
Het is een hele mond vol, “Het Vooraziatisch-Egyptisch Genootschap ‘Ex Oriente Lux’”, maar het is een leuke club. Die club geeft namelijk wetenschappelijke inzichten over het oude Nabije Oosten door aan het grote publiek. Anders dan het Nederlands Klassiek Verbond, dat vooral eerstelijns-informatie geeft over de Mediterrane helft van de oude wereld, kiest EOL bij uitleg van het Nabije Oosten voor eerste én tweedelijns-voorlichting. Anders gezegd: het schurkt ook wat aan tegen de wetenschap.
Afgelopen zaterdag organiseerde EOL in de Lokhorstkerk in Leiden een studiemiddag over klimaatwetenschap en migratie. Twee thema’s waarin momenteel dynamiek zit, al is het inmiddels niet meer zo heel erg verrassend. Iets vormt nieuws zolang de aard van ons inzicht verandert. Het antieke klimaat was daarvan een voorbeeld maar nu de wissel eenmaal is omgezet, komen de inzichten uit deze steeds minder nieuwe categorie binnen. Steeds meer, dat wel, maar verrassend is het niet meer. Boeiend blijft de materie wel. Het andere thema, migratie, kwam zaterdag wat minder uit de verf.
Vulkaanuitbarstingen
De eerste spreker was Francis Ludlow (Dublin), die het oude klimaat onderzoekt aan de hand van ijskernen. Elk jaar sneeuwt het op Groenland en elk sneeuwlaagje verandert in een ijslaagje dat, zoals jaarringen, informatie biedt over het weer in dat jaar. Vulkaanuitbarstingen zijn bijvoorbeeld goed te herkennen. Ik blogde al eens over de conclusie dat 43 v.Chr. een opvallend slecht jaar was, wat komt doordat toen de op vier na grootste uitbarsting van de afgelopen drie millennia was.
Ludlow had het over de conflicten tussen de Ptolemaïsche en Seleukidische rijken, de zogeheten Syrische Oorlogen. De omstreden regio’s kenmerken zich doordat er goed veel regen viel, wat ze strategisch belangrijk maakte voor met name Egypte, dat hier voedsel kon halen als de Nijl het liet aflieten. Vervolgens attendeerde Ludlow erop dat de Derde Syrische Oorlog eindigde na een grote vulkaanuitbarsting. Dankzij de uit de historische tijden bekende metingen van de nilometer weten we dat vulkaanuitbarstingen correleren met lage Nijlstanden en droogte – en tevens met hongeroproer. Uit de Astronomische Dagboeken, tjokvol informatie over de prijzen van levensmiddelen in Babylonië, blijkt dat het omgekeerde gebeurde in Zuid-Irak. Daar viel juist meer regen en daalden de graanprijzen.
Eén constatering licht ik er nog uit. Ludlow zei dat we kunnen zeggen dat vulkaanuitbarstingen invloed hebben op de evenementiële geschiedenis. Hij zei echter ook dat we tevens zeggen kunnen dat we zien hoe veerkrachtig de hellenistische rijken waren.
De Zeevolken
De tweede spreker was de Leidse archeoloog Bleda Düring, die het had over klimaatverandering als mogelijke oorzaak voor de Zeevolkencrisis. Ik denk dat ik bij de lezers van deze blog bekend mag veronderstellen dat in de halve eeuw na 1200 v.Chr. het Hittitische Rijk ten onder ging, de Mykeense paleisburchten werden verlaten, steden als Ugarit ten onder gingen, Egypte zich terugtrok uit de Levant en Assyrië door een crisis ging. En toen waren er dus agressieve migranten. Die kwamen rond 1177 aan in Egypte. Ze hebben vaak Grieks-ogende namen. Ik blogde er onlangs over en was gerustgesteld dat ik geen al te domme dingen heb geschreven.
Speelde een klimaatomslag en droogte een rol? Volgens Düring is het zo duidelijk allemaal niet. Tijdens zijn betoog plaatste hij enkele mooie observaties. De eerste was dat veel van de migrerende volken niet zo nieuw waren als we weleens denken. De Peleset (vrijwel zeker de bijbelse Filistijnen) bezaten een koninkijk Palistin rond het huidige Aleppo. Ook vochten ze al in de vroege dertiende eeuw v.Chr. mee in de Slag bij Kadesh. Hoe een herkomst in noordelijk Syrië zich laat rijmen met een Griekse herkomst, is een andere vraag. Ook de Sherden dienden al in de oosterse legers.
Daan Nijssen, de auteur van een leuk boek over Mesopotamië, stelde de vraag of hij goed had begrepen dat de verwoestingslagen van de diverse steden nu anders waren gedateerd. Düring bevestigde dat. Vaak was een verwoestingslaag rond 1200 gedateerd omdat het zo mooi paste bij de Zeevolken. In feite was er dus sprake van cirkelredeneringen.
