Daniël 11

Antiochos IV Epifanes (Altes Museum, Berlijn)

Het is Chanoeka en dat is een mooi moment om het eens te hebben over de Makkabeeënopstand, de revolte van de Joden tegen de Seleukidische vorst Antiochos IV Epifanes. Die had de tempelcultus in Jeruzalem in hellenistische zin aangepast; de joden hadden het uitgelegd als blasfemie en waren in opstand gekomen; dat leidde tot het herstel van de tempelcultus zoals de joden het graag wilden; en dat is wat joden met Chanoeka herdenken.

Over deze tijd hebben we een contemporaine bron: het bijbelboek Daniël. Het gaat bewijsbaar op ouder materiaal terug, maar is even bewijsbaar afgerond in 165 v.Chr. Het bewijs in kwestie is hoofdstuk 11. Hier is, in de Willibrordvertaling, de tekst van een van Daniëls in apocalyptische termen verwoorde toekomstvoorspellingen, onderbroken met commentaar. De diverse “toekomstige” gebeurtenissen zijn in feite verleden (hindsight as foresight), tot de tekst aan het einde begint te ontsporen. Dat is het moment waarop de auteur werkelijk begint te voorspellen wat hij dacht dat zou gaan gebeuren – en wat in feite niet gebeurde. Dat biedt een manier om de tekst te dateren rond 165 v.Chr.

Alexander

Nu ga ik je de waarheid meedelen. Nog drie koningen zullen over Perzië regeren; dan komt de vierde, die alle anderen door rijkdom zal overtreffen. Daar hij zich sterk voelt door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk Griekenland.  Maar dan zal er een heldenkoning verschijnen, wiens heerschappij zich ver zal uitstrekken en die doet wat hij wil.  Nauwelijks heeft hij de macht in handen, of zijn rijk wordt in stukken gebroken en naar de vier windstreken verdeeld. Het komt niet aan zijn nakomelingen en zal ook niet de macht vertegenwoordigen die hij bezat, want zijn rijk wordt uiteengescheurd en aan anderen gegeven.

De vierde koning is Artaxerxes III Ochus, die de verloren gegane gebieden in Egypte heroverde en inderdaad rijker was dan zijn voorgangers. De heldenkoning is Alexander de Grote, die niet werd opgevolgd door zijn nakomelingen. Zijn rijk werd verdeeld door zijn nakomelingen.

Ptolemaios en Seleukos

Hoewel de koning van het Zuiden machtig zal zijn, zal toch een van zijn veldheren hem overvleugelen: hij zal heersen en zijn heerschappij zal zich ver uitstrekken.

“Koning van het Zuiden” is Daniëls naam van de Ptolemaïsche dynastie. In 316 v.Chr. verleende Ptolemaios I Soter asiel aan Seleukos I Nikator, die later het bevel kreeg over een klein Ptolemaïsch leger en daarmee een eigen koninkrijk begon in Irak: het Seleukidische Rijk, of – om de uitdrukking van Daniël te gebruiken  –  de “Koning van het Noorden”.

Na verloop van jaren zullen ze een verbond sluiten en de dochter van de koning van het Zuiden zal naar de koning van het Noorden gaan om de vrede te bevestigen. Maar zij zal haar invloed niet behouden. Daar ook zijn gezag geen stand houdt, wordt zij omgebracht: ook degenen die haar naar het Noorden gebracht hebben, haar vader en haar gemaal, komen in die tijd om het leven.

De Ptolemaïen en Seleukiden bestreden elkaar van 260 tot 253 jaar in wat bekendstaat als de Tweede Syrische Oorlog. Toen de vrede werd getekend, trouwde de Seleukidische koning Antiochos II Theos met prinses Berenike, dochter van Ptolemaios II Filadelfos. Toen deze in 246 overleed, verstootte Antiochos zijn bruid.

Ptolemaios III Euergetes

In de plaats van haar vader komt een spruit uit haar wortels. Die rukt op tegen het leger van de koning van het Noorden, trekt diens vesting binnen en doet hem zijn macht voelen. Zelfs hun eigen goden en beelden, hun kostbare voorwerpen van zilver en goud, zal hij als buit naar Egypte voeren. Als hij dan jaren lang de koning van het Noorden met rust heeft gelaten,  valt deze het rijk van de koning van het Zuiden binnen. Maar hij zal onverrichter zake terugkeren.

Berenikes broer Ptolemaios III Euergetes nam wraak in de Derde Syrische Oorlog (246-241). In het eerste jaar veroverde hij de Seleukidische hoofdsteden Seleukeia, Antiochië en – naar we sinds kort weten – Babylon en keerde terug naar huis. In 242 rukte de Seleukidische koning Seleukos II Kallinikos op naar het zuiden, maar zijn aanval werd afgeslagen. In 241 volgde een vredesverdrag waarin de Seleukiden het verlies van Seleukeia aanvaardden.

Antiochos III de Grote

Dan rust zijn zoon zich uit voor de strijd en brengt een grote legermacht op de been; hij valt binnen en trekt met zijn leger als een stroom door het land. Weer maakt hij zich op en dringt door tot de vesting van de koning van het Zuiden. Verbitterd rukt deze dan uit om de strijd aan te binden met de koning van het Noorden. Hoewel die een groot leger in het veld brengt, zal dat toch de koning van het Zuiden in handen vallen en worden weggevaagd. Die zal dan trots worden, maar al velt hij ook tienduizenden neer, zijn macht houdt geen stand. De koning van het Noorden zal opnieuw een leger uitrusten, groter dan het eerste, en na verloop van enige jaren met een machtig leger en een geweldige tros tegen hem optrekken. In die tijd zullen velen in opstand komen tegen de koning van het Zuiden; ook in uw eigen volk zullen misdadigers de kop opsteken en zo een voorspelling doen uitkomen; maar ze komen ten val.

De oorlog werd in 219 hernomen door de zoon van Seleukos II, Antiochos III de Grote: de Vierde Syrische Oorlog. Het Seleukidische leger heroverde Seleukeia, marcheerde langs de kust naar Tyrus en stootte in 217 bij Rafia (niet ver van Gaza) op de Ptolemaïsche troepenmacht. De Ptolemaiën bleken sterker. In hun leger dienden niet alleen Macedonische en Griekse huurlingen, maar ook Egyptisch troepen. Dit was ongebruikelijk en de nieuwe soldaten eisten gelijke rechten: de “vervulling van het visioen”. Ptolemaios IV Filopator zou het in de volgende jaren moeilijk hebben om de situatie meester te blijven.

De koning van het Noorden zal binnenvallen, een wal opwerpen en een vesting innemen. De strijdkrachten van het Zuiden zullen geen stand houden, zelfs zijn keurtroepen zullen niet sterk genoeg zijn om weerstand te bieden. De aanvaller zal doen wat hij wil, daar niemand hem kan tegenhouden. Zo zal hij, verwoestingen aanrichtend, vaste voet krijgen in het heerlijke land. Zijn streven is erop gericht het hele rijk van de koning van het Zuiden in zijn macht te krijgen. Daartoe zal hij een vergelijk met hem treffen en hem een vrouw geven om zijn rijk te gronde te richten. Maar hij zal niet in zijn opzet slagen en zijn plan mislukt.

De Vijfde Syrische Oorlog brak uit in 202. Antiochos III versloeg de legers van Ptolemaios V Epifanes en bezette Judea. Toen de vrede in 195 werd getekend, trouwde de Ptolemaïsche koning met een Seleukidische prinses, Kleopatra Syra.

Dan zal hij zijn blikken richten op de kustlanden en er vele veroveren, maar een veldheer zal aan zijn honend optreden een einde maken zonder dat hij die geleden smaad kan wreken. Tenslotte zal hij zich keren tegen de vestingen in zijn eigen land, maar hij zal struikelen, vallen en verdwijnen.

In 192 richtte Antiochos zijn aandacht op het verre westen, waar hij hoopte zijn positie te verbeteren langs de kusten van de Egeïsche Zee (Syrische Oorlog). De Romeinse bevelhebbers Lucius en Publius Cornelius Scipio versloegen het Seleukidische leger bij Magnesia (190). Twee jaar later volgde de Vrede van Apamea, waarna een geslagen Antiochos III naar het oosten ging, naar Babylon en Sousa. Hij kwam om het leven bij een aanval op die laatste stad.

Seleukos IV Filopator

In zijn plaats zal iemand opstaan, die een afperser naar de glorie van het koninkrijk zal zenden, maar na enkele dagen zal hij worden gebroken, evenwel niet door toorn of oorlog.

Seleukos IV Filopator volgde zijn vader op en stuurde Heliodoros naar Jeruzalem om geld in te zamelen, dat nodig was om de Romeinen te betalen. Bij zijn terugkeer aan het hof doodde Heliodoros zijn koning.

Antiochos IV Epifanes

Hij zal worden opgevolgd door een verachtelijk persoon. De majesteit van het koningschap was hem niet verleend, maar door zijn onverwachte komst en zijn slinkse streken zal hij zich van de koninklijke macht meester maken. Hele legers zullen voor hem worden weggespoeld en gebroken, ook een vorst van het verbond laat hij verdwijnen. Nauwelijks heeft men zich bij hem aangesloten of hij pleegt bedrog; zo weet hij omhoog te komen en machtig te worden met behulp van een klein deel van het volk. Onverhoeds valt hij de vruchtbaarste streken van het land binnen en doet wat zijn vaderen en voorvaderen nooit gedaan hebben; de rijkdommen die hij er rooft en buit maakt deelt hij kwistig onder zijn aanhangers uit; zelfs tegen vestingen zal hij aanslagen beramen, doch slechts voor een tijd.

