De slag aan de Nijl (1)

Een Bataafse ruiter steekt met twee paarden een rivier over. Gewoon te zien in het Valkhofmuseum, Nijmegen, dus het heeft weinig met de slag aan de Nijl te maken.

Als ik dit blogje over de slag aan de Nijl begin met de constatering dat het 26 maart was in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls hun naam zouden geven, en als ik dat omreken naar 5 februari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een  aflevering van het feuilleton “Wat deed Julius Caesar vandaag gisteren 2069 jaar geleden?”

Zoals we eergisteren zagen was hij, na maandenlang belegerd te zijn geweest in het koninklijk paleis in Alexandrië, eindelijk in staat vrijuit te bewegen, want zijn tegenstanders hadden de blokkade opgeheven. De Egyptische troepen waren namelijk zuidoostwaarts getrokken om het leger van Mithridates van Pergamon, dat Caesar kwam ontzetten, te verslaan vóór het contact kon maken met dat van Caesar. Het Egyptische plan mislukte en Caesar en Mithridates voegden hun legers samen.

Waar dit alles zich afspeelde, we weten het niet. Het moet ergens ten zuidoosten van Alexandrië zijn geweest, dus in de richting van het huidige Cairo. De meanderende Nijl heeft de afgelopen twee millennia immers nogal wat klei afgezet. Kromayer & Veith meenden de diverse locaties nog te kunnen herkennen op Britse landkaarten, maar ik ben wat minder optimistisch over de mogelijkheid de gevechtsplaatsen terug te vinden.

Het eerste contact

De auteur van De Alexandrijnse Oorlog vertelt hoe het leger van Caesar, na een nachtelijk vertrek uit Alexandrië en een omtrekkende beweging, voor het eerst contact maakte met dat van koning Ptolemaios XIII in de vroege ochtend van 5 februari.

Tussen het legerkamp en Caesars marsroute liep een smalle rivier met heel hoge oevers, die in de Nijl uitmondde en ongeveer zeven mijl van het legerkamp van de koning verwijderd was. Toen de koning had ontdekt dat Caesar langs deze route kwam, stuurde hij zijn hele ruiterij en keurtroepen van lichtgewapende infanterie naar die rivier om Caesar het oversteken te beletten. …  Daarom zochten Germaanse ruiters overal naar ondiepten in de rivier of zwommen ze eroverheen op punten waar de oevers lager waren. (29; vert. Hetty van Rooijen)

Ruiters die rivieren oversteken, die kennen we. Hier hebben we de kern van de latere keizerlijke bereden lijfwacht, gerekruteerd uit de Bataven. Die woonden in Caesars tijd nog niet in de Betuwe, maar in het land van de Chatten, ergens langs de Main of in de Taunus. Daar schijnt ook Caesar zijn Germanen te hebben gerekruteerd. Als dat waar is, zien we hier “proto-Bataven” in actie.

De oversteek

Intussen hakten de legioensoldaten hoge bomen om, lang genoeg om de oevers te verbinden, schoven ze vooruit, gooiden er snel aarde op en staken over. De vijanden schrokken zo van hun aanval dat ze hun heil in een vlucht zochten, maar vergeefs; slechts weinigen keerden van die vlucht naar de koning terug en verder werd bijna de hele massa gedood. (29; vert. Hetty van Rooijen)

Cassius Dio weet dat dit gevecht plaatsvond bij zonsopgang. In De Alexandrijnse Oorlog lezen we dat het Egyptische kamp goed beveiligd was en dat Caesar besloot niet meer aan te vallen. Zijn soldaten waren te moe. De Romeinen bouwden een kamp tegenover dat van Ptolemaios. Cassius Dio voegt nu weer in dat de Egyptenaren een vredesvoorstel deden, dat Caesar afsloeg.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

Een gedachte over “De slag aan de Nijl (1)

Reacties zijn gesloten.