
Als ik u zeg dat het op de Romeinse kalender 28 september was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls waren, en als ik dat omreken naar 16 augustus 48 v.Chr. op onze kalender, en als ik u eraan herinner dat we afgelopen zaterdag zagen dat Pompeius was aangekomen in Egypte, dan weet u dat u vandaag zult lezen over zijn ondergang.
Een verslagen generaal en twee legers
Waarom hij na zijn nederlaag bij Farsalos vluchtte naar Egypte: dat is, zoals ik al vertelde, een onopgelost raadsel. Hij mocht er echter op vertrouwen dat hij door koning Ptolemaios XIII gesteund zou worden, aangezien die zijn troon had te danken aan de Romeinse generaal. Ook was het een geschikte plaats om een oorlog voort te zetten. Het land van de Nijl produceerde grote hoeveelheden graan en dreef handel op Oost-Afrika en India. Hoewel Egypte sinds de regering van Ptolemaios’ vader Ptolemaios XII de Fluitspeler een miljoenenschuld had opgebouwd, was het een in principe welvarend land. Bovendien lag er een Romeins garnizoen.
Wat Pompeius niet weten kon, was om te beginnen dat Egypte enkele misoogsten achter de rug had en dat de bevolking onrustig was. En verder: dat Kleopatra VII weliswaar was afgezet, maar dat ze werkte aan haar terugkeer. Haar leger lag bij de berg Kasios tegenover dat van haar broer, die zich liet bevoorraden vanuit Pelousion. Het is een van die curieuze toevalligheden uit de geschiedenis dat Pompeius precies aankwam op het moment dat de twee legers daar ook waren.
Of toch niet? Pompeius had een paar dagen doorgebracht in Pafos, de hoofdstad van Cyprus, en zal daar hebben vernomen van de Egyptische burgeroorlog. Vanuit Pafos waren Pelousion en Kasios simpel te bereiken: de schipper voer pal zuidwaarts, naar een opvallend punt op de kust, de berg Kasios. Misschien probeerde Pompeius, door zich aan te dienen als beschermer van de Egyptische dynastie, zijn positie te versterken.
Bronnen
Dat is overigens een hypothese. Het blijkt niet uit de bronnen – en we hebben er niet minder dan tien. Voor de liefhebbers:
- Contemporain zijn Caesars Burgeroorlog en een toespraak van Cicero.
- Verder hebben we de beschikking over een uittreksel uit het geschiedwerk van Titus Livius, de Geografie van Strabon, de Romeinse Geschiedenis van Velleius Paterculus en de Pharsalia van de dichter Lucanus.
- Andere bronnen lijken terug te gaan op Livius (en andere vroege bronnen): de anekdotenbundel van Valerius Maximus en de serieuze geschiedwerken van Appianus van Alexandrië en Cassius Dio.
- De biografie van Ploutarchos is het uitgebreidst en lijkt terug te gaan op ooggetuige Theofanes van Mytilene.
Lucanus is de enige die vermeldt dat een speculator eques, een verkenner te paard, over de kust aan kwam rijden met de mededeling dat Pompeius was aangekomen. Het uitzenden van een verkenner suggereert dat het hof van Ptolemaios XIII de aankomst van de Romein verwachtte. Dat komt overeen met wat Ploutarchos vermeldt, namelijk dat Pompeius een bode vooruit had gestuurd.
De bronnen maken verder duidelijk dat de hofhouding niet wist wat men met de situatie aan moest. Er zou zijn vergaderd. Dat is eigenlijk wat raar. Immers, de uitkomst van de slag bij Farsalos was ook in Egypte bekend en men zal hebben besproken wat te doen als de verslagen generaal naar Egypte zou komen. Dit toont hoeveel verdichting er is in onze bronnen.
[U raadt al wat er rond 11:00 uur 2069 jaar geleden is gebeurd.]
Ik kan niet wachten tot het elf uur is.
“Lucanus is de enige die vermeldt dat een speculator eques, een verkenner te paard, over de kust aan kwam rijden…”.
Zie Lucanus VIII, 472 in de vertaling van P.H. Schrijvers ‘Burgeroorlog’ 2013:
“Een verspieder die snel te paard langs de kust was gereden, vervulde het angstige (Ptolemaeïsche) hof van het nieuws dat de gastvriend (Pompeius) geland was”.