Nieuwe RMO-afdeling Nabije Oosten

De vernieuwde afdeling Nabije Oosten

In 2018 bestaat het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, waarover ik al eens eerder heb geblogd, twee eeuwen. Het zal er dan anders uitzien dan u misschien gewend bent, want momenteel worden de afdelingen een voor een gerenoveerd. De Nederlandse archeologie is al gedaan, de Griekse afdeling staat voor 2015 op het programma en de wereldberoemde Egyptische collectie voor 2017. En vanaf aanstaande zaterdag is de vernieuwde afdeling over het oude Nabije Oosten open.

Met een oppervlakte van 300 vierkante meter is het niet de grootste afdeling van het RMO. Bovendien, eerlijk is eerlijk, is de collectie te willekeurig samengesteld om een volledig chronologisch overzicht te geven van de ontwikkeling van de oud-oosterse culturen. Perzië is goed vertegenwoordigd, maar Sumerië weer wat minder. Je kunt met het aanwezige materiaal geen “rise of civilization”-achtige expositie inrichten.

Palmyreens grafportret
Palmyreens grafportret

Je kunt echter van de nood een deugd maken en de afdeling inrichten rond de vraag hoe zo’n collectie tot stand komt. Of: hoe hebben Nederlandse verzamelaars de afgelopen twee eeuwen gekeken naar het oude Nabije Oosten? Dat klinkt misschien als museale navelstaarderij, maar het kan beslist geen kwaad bezoekers duidelijk te maken welke keuzes er worden gemaakt bij het uitleggen van wetenschappelijke resultaten en door welke toevalligheden een collectie tot stand komt.

Het resultaat is een aangenaam-rustige afdeling met klassieke glazen vitrines. Ik weet dat er mensen zijn die dat oubollig vinden en liever zien dat antieke voorwerpen in het donker, bij low-key licht, geheimzinnig liggen te zijn, maar het is mijn stellige overtuiging dat museumvoorwerpen het beste tot hun recht komen in een traditionele opstelling.

Afgietsel van een Onsterfelijke
Afgietsel van een Onsterfelijke

Lange tijd heeft het RMO niet meer oud-oosterse voorwerpen bezeten dan één afgietsel van een van de Perzische “onsterfelijken”, die overal zijn afgebeeld in Persepolis. In 1890 kwam er als eerste originele voorwerp een betrekkelijk kleine Parthische grafkist bij, maar pas in de jaren dertig koos het museum voor het opbouwen van een eigen, oud-oosterse collectie. Ik zou wel eens wat meer willen weten over de keuze om, uitgerekend op het moment waarop een verontrustend groot deel van Europa in de ban was van de arische mythe, aandacht te gaan besteden aan een overwegend semitisch deel van de wereld.

Een voor de hand liggend onderwerp bij een opstelling die het verzamelen zélf centraal stelt, is de archeologie die werd bedreven om het historisch gelijk van de Bijbel te bewijzen. Dat concentreert zich op Deir ‘Alla in Jordanië, waar Henk Franken een beroemde Aramese tekst, met inkt geschreven op pleisterwerk, heeft gevonden die de Bijbelse profeet Bileam vermeldt.

Het schild uit Luristan
Het schild uit Luristan

Een ander thema is de zorg voor het erfgoed. Het aankopen van stukken op de markt is nooit zonder problemen, want een museum heeft eigenlijk alleen iets aan voorwerpen waarvan de herkomst duidelijk is. Hoe het mis kan gaan, blijkt uit de vitrine met voorwerpen waar een luchtje aan bleek te zitten. Heel erg leuk vond ik een prachtig schild, afkomstig uit Luristan in westelijk Iran, met een godheid op een troon, waarvan lang werd aangenomen dat het een vervalsing was, tot een laboratoriumonderzoek vaststelde dat er geen sporen waren die bewezen dat er met moderne instrumenten aan was gewerkt.

Gudea
Gudea

Goed uitgewerkt vond ik ook de tegenstelling tussen de negentiende-eeuwse verzamelactiviteit, die zich richtte op de grote rijken (Assyrië, Babylonië…) en de twintigste-eeuwse aandacht voor het leven van de gewone man. Dat de eerste archeologen zich vooral met de oosterse paleizen en koningen bezighielden, is logisch: om te beginnen leefde men in een tijd van imperialisme en verder zijn paleizen nu eenmaal een stuk opvallender dan boerderijen. Het pronkstuk hier is een mooie kop van koning Gudea van Lagash. De twintigste-eeuwse voorkeur voor minder verheven architectuur is op haar beurt weer het product van een democratischer samenleving en betere onderzoeksmethoden.

De eenentwintigste eeuw toont vooral belangstelling voor culturele interactie, en dat is het laatste onderdeel van de afdeling: een Fenicische schaal die is gevonden in Midden-Italië, voorwerpen uit Karthago en de beroemde reliëfs uit Palmyra, die zowel oosterse als Grieks-Romeinse artistieke invloeden vertonen. Van een Grieks-Mesopotamisch reliëf uit Assur, waarvan ik zou hebben gezworen dat het uit de Parthische tijd stamde, wordt nu een ruimere datering gegeven: laat-Parthisch of Sassanidisch.

De huidige afdeling zal nog worden uitgebreid met ruimte voor kleinere, wisselende exposities. Momenteel is het nog niet zo ver, maar in de grote hal waar je het museum binnenkomt zie je nu de expositie “Graven naar het bijbelse Sichem”, waarin enkele foto’s zijn te zien die de Nederlander Franz Liagre Böhl in 1926-1928 maakte op de door de Duitse bijbelwetenschapper Ernst Sellin uitgevoerde opgraving te Tell Balata bij Nablus. Omdat Sellins huis tijdens de Tweede Wereldoorlog afbrandde, werd aangenomen dat de negatieven waren vernietigd, maar ze zijn teruggevonden in het Rijksmuseum van Oudheden. Nu kun je dus kijken naar de prachtige foto’s uit de tijd waarin de fotofilm nog was gebaseerd op zilver en de afdrukken ongekend scherp en mooi konden zijn.

Het altaar uit Sichem
Het altaar uit Sichem

Nog een laatste punt: uit Tell Balata/Sichem komt ook de stenen kubus hiernaast. Het voorwerp doet denken aan een altaar met “horens”, zoals genoemd in de Bijbel. Wie zich aan zo’n horen vastgreep, had asiel. Omdat de Bijbel vermeldt dat Abraham in Sichem een altaar had opgericht, heeft men het voorwerp inderdaad geïnterpreteerd als een altaar, maar er zijn onderzoekers die zeggen dat het een versierde maalsteen is. Wie weet wat toekomstige geleerden ervan zullen zeggen?

PS

Tegelijk met de opening van het museum verschijnt van de hand van de curator een mooi boek, dat ik nog niet heb gelezen maar dat er in elk geval op het eerste gezicht tof uitziet: Lucas Petit, Het oude Nabije Oosten. Een paradijs voor verzamelaars en wetenschappers.

Deel dit:

3 gedachtes over “Nieuwe RMO-afdeling Nabije Oosten

  1. Christina

    Het RMO is altijd een bezoek waard maar ben zeer benieuwd. Binnenkort weer eens richting Leiden dus.

Reacties zijn gesloten.