De slag bij Zela (1)

Gem met portret van Caesar (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Het was de tweede van de maand sextilis. Een beruchte datum: het was de dag waarop Hannibal bij Cannae de Romeinen had verslagen. 2 sextilis gold als dies ater, een “zwarte dag” waarop niemand graag werk aannam. Als hogepriester van de Romeinse Republiek stond Julius Caesar echter boven zulke voortekens. En zo kon het gebeurend dat op 2 sextilis in het jaar waarin Fufius Calenus en Vatinius de Romeinse consuls waren, Caesar bij Zela slag leverde tegen Farnakes II van Pontus. Het was op onze kalender 21 mei 47 v.Chr. en dit is, zoals u al vermoedde, een nieuw blogje in de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij kwam, zag, overwon.

Hij was, met een omweg over Komana, bliksemsnel opgerukt vanuit Tarsos richting Pontus. Zijn leger bestond uit VI Ferrata en het leger waarmee Gnaeus Domitius Calvinus enkele maanden eerder vergeefs strijd had geleverd tegen Farnakes: het Zesendertigste Legioen, de troepen die Pontus niet hadden kunnen verdedigen en de inmiddels tot één legioen samengevoegde troepen van Deiotarus. Samen rond de 16.000 man, een betrekkelijk kleine strijdmacht. Hiermee bereikte Caesar de omgeving van Zela, het huidige Zile.

Onderhandelingen

Er kwamen afgezanten van Farnakes naar Caesar en ze smeekten hem vooral niet als vijand naar hun land te komen; Farnakes zou alles doen wat hem geboden werd. Ze herinnerden hem er speciaal aan dat Farnakes geweigerd had Pompeius hulptroepen tegen Caesar te sturen, terwijl Deiotarus, die ze wel had gegeven, niettemin in genade was aangenomen. (Alexandrijnse Oorlog 70; vert. Hetty van Rooijen)

Appianus weet toe te voegen dat Farnakes Caesar ook een huwelijk met zijn dochter in het vooruitzicht stelde. Caesars repliek kwam erop neer dat hij gewoon was mensen te begenadigen, dus ook Deiotarus, en dat het niet door Farnakes’ neutraliteit was geweest dat hij bij Farsalos had gewonnen. Caesar zei Farnakes’ onderwerping te aanvaarden en stelde eisen. Toen Farnakes daaraan niet snel genoeg voldeed, was een veldslag onvermijdelijk. Die vond plaats even ten noordwesten van Zela, aan de weg naar Amaseia.

De slag begint

Caesar had, zoals gezegd, een betrekkelijk klein leger en besloot verdedigingswerken te laten aanleggen waarmee een Pontische aanval viel te breken. Het leek er dus op dat daar bij Zela een stellingenoorlog zou ontstaan. Farnakes wist de Romeinen echter volkomen te verrassen.

Farnakes besloot tot de strijd. Mogelijk werd hij daartoe aan gezet door vroeger geluk op die plaats of werd hij ertoe gebracht door geloof in voortekens – we hoorden later dat hij zich daardoor had laten leiden – of doordat hij de indruk kreeg dat bij ons maar een klein aantal soldaten onder de wapens was. … Misschien vertrouwde hij ook op zijn leger van veteranen, waarover zijn afgezanten pochten dat het tweeëntwintig keer slag had geleverd en gewonnen, en had hij tegelijkertijd minachting voor ons leger, waarvan hij wist dat het onder commando van Domitius door hem verslagen was.

In elk geval begon hij de steile helling van de vallei af te dalen. Eerst moest Caesar lachen om dit ijdele vertoon en het samendringen van soldaten op een terrein waarop geen vijand met gezond verstand zich zou begeven. Intussen begon Farnakes in hetzelfde tempo waarin hij de steile helling was afgedaald met zijn troepen in slagorde de andere kant van de vallei te beklimmen. Zijn ongelooflijke roekeloosheid of zelfvertrouwen was een schok voor Caesar en hij werd er onverwacht en onvoorbereid door overvallen. (Alexandrijnse Oorlog 74-75; vert. Hetty van Rooijen)

[Wordt vervolgd.

Voor degenen die hier op zondag een blogje verwachten over het Nieuwe Testament: dit weekend behandelt Cor Hoogerwerf op zijn blog het Teken van Jona, waarover ook ik het een tijdje geleden had.]

Deel dit: