Ik blogde gisteren al over de Nijl, de grootste rivier uit de oude wereld, en beschreef toen de loop vanaf de bronnen tot aan de zee. Vandaag wat andere aspecten.
Overstroming
Zowel de Blauwe Nijl als de Atbarah, die ik gisteren noemde, ontspringen in het hoogland van Ethiopië, waar in de vroege zomer zware moessonregens vallen. Dit water stroomt noordwaarts en veroorzaakt de beroemde, vijf maanden durende overstroming van de Nijl. De oude Egyptenaren vergeleken deze vloed met de chaos van de oertijd.
Omdat ze de bronnen van de Nijl niet kenden, vroegen Griekse bezoekers zich af wat de oorzaak van dit fenomeen kon zijn. Herodotos noemt verschillende theorieën. Dat de noordenwind het water terugblaast, zoals Thales van Milete had beweerd, was onzin:
Ik heb de laatste tijd geblogd over antieke rivieren en rond vandaag en morgen af met de grootste van de oude wereld: de Nijl. Enigszins afhankelijk van de wijze waarop je de lengte berekent, is de 6850 kilometer lange stroom de langste rivier op deze planeet of de langste na de Amazone. Als je kijkt naar het afwateringsgebied, heel noordoostelijk Afrika dus, hoeft de Nijl alleen de Amazone en de Congo voor zich te laten.
Noordelijk Afrika bestaat grotendeels uit de onherbergzame Sahara. Als de Nijl geen vruchtbare corridor zou bieden door deze dorre zone, zou het vrijwel onmogelijk zijn om te reizen vanuit Sub-Saharisch Afrika naar het Middellandse Zeegebied of het Nabije Oosten. De Nijl is daarom een cruciale verbindingsweg en dat maakt het verleden van Nubië en Egypte tot het collectieve verleden van de gehele mensheid.
Kleopatra en Caesar: scène uit de speelfilm Cleopatra (1963)
Als ik u zeg dat het was in de maand phamenoth in het vijfde regeringsjaar van koningin Kleopatra VII Filopator, en als ik dat omreken naar maart 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Kleopatra en Caesar
We hebben geen idee. Hij is zoek. Op 27 maart, onze 6 februari, was hij in Alexandrië en op 28 juni, onze 17 april, neemt hij daar afscheid. Waar hij in de tussenliggende tijd was, is onbekend. Er is wel beweerd dat hij met Kleopatra een cruise maakte over de Nijl, maar daarvoor is geen bewijs. Het is meer Hollywood (zie boven) dan feit.
Van de andere kant: sinds het oversteken van de Rubico waren zevenentwintig maanden verstreken, maanden waarin hij voortdurend op reis was geweest en had moeten vechten. Als we Ploutarchos mogen geloven, was Kleopatra aangenaam gezelschap, al sprak ze geen Latijn.
Een jonge Ptolemaïsche heerser, misschien Ptolemaios XIV, de jongere broer en echtgenoot van Kleopatra VII (Kunsthistorisches Museum, Wenen)
[Derde deel van een reeks over de Slag aan de Nijl, waarin Julius Caesar het Egyptische verzet tegen de heerschappij van Kleopatra VII brak. Het eerste deel was hier.]
Met de dood van Ptolemaios XIII was een einde gekomen aan de Alexandrijnse Oorlog. Caesar zal opgelucht zijn geweest. Hij moet hebben geweten van de onrust in het huidige Turkije en Andalusië, hij kan niet hebben geweten dat de Dalmatische problemen inmiddels waren opgelost en moet de ergste vermoedens hebben gehad over de republikeinen die zich in Tunesië verzamelden. Hij had nu tenminste zijn bewegingsvrijheid terug.
De val van Alexandrië
Dat de slag aan de Nijl nooit ver van Alexandrië gestreden kan zijn, blijkt uit het feit dat Caesar nog die middag kon terugkeren naar de hoofdstad van Egypte. We geven het woord weer aan de auteur van De Alexandrijnse Oorlog:
Caesar haastte zich langs de kortste weg over land met zijn ruiters naar Alexandrië en trok als overwinnaar de stad binnen aan de kant die door troepen van de vijand werd bezet. Hij kwam niet bedrogen uit in zijn verwachting dat de vijanden, als ze van dat gevecht hoorden, elke gedachte aan oorlog voeren zouden laten varen. (33; vert. Hetty van Rooijen)
Kleopatra VII, die het meeste profiteerde van de slag aan de Nijl (Koninklijke bibliotheek van België, Brussel)
[Tweede deel van een stuk over de Slag aan de Nijl, waarin Julius Caesar het Egyptische verzet tegen de heerschappij van Kleopatra VII brak. Het eerste deel was hier.]
