
Terwijl u dit op leest, ben ik voor mijn werk een dagje in Sidon. Omdat ik vermoedelijk geen tijd zal hebben voor mijn dagelijkse stukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.
Toen de historicus Polybios in de tweede eeuw v.Chr. beschreef hoe de Romeinen het Middellandse Zee-gebied hadden verenigd, had hij daarvoor negenendertig boekrollen nodig. Een halve eeuw later gebruikte Valerius Antias eens zoveel rollen voor een geschiedenis van de Romeinse Republiek. Toen Titus Livius aan het begin van onze jaartelling dezelfde materie behandelde, besloeg het resultaat 142 boekrollen. Het moge duidelijk zijn dat Antias en Livius minder tijd besteedden aan archiefonderzoek dan aan het schrijven van hun tekst. Anders dan Polybios, die ooggetuigen interviewde, baseerden Antias en Livius zich op eerdere auteurs, die ze zorgvuldig lazen en in eigen woorden navertelden.
Hetzelfde gebeurde bij andere volken. Een tijdgenoot van Livius, Nicolaus van Damascus, schreef een Joodse Geschiedenis in 144 boeken. Het eindresultaat was in alle gevallen zó omvangrijk dat niemand het meer lezen kon. Daarom ontstonden overal uittreksels, zoals de Bibliotheek van Diodorus van Sicilië, een oudere tijdgenoot van Livius, die de wereldgeschiedenis samenvatte in veertig boekrollen: nog steeds veel, maar in elk geval weer te overzien. Vanaf de eerste eeuw na Chr. circuleerden uittreksels van Livius, die op hun beurt weer werden uitgebreid naar de eigen tijd (een zogeheten “continuatie”), vertaald en aangepast ten behoeve van de doelgroep. Zo legt Eutropius, die in deze traditie staat, ergens uit dat Athene een stad is in Achaea, Griekenland.
Als het gaat om het vaststellen van de feiten – het eerste punt op het lijstje van vijf – is Eutropius dus een epitomator, een uittrekselmaker. Hij consulteert geen archieven, zelfs al had hij als secretaris-generaal algemene zaken onderschikten die het namens hem konden doen. Ook interviewt hij geen ooggetuigen, zelfs al kende hij veteranen. Evenmin deed hij moeite om, als hij een uittreksel had, te controleren wat er in de bronnen daarvan stond. Een aardig voorbeeld is dat hij een zekere A.Cluentius aanduidt als L.Cluentius, omdat hij (of zijn bron) een Griekse tekst heeft gebruikt met een kopiistenfout, waardoor een A veranderde in een Λ. Als Eutropius de brontekst had geraadpleegd, zou hij de vergissing hebben vermeden. Een ander soort slordigheid is dat Eutropius, door te volstaan met het samenvatten van samenvattingen, soms dezelfde zaken aanduidt met verschillende namen. Zo noemt hij de Sarmaten, een stamfederatie uit Oost-Europa, ook een keer Sauromaten, wat suggereert dat hij van bron wisselde of een bron gebruikte die op twee bronnen was gebaseerd. De Korte geschiedenis van Rome is dus een werk vol onnauwkeurigheden.
Daarvoor is een verzachtende omstandigheid, namelijk dat Eutropius, als secretaris-generaal algemene zaken, in de nabijheid van de keizer moest blijven. Op het moment waarop de Perzische koning Sapor II begon te stoken in het oosten en Eutropius zijn opdracht kreeg, was keizer Valens op campagne tegen de Tervingi in wat nu Moldavië heet en het is weinig aannemelijk dat Eutropius daar beschikte over een bibliotheek waarin hij zijn informatie kon controleren. Hij zal zich hebben beperkt tot een Livius-uittreksel. Verder zal hij hebben gekeken naar de zogeheten Enmannsche Kaisergeschichte, een niet bewaard geschiedwerk uit het midden van de vierde eeuw dat niet alleen door Eutropius lijkt te zijn gebruikt, maar ook door de al genoemde Festus, door de historici Aurelius Victor en Ammianus Marcellinus, door de kerkvader Hieronymus en door de auteurs van de teksten die bekendstaan als de Historia Augusta en de Epitome de Caesaribus. Omdat de Enmannsche Kaisergeschichte verloren is gegaan, is weinig met zekerheid te zeggen, maar het is zeker denkbaar dat deze tekst eveneens ging over de eeuwen vóór keizer Augustus, wat betekent dat Eutropius misschien slechts één tekst heeft samengevat.
