen me terugdenken aan de eerste week Germaanse in 1994, waarin we de opdracht kregen een heleboel bijbelteksten en klassieke mythen te lezen. Proffen ervoeren dat die kennis bij de toenmalige studenten niet meer verondersteld mocht zijn. Zo werd het moeilijk om heel wat literatuur te begrijpen. Een docent poneerde ooit dat de hele westerse literatuur een aanvulling was op, of een afzetten tegen de Bijbel.
Ik zou het formuleren als een dialoog met de Oudheid. Maar het klopt wel.
“Een docent poneerde ooit …..”
En teksten die dat niet doen zijn of geen literatuur of niet-westers?! Dan heeft de prof altijd gelijk.
Voorbeelden: het door mij gerecenseerde Keel van Glas, alsook Noordse mythologie (incl. Kalevala).
Die zijn ook wel toepasselijk in een tekst over Babylonië.
“Nabonidus en Belsassar herkenden de tekens aan de wand. ”
Leuk gedaan. 🙂