De anonieme auteur van De Alexandrijnse Oorlog vertelt dat koning Ptolemaios XIII een dorp vóór zijn kamp had versterkt en met een palissades had verbonden met zijn eigen basis.
Bestorming van een dorp
Afgaande op de reconstructie die Kromayer & Veith geven van de slag aan de Nijl, zou dat dorp Abu al-Khazr geweest moeten zijn, maar ik ben niet overtuigd. Hoe dat ook zij, op 6 februari 47 v.Chr., nadat zijn soldaten een dag rust hadden gehad, nam Caesar het dorp stormenderhand in.
Een Bataafse ruiter steekt met twee paarden een rivier over. Gewoon te zien in het Valkhofmuseum, Nijmegen, dus het heeft weinig met de slag aan de Nijl te maken.
Als ik dit blogje over de slag aan de Nijl begin met de constatering dat het 26 maart was in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls hun naam zouden geven, en als ik dat omreken naar 5 februari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een aflevering van het feuilleton “Wat deed Julius Caesarvandaag gisteren 2069 jaar geleden?”
Zoals we eergisteren zagen was hij, na maandenlang belegerd te zijn geweest in het koninklijk paleis in Alexandrië, eindelijk in staat vrijuit te bewegen, want zijn tegenstanders hadden de blokkade opgeheven. De Egyptische troepen waren namelijk zuidoostwaarts getrokken om het leger van Mithridates van Pergamon, dat Caesar kwam ontzetten, te verslaan vóór het contact kon maken met dat van Caesar. Het Egyptische plan mislukte en Caesar en Mithridates voegden hun legers samen.
Waar dit alles zich afspeelde, we weten het niet. Het moet ergens ten zuidoosten van Alexandrië zijn geweest, dus in de richting van het huidige Cairo. De meanderende Nijl heeft de afgelopen twee millennia immers nogal wat klei afgezet. Kromayer & Veith meenden de diverse locaties nog te kunnen herkennen op Britse landkaarten, maar ik ben wat minder optimistisch over de mogelijkheid de gevechtsplaatsen terug te vinden.
Gem met portret van Caesar (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
Als ik u zeg dat het 19 maart was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waaraan, vele maanden later, Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls hun naam zouden geven, en als ik dat omreken naar 29 januari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u: het is tijd voor een stukje in het feuilleton “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Als u de laatste weken deze reeks hebt gevolgd, dan weet u dat het Egyptische leger van Ptolemaios XIII Caesar in Alexandrië had vast gezet, dat Caesar met moeite zijn aanvoerlijnen had opengehouden en dat een ontzettingsleger onderweg was. Ondertussen verzamelden Caesars tegenstanders zich in Dalmatië en het huidige Tunesië, wankelde het Romeinse gezag in wat nu Turkije heet, was het onmogelijk gebleken in Rome verkiezingen te houden en dreigde opstand in Andalusië.
Edict uit de tijd van Kleopatra over het asiel in joodse heiligdommen (Neues Museum, Berlijn)
Het was 15 maart in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls later hun naam zouden geven. Ik reken het even voor u om: 25 januari 47 v.Chr. op onze kalender. En u weet: dit is weer een blogje over de vraag wat Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden deed.
En opnieuw gaat het niet over Caesar zelf, die nog altijd in Alexandrië is ingesloten door het Egyptische leger. Het ontzettingsleger van Mithridates van Pergamon heeft echter, zoals we een week geleden hebben gezien, voet aan de grond gekregen in Egypte en het voorlaatste bedrijf in de tragedie staat op het punt te beginnen: de catastrofale vernietiging van het Egyptische leger, de dood van de jonge koning Ptolemaios XIII en de val van Alexandrië. Het slot zal dan bestaan uit de herordening van het koninkrijk van Kleopatra.
Een van uw vragen leidde naar de schat in het Haarlemmermeer (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Eerdere afleveringen hier, hier, hier en hier.
22. Vraag via de mail: Vaak stuit ik op de zin “Frisia non cantat”, en die wordt dan aan een Romein toegeschreven – Tacitus, meestal – maar ik kan die zin zelf nergens vinden. Is het een verzinsel van later datum?
Ja, dat is een verzinsel. De regel is inderdaad niet te vinden bij Tacitus, die wél de Friese Opstand noemt. De beschrijving daarvan eindigt met de opmerking dat sinds deze revolte de naam der Friese naam vermaard is.
Het Latijnse gezegde dat Friesland niet zou zingen, duikt op in de achttiende eeuw. Riemer Reinsma heeft het voor tijdschrift Onze Taal uitgezocht en zijn conclusies vindt u hier.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.