Antiochos IV Epifanes, broer van Seleukos IV, besteeg de Seleukidische troon in 175, na verschillende intriges, waaronder de moord op Heliodoros en een minderjarige zoon van Seleukos. De “vorst van het verbond” die wordt vernietigd, is waarschijnlijk Honi III, die in 174 werd gedood en opgevolgd door zijn broer Jason. Deze werd in 171 als hogepriester vervangen door Menelaos, die een hellenistische koers voorstond.

Dan richt hij zijn kracht en zijn aandacht op de koning van het Zuiden, tegen wie hij met een groot leger oprukt. Ook de koning van het Zuiden rust zich ten strijde, maar ondanks zijn uitermate groot en sterk leger, kan hij geen stand houden, omdat men een samenzwering tegen hem smeedt: zijn eigen disgenoten bewerken zijn ondergang; zijn leger wordt weggespoeld en er vallen veel doden. Hoewel beide koningen aan dezelfde tafel plaats nemen, voeren ze jegens elkaar kwaad in het schild en trachten ze elkaar te misleiden, maar zonder resultaat, want het einde komt pas op de vastgestelde tijd.

Vrijwel onmiddellijk brak de Zesde Syrische Oorlog uit (169): Antiochos IV Epifanes viel Egypte binnen, waar Ptolemaios VI Filometor niet alleen te maken kreeg met de indringer, maar ook met adviseurs die de macht wilden geven aan zijn zuster en echtgenot Kleopatra II en zijn broer Ptolemaios VIII Fyskon. (Er is geen Ptolemaios VII.) Antiochos en Ptolemaios VI sloten een verdrag dat de Egyptische koning in staat stelde tegen zijn verwanten te vechten, maar hem ook maakte tot vazal van de Seleukidische vorst.

Met grote rijkdommen keert de koning van het Noorden naar zijn land terug. Maar voor hij terugkeert voert hij de boze plannen uit die hij koestert tegen het heilig verbondsvolk.

In de winter van 169/168 bezocht Antiochos IV Jerusalem.

Te bestemder tijd valt hij opnieuw het Zuiden binnen, maar de tweede keer zal het niet gaan als de eerste. Want de schepen der Kittiërs zullen tegen hem uitvaren, zodat hij ontmoedigd moet terugkeren.

De ruziënde Ptolemaiën hadden zich verzoend, zodat Antiochos in 168 v.Chr. voor de tweede keer Egypte moest binnenvallen. Hij stond op het punt Alexandrië in te nemen, toen de Romeinen tussenbeide kwamen en hem dwongen zijn veroveringen op te geven.

Dan koelt hij zijn woede aan het heilig verbondsvolk, maar opnieuw bevoordeelt hij degenen die het heilig verbond verzaken.

Bij zijn terugkeer in Azië bezocht Antiochos opnieuw Jeruzalem. Daar betoonde hij zijn sympathie voor het helleniseringsbeleid van Menelaos.

Tempelschennis

Door hem gezonden troepen zullen de tempelburcht ontwijden, een einde maken aan het dagelijks offer en de huiveringwekkende gruwel oprichten. Degenen die het verbond slecht onderhouden brengt hij door vleierijen tot afval, maar het volk, dat zijn God kent, is sterk en weerstaat.

Niet veel later hervormde Antiochos de tempelcultus en wellicht wijdde hij de tempel in Jeruzalem aan Zeus Olympios. Veel Joden verzetten zich tegen deze maatregelen en in 166 kwamen de Makkabeeën in opstand.

Van kwaad tot erger

De wijzen onder het volk trachten de massa tot inzicht te brengen en daarom worden er een tijdlang wijzen ten val gebracht door zwaard en vuur, door kerker en roof. Maar wanneer zij ten val worden gebracht, wordt er in geringe mate hulp geboden en dan zullen velen huichelen zich bij hen aan te sluiten. Sommigen van de wijzen worden ten val gebracht opdat ze gelouterd, gezift en gezuiverd worden, tot de eindtijd komt, want die blijft nog een poos uit.

De koning zal doen wat hij wil; in zijn hoogmoed zal hij zich verheffen boven welke god ook en tegen de God der goden zal hij ongehoorde dingen zeggen. Toch zal hij voorspoed genieten, totdat de toorn ten top gestegen is: dan wordt uitgevoerd wat besloten is. Zelfs voor de goden van zijn voorvaderen en de lievelingsgod van de vrouwen heeft hij geen achting; geen enkele god ontziet hij, maar boven allen zal hij zich verheffen, en zich vereenzelvigen met de god van de burchten, die hij vereert; een god die zijn voorvaderen niet gekend hebben, zal hij eren met goud en zilver, edelstenen en kostbaarheden.

Met de vreemde god sticht hij sterke steden: wie deze god erkennen overlaadt hij met eer, doet ze over velen heersen en wijst hun grond toe als beloning.

De eindtijd

Maar in de eindtijd zal de koning van het Zuiden met hem in botsing komen. De koning van het Noorden zal op hem aanstormen met wagens, ruiters en veel schepen. Dan zal hij landen binnenvallen en op zijn doortocht ze verpletteren. Ook het heerlijke land zal hij binnendringen en tienduizenden zullen vallen; maar Edom, Moab en de