Storm op zee (of niet)

Zomaar een schip (Qasr Libya)

Gisteren noemde ik dat er in de klassieke poëzie nogal wat stormen op zee zijn. Het begint al te waaien in de Odyssee en als Vergilius zijn eigen epos schrijft, plaatst hij de noodzakelijke orkaan meteen aan het begin. Het zijn slechts twee voorbeelden. In de lange prozateksten – zeg maar de antieke keukenmeidenroman – behoort de storm op zee eveneens tot het standaardrepertoire. Een auteur die geen noodweer beschreef, verried dat hij het schrijversvak niet volledig meester was. Je kunt het vergelijken met het exclusus amator-gedicht dat een Griekse of Romeinse auteur op zijn repertoire behoorde te hebben: zo iemand moest een jeremiade kunnen schrijven over een aan straat gezette minnaar, anders was het gewoon geen goede dichter. Het heeft niet zoveel zin aan te nemen dat er in ’s mans biografie werkelijk een relatiecrisis is geweest. Of dat werkelijk iedere Griekse of Romeinse schipper moest rekenen op de speciale aandacht van de stormgoden.

De auteur van de Handelingen van de apostelen kende zijn klassieken. Ik heb tien jaar geleden al eens geblogd over een goed geplaatst citaat van de Griekse tragicus Euripides. Vandaag wil ik het hebben over de storm op zee die de auteur van Handelingen inlast. Hier zijn wat passages in de onlangs verschenen NBV21-vertaling. De situatie: Paulus is gearresteerd, beroept zich op de keizer en wordt nu door een Romeinse officier naar Rome begeleid. Na te zijn vertrokken van Kreta belandt men in de storm.

Lees verder “Storm op zee (of niet)”

De slag in het Teutoburgerwoud (4)

Kalkriese, vandaag de dag; rechts werd, op de dag dat we deze foto maakten, nog onderzoek gedaan

[Er is een nieuwtje over de slag in het Teutoburgerwoud. Maar eerst een verslag van wat daar gebeurde. In het eerste en tweede stukje beschreef ik hoe de Romeinen het gebied van de Main en Lippe veroverden. Het derde deel bestond uit het verslag van Velleius Paterculus. We weten echter meer.]

In zijn selectie van de gebeurtenissen concentreert Velleius Paterculus zich op de verraderlijkheid van een onmenselijke vijand “die behalve een stem en ledematen niets menselijks hadden”, op de moed van de soldaten en op het feit dat sommige officieren het hoofd niet koel hielden. Het resultaat is meer een pleitrede dan geschiedschrijving, temeer daar het is gebaseerd op de verslagen van ooggetuigen die, zoals te verwachten viel, alleen konden vertellen wat ze hadden gezien in hun eigen sector van het slagveld.

Cassius Dio, die twee eeuwen later schreef, biedt wel een echt overzicht. Zijn bron, een auteur die de verslagen van enkele ooggetuigen met kennis van zaken tot een geheel wist te smeden, is vermoedelijk Plinius de Oudere, een cavalerie-officier die zich een generatie na de gebeurtenissen in het Rijnland bevond, overlevenden van de ramp hielp bevrijden en een Geschiedenis van de Germaanse oorlogen schreef. Hoewel Dio een nauwgezet auteur is, lijkt hij bepaalde informatie niet goed te hebben begrepen en maakt hij soms vergissingen als hij aanvullende informatie biedt. Dat is ook gebeurd in zijn verslag van het gevecht. De vertaling is van Gé de Vries.

Lees verder “De slag in het Teutoburgerwoud (4)”

MoM | Topiek (Byzantijnse krabbel 8)

Een achttiende-eeuwse weergave van het Concilie van Chalkedon (451) uit het Rila-klooster in Bulgarije. Let op de duivelse influisteringen van twee ketters rechts.

Severus van Antiochië – die overigens niet kwam uit Antiochië maar in 465 werd geboren in Sozopolis in Klein-Azië – was geen mens maar een natuurkracht. Min of meer eigenhandig zorgde hij ervoor dat de pogingen van de Byzantijnse keizers om alle christenen dezelfde, orthodoxe ideeën te laten hebben, uitliepen op niets.

Het gaat te ver om het hier allemaal uit de doeken te doen, maar het komt erop neer dat keizer Marcianus tijdens het Concilie van Chalkedon door roeien en ruiten was gegaan om één geloofsbelijdenis te laten formuleren waar alle gelovigen het over eens konden zijn. Behalve dan dat niet iedereen het ermee eens kon zijn en dat oosterse monniken er zelfs ronduit tegen waren. Latere keizers streefden ernaar ook hen binnenboord te krijgen en één zo’n poging was de tekst die bekendstaat als Henotikon. Severus, die patriarch was in Antiochië, zorgde ervoor dat dit compromis op niets uitliep, waarvoor hij onder meer keizer Justinianus trotseerde.

De geschriften van Severus vormen de basis voor de theologie van de oosterse kerken die in ons taalgebied bekendstaan als monofysitisch. Hij streefde naar een op die grondslag gebaseerde eenheidskerk, maar in de praktijk had zijn afwijzing van het Henotikon tot gevolg dat de monofysieten verdeeld raakten over bijvoorbeeld de vraag of Christus’ lichaam aan verval onderhevig was geweest. Tegen het einde van Severus’ leven waren er een door de keizer goedgekeurde kerk en minimaal twee monofysitische kerken, elk met eigen priesters en bisschoppen.

Tot zover Severus’ betekenis. Ik wilde het eigenlijk hebben over zijn jonge jaren.

Lees verder “MoM | Topiek (Byzantijnse krabbel 8)”

Twee dromende keizers

De slag bij de Milvische Brug: Constantijns soldaten doden hun verslagen tegenstanders, die liggen in het water van de Tiber.

Wie een antieke tekst leest, zelfs als het gaat om een rationele auteur als pakweg Plinius de Oudere, wordt altijd geconfronteerd met zaken die domweg niet kunnen. Als een vorstin haar lokken offert voor de behouden terugkeer van haar man van het front, verschijnen die kort daarna als ster aan de hemel: het sterrenbeeld Hoofdhaar van Berenice. Elke belangrijke gebeurtenis wordt aangekondigd door betrouwbare voortekens. Van Jezus van Nazaret wordt verteld dat hij de lammen liet lopen en blinden deed zien en van keizer Vespasianus wordt precies hetzelfde verteld. Keizer Marcus Aurelius had een regenmaker in dienst die het Twaalfde Legioen Fulminata redde van de ondergang. En keizer Constantijn zag hoe de goden Apollo en Victoria hem lauwerkransen presenteerden.

Ik citeer nog eens de vertaling van de redevoering die voor dat visioen de eerste documentatie vormt. Deze dateert uit de zomer van 310.

U was afgebogen naar de mooiste tempel op aarde, of nee: naar de reëel aanwezige Godheid, zoals U hebt gezien. Want ja, U hebt gezien, geloof ik, hooggeachte Constantijn, hoe uw Apollo onder begeleiding van Victoria U lauwerkransen presenteerde, stuk voor stuk goed als voorteken van dertig jaren. … Maar wat zeg ik “geloof ik”? U hébt gezien. (vert. Vincent Hunink)

Lees verder “Twee dromende keizers”