Bij de dood van John P. Meier

Dat is schrikken: eergisteren is John P. Meier op tachtigjarige leeftijd overleden. Hij is de auteur van A Marginal Jew, een ooit als driedelig werk begonnen studie over Jezus van Nazaret die uitgroeide tot vijf boeken. Een maand of drie geleden informeerde ik bij mijn boekhandel of de verschijningsdatum van het zesde deel al bekend was, maar dat viel niet te zeggen. Nu weten we dus dat het er niet meer zal komen, al blijf ik hopen dat iemand anders het zal afronden.

Ieder zijn eigen Jezus

Het belang van the increasingly inaccurately named Marginal Jew Trilogy overstijgt de bestudering van de historische Jezus. Om dat te begrijpen, moeten we terug naar het centrale kentheoretische probleem van de oudheidkunde: dataschaarste. Anders dan bij veel andere wetenschappen zit de dynamiek in dit vak niet in de verwerving van nieuwe data maar bij de voortdurend veranderende manieren waarmee onderzoekers omgaan met vrijwel dezelfde, ergerlijk beperkte data. (Oké, archeologen krijgen wel steeds nieuwe data, maar ook daar zit de dynamiek in de voortdurend wisselende interpretatiemodellen.)

Lees verder “Bij de dood van John P. Meier”

Exorcisme

Genezing van een blinde (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)

Ooit dineerde ik in Griekenland bij een familie thuis en toen het tijd werd af te ruimen, nam ik het tafellaken om het vanaf het balkon uit te kloppen. Mijn gastvrouw kwam ietwat lacherig op me af: “Dat hoeft niet, kruimels in de tuin trekken boze geesten aan”. Het was mijn eerste kennismaking met het Mediterrane volksgeloof in geesten. Een geloof dat ook in de oude wereld is gedocumenteerd. Bisschop Synesios van Kyrene, een heel geleerd en rationeel man, was er zeker van dat een moordenaar zich het beste kon aangeven om zich te laten executeren, opdat zijn geest niet zou blijven rondspoken. Ik neem zonder bewijs aan dat het geloof in geesten sinds de Oudheid via de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd continu aanwezig is geweest.

Alledaags antiek exorcisme

Dat ook Jezus boze geesten uitdreef, lijkt me een feit. Wat daarbij de empirische werkelijkheid is geweest, is niet belangrijk. Ik wil u best wel trakteren op wat obligaat gegemeenplaats over dat geesten niet bestaan en dat mensen met een geestelijke ziekte wellicht rust vonden bij Jezus’ charismatische persoonlijkheid, en wie weet is dat waar, maar aangezien de betrokkenen al een millennium of twee dood zijn, is het opstellen van een medische status nogal lastig. Ik laat die vraag, even onbeantwoordbaar als oninteressant, verder onbesproken. Wat te weten valt, is alleen dat zijn tijdgenoten dachten dat Jezus geesten kon uitdrijven.

Lees verder “Exorcisme”

De historische Jezus

Niet de historische Jezus, maar wel mooi: een sarcofaag uit het mausoleum van de Anicii (Louvre, Parijs)

Het is zondag, de dag waarop ik meestal iets blog over het Nieuwe Testament en probeer uit te leggen dat deze kleine bibliotheek, ongeacht de betekenis die ze heeft voor het christendom, ook met vrucht valt te lezen als verzameling joodse teksten. En omdat ik tevens bezig ben met een reeks filmpjes over oudheidkundige boeken, moet het vandaag maar gaan over een boek over de beroemdste jood van allemaal.

Wetenschap en obscurantisme

Al in de achttiende eeuw begreep men dat de Christus van de kerk en de historische Jezus niet dezelfde zijn. Ik blogde lang geleden al eens over de Jefferson-bijbel, een van de geestigste pogingen om het probleem op te lossen. Niet de best-doordachte overigens. Pas de Duitse geleerden die de Tweebronnenhypothese opstelden brachten het onderzoek werkelijk verder: achter de drie eerste evangeliën gingen maar twee bronnen schuil, aangeduid als P en Q. Waarbij P een aanduiding was voor het evangelie van Marcus, die geacht werd een leerling van P(etrus) te zijn, en waarbij Q een uitsprakenverzameling was.

De volgende complicatie was nu dat de ene bron betrekkelijk laat was en de andere, tja, wel wat leek op een collectie boerenspreekwoorden. In de praktijk besloten Jezus-vorsers vaak te nemen wat ze leuk vonden en weg te laten wat ze niet konden gebruiken. Dat gebeurt nog volop: ik blogde al eens over de kwakgeschiedenis van Reza Aslan en Ronald van Raak, die ondanks zijn obscurantisme jarenlang lid was van de Tweede Kamer. Echt, de pseudowetenschap is niet met Baudet en Van Haga parlementfähig gemaakt.

Lees verder “De historische Jezus”

De historische Jezus

Broodvermenigvuldiging (Wandschildering uit de catacombe van Petrus en Marcellinus, eerste helft derde eeuw)

Gisteren kreeg ik de vraag of er, aan de hand van de criteria van het onderzoek naar de historische Jezus die ik had beschreven, een biografie van Jezus viel te schrijven. Het antwoord is vrij simpel: nee. Althans niet in de normale zin van het woord. We hebben wel wat biografische gegevens en die zal ik hieronder geven, maar een verhaal waarin zijn persoonlijke ontwikkeling valt te schetsen, is niet mogelijk. Zelfs het op volgorde plaatsen van de gebeurtenissen is niet mogelijk, al heeft het niet ontbroken aan pogingen om de joodse feestdagen die in het Johannes-evangelie staan vermeld, te gebruiken als structuur voor een geschiedenis van Jezus’ optreden.