In elk geval staat Eutropius in een traditie waarin epitomatoren oudere bronnen samenvatten, bewerkten en continueerden. Hierbij slopen onvermijdelijk slordigheden binnen die soms ernstig zijn. Neem deze bewering:
Tijdens het consulaat van Lucius Caecilius Metellus en Titus Quintius Flaminius is in Africa op bevel van de Senaat Carthago herbouwd.
Om te beginnen vond de herbouw van Carthago niet plaats in het jaar met deze twee consuls, 123 v.Chr., maar een jaar later; verder heette de eerstgenoemde magistraat geen Lucius maar Quintus; bovendien was de stichter van de nieuwe stad de door Eutropius doodgezwegen Gaius Gracchus; en tot slot gelastte de Senaat niet de herbouw maar juist het verlaten van Gracchus’ stad. Pas bij een tweede poging, driekwart eeuw later, was de herbouw van Carthago succesvol. Dat Eutropius Gracchus onvermeld laat en de Senaat het tegengestelde laat doen van wat dit college feitelijk deed is geen onschuldige vergissing maar een feitelijke fout.
Een ander type onjuistheid is de wijze waarop Eutropius schrijft over de westelijke provincies. Hoewel de Romeinen Gallië al vier eeuwen eerder hadden onderworpen, hoewel het gebied was geromaniseerd en hoewel er tientallen steden waren, presenteert Eutropius het als een stamsamenleving, bewoond door bijvoorbeeld de Lingonen, Senonen en Sequani. Eutropius staat met deze misrepresentatie in een oude traditie – de Romeinse auteur Tacitus doet hetzelfde in zijn beschrijving van de Bataafse Opstand – maar moet beter hebben geweten, zeker als hij inderdaad het Rijnland heeft bezocht en, zoals we kunnen afleiden uit een opmerking van een antieke arts, afkomstig is geweest uit Aquitanië.
Een belangrijke fout is Eutropius’ verwarring van de Parthen, die tot 224 na Chr. over het huidige Irak en Iran heersten, en de Perzen, die de macht in het oosten in dat jaar overnamen en agressiever tegen Rome optraden. Eutropius noemt ze allebei ongeveer even vaak bij hun eigen naam als bij de naam van de ander, hoewel hij moet hebben geweten dat er in het oosten dingen grondig waren veranderd. Het is mogelijk dat hij zijn tijdgenoten de indruk heeft willen geven dat de Perzische vijand van vandaag niet heel anders was dan de Parthische tegenstander van weleer, tegen wie de Romeinen vaak succesvol hadden gestreden.
Kortom, wie Eutropius leest om kennis van het Romeinse verleden op te doen komt bedrogen uit. De hoofdlijnen van de Korte geschiedenis van Rome zijn ongeveer juist, maar de schets is slordig en eenzijdig, precies zoals je verwacht van een tekst die niet meer is dan een propagandistische samenvatting van wat al een samenvatting was.
Even de titel verbeteren, graag.
Ook in dit stukje de verwarring van de Perzische heerser Sjapoer II (309-379) met zijn zoon Sjapoer III (383-388). Worden in het boek alle niet-Romeinse personen met hun Latijnse naam weergegeven? Dan is het Sapor. Voor mij klinkt dat gewrongen, net als de aanduiding ‘Sassanieden’ voor Sasaniden of Sassaniden.
Verbeterd, dank je wel.
Ik vind Sapor ook raar maar het is de gemaakte keuze.
Gewetensvraagje voor de antiracisme-sceptici van jongstleden: vanochtend sprak ik de besnorde figuur achter de heldin van het Friese nationalisme
https://www.lc.nl/binnenland/Jenny-Douwes-ik-heb-niks-strafbaars-gedaan-24853868.html
Deze stoere voorvechter vind het een uitstekende zaak als het verboden wordt tegen Zwarte Piet te demonstreren. Van het betreffende artikel in de Grondwet (“Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”) dat ik hem voorhield wilde hij niets weten.
Hoe voelt het nou om aan zijn kant te staan en hem uw zaak te laten behartigen?
Kan het zijn dat Eutropius het gekibbel tussen de Parthen en de Perzen als een burgeroorlog binnen éen volk beschouwden?
Dat valt niet te achterhalen. In elk geval kwam het hem goed uit. Zie laatste stukje, aanstaande zondag,
Ammianus Marcellinus spreekt ook over Parthen waar hij Sassaniden bedoelt. En hij gebruikt meer van dat archaische taalgebruik.
Hoe veel verschil IS er eigenlijk tussen Perthen en Parzen? (Expres door elkaar gehusseld.) Bestaat er bijvoorbeeld zoiets als een Parthische taal? Of literatuur?