Om te onthouden: Ludlow vertelde, nadat Düring het in de lezing tussen neus en lippen door had laten vallen, dat er een vulkaanuitbarsting was geweest rond 1173. Die kan een samenleving die al onder druk stond, een laatste zetje hebben gegeven. Dit onderzoek loopt nog.
Egypte
Dat is ook het geval met onderzoek van Nicky van de Beek in Mainz, waardoor haar lezing het karakter had van een tour d’horizon zonder eenduidige conclusies. Over het Egyptische klimaat is enerzijds veel al wel bekend. Dat het vroeger vochtiger was, weet u wel van de beroemde “Cave of the Swimmers” en soortgelijke afbeeldingen uit de Sahara (zie boven). Of anders van nieuwsberichten over spitsmuizen, die eigenlijk in een nat klimaat wonen, en die zijn aangetroffen in wat nu woestijn is. De winterregens kwamen uit het noorden en de moesson uit het zuiden.
Het gunstige klimaat veranderde rond 2200-2150: de crisis waarover ik al eens blogde. Toch was er niet alleen sprake van droogte, maar ook van harde en vermoedelijk onverwachte stortbuien. Fascinerend detail: de mastaba van Merefnebet, waar de tichels zwaar te lijden hebben gehad van zulke slagregens. Niettemin daalde de waterspiegel van de Nijl.
Van de Beek zelf bestudeert afbeeldingen. Ze heeft een database aangelegd van flora en fauna die is te zien op schilderingen van moerassen, de woestijn, velden, akkers, weilanden en tuinen. Voor een deel is de decoratie stereotype, ongeveer zoals wij strijk en zet een zonnetje op een tekening zetten, zelfs al is die in ons land doorgaans achter wolken verborgen. Voor een ander deel zeggen afbeeldingen wel degelijk iets over wijzigende fauna en flora. Als het nijlpaard bijvoorbeeld niet langer in zijn natuurlijke habitat wordt afgebeeld, kennen kunstenaars die dieren niet lange. Dat is wellicht een aanwijzing voor veranderend klimaat. Of overbejaging. Dat is nu onderzoeksthema.
Al met al schetste Van de Beek dus een confuus beeld. De conclusies moeten nog uitkristalliseren, maar ik had voor geen goud haar terloopse opmerking willen missen dat de Egyptenaren hebben geprobeerd de hyena te domesticeren en dat zulks niet was gelukt.
Tot slot
Als er deze zaterdagmiddag één centrale gedachte was, dan toch deze: om in de oudheidkunde verder te komen, zijn alle soorten informatie nodig. Het onderzoek naar het antieke klimaat bewijst dat we meer allround-wetenschappers nodig hebben, geen specialisten.
Als u mijn “twittulen” over het antieke klimaat wil nalezen: dat kan hier.
https://scientias.nl/bijna-iedereen-is-de-avaren-vergeten-maar-wetenschappers-onthullen-nu-waar-deze-europese-supermacht-zijn-oorsprong-vond/
Niet helemaal hetzelfde onderwerp, maar ik vond dit artikel over de oorsprong van de Avaren en dat is misschien interessant.
Leuk, dank je! Net het boek van Pohl over de Avaren uitgelezen, sluit naadloos aan!
https://youtu.be/swD6edgCoEo
En wat die hyena’s betreft: in Ethiopië komen ze een heel aardig end. (Ik heb bij nader inzien spijt dat ik niet naar Harar gegaan ben toen ik in Ethiopië was.)
Hoedt u er overigens voor het klimaat weer té te benadrukken. Oorlogen zelf kunnen ook economische ontwrichting brengen, zoals 2022 weer eens laat zien…
Ja, dat is zeker waar. Je kunt de prijspieken in de Astronomische Dagboeken in verband brengen met vulkanisme en slechte oogsten, maar ook met de aanwezigheid van rondtrekkende legers. Allebei is ook gedaan.
Het komt hier neer op verfijning van de informatie. Zat die voedselschaarste tijdens de oorlog (en komt het door aanwezige legers) of zat die tegen het einde van de oorlog (en maakt een vulkaan een einde aan de oorlog). Met slechts negen Syrische Oorlogen in de data-verzameling, zie ik niet zo snel een statistisch zinvol onderscheid.
”Daan Nijssen, de auteur van een leuk boek over Mesopotamië, stelde de vraag of hij goed de verwoestingslagen van de diverse steden nu anders waren gedateerd. ”
Mist hier misschien een woord?
De uitdrukking strijk en zet kende ik trouwens nog niet.
Verbeterd. Dank!