Het probleem is dat die structuur iets zegt over Johannes’ literaire vormgeving van een reeks losse anekdotes, zoals ook de structuur van het Marcus-evangelie (beginnend in Galilea en dan met een grote boog door de periferie naar Jericho en op naar Jeruzalem) dient om een reeks losse anekdotes te ordenen. Het enige deel waar de relatieve chronologie vaststaat, is de laatste week van Jezus’ leven. Daarvóór is er geen eerder of later.

Toch weten we wel wat dingen met een redelijke mate van zekerheid – al zal het lijstje u wellicht tegenvallen. Ik geef een schets. Wie meer wil weten, kan mijn boek Israël verdeeld lezen.

Lees verder “De historische Jezus”

Authenticiteitscriteria (2)

Romeinse soldaten bespotten Jezus (Catacomben van Praetextatus, Rome; tweede eeuw)

Ik introduceerde gisteren de problemen rond het onderzoek naar de historische Jezus. De oudheidkundige, geconfronteerd met verhalen die niet kunnen (denk aan natuurwonderen of voorspellingen die altijd kloppen), moet een middenweg vinden tussen goedgelovigheid en hyperscepsis. Dit speelt niet alleen bij het Jezusonderzoek; het speelt bij elke vraag naar de oude wereld. Het is alleen bij het Jezusonderzoek het meest expliciet onder ogen gezien.

Een oplossing is het gebruik van zo objectief mogelijke criteria. Nu bestaat perfecte objectiviteit niet, maar we kunnen criteria ontwerpen waar iedereen het over eens kan zijn. Je moet je voorstellen dat een gemengd samengesteld team van onderzoekers (bijv. een christen, een moslim, een jood en een atheïst) een gegeven tekst bekijkt en oordeelt of die voldoet aan een bepaald criterium. Als ze het er, ondanks uiteenlopende achtergronden, over eens zijn dat iets authentiek is of niet, mogen we aannemen dat dit ad hoc wel zo zal zijn. Voorlopig is dit de minst slechte benadering.

Lees verder “Authenticiteitscriteria (2)”

John P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (1)

meier_parables

In een eerder stukje legde ik uit dat Jezus van Nazaret parabels gebruikte om uit te leggen wat het aanbrekende Koninkrijk Gods inhield, maar dat we eigenlijk niet zoveel méér weten. De inhoud van de gelijkenissen is namelijk voor verschillende uitleg vatbaar. De meeste parabels zijn bovendien betrekkelijk laat opgeschreven, door Matteüs en Lukas, en documenteren een beginnend christendom: ideeën over Jezus maar geen ideeën van Jezus. Vrijwel alle gelijkenissen zijn bovendien bekend uit slechts één bron, zodat we, op grond van de vuistregel dat één bron geen bron is, moeten accepteren dat we niet weten of ze authentiek zijn.

In mijn boek Israël verdeeld heb ik de gelijkenissen daarom vrijwel alleen gebruikt als aanvullend bewijs over Jezus’ ideeën of als illustratie van de tendens van een evangelie. Een idee dat ik, terugdenkend, zou hebben kunnen uitwerken is dat dit genre goed past in het jodendom van Galilea, dat niet zoveel op had met de officiële cultus in Jeruzalem maar aansluiting zocht bij het jodendom van de vroege profeten – mannen (en een paar vrouwen) die hun prediking lardeerden met parabels en fabels.

Lees verder “John P. Meier over Jezus’ gelijkenissen (1)”

Authenticiteit en stalking

Palestijnse synagoge (Museumpark Orientalis)

Het hedendaagse Jezusonderzoek is gebaseerd op het inzicht dat er “vóór pasen geen voor en na bestaat”. Daarmee is bedoeld dat de evangelisten een lijdensverhaal kenden en daar vervolgens informatie aan hebben toegevoegd, die ze ontleenden aan de mondelinge traditie en die daarom niet zomaar in een chronologisch kader valt te plaatsen. De kruisiging vond plaats op een vrijdag in de lente van een jaar rond 30 na Chr.; de intocht, de Tempelreiniging en het Laatste Avondmaal zijn in de dagen daarvoor te plaatsen. In die week kunnen we “voor en na” onderscheiden, maar de voorafgaande gebeurtenissen laten zich niet werkelijk dateren. De evangelist Johannes plaatst ze in een kader dat is opgebouwd rond de joodse feestdagen, Marcus rijgt de gebeurtenissen aaneen in een reis van Galilea via Tyrus, Panias, de Jordaanvallei en Jericho naar Jeruzalem.

Is de informatie uit de mondelinge traditie al lastig chronologisch in te passen, ze staat ook nog eens onder de verdenking deels te zijn verzonnen. De gelijkenis over de bruidsmeisjes, waarvan de pointe is dat je moet zijn voorbereid op de onaangekondigde en onverwachte terugkomst van Christus, oogt als een reactie op het uitblijven van het Laatste Oordeel, waarin Jezus en zijn leerlingen zo vurig hadden geloofd. Er is ook informatie weggelaten: Jezus moet meer hebben gezegd over de halacha, omdat hij anders niet herkenbaar was als een joodse wijsheidsleraar, maar het interesseerde de evangelisten niet en er is daarom betrekkelijk weinig over bekend. (Al raad ik iedereen het vierde deel van Meiers in toenemende mate inaccuraat Marginal Jew-trilogie genoemde reeks van harte aan.)

Lees verder “Authenticiteit en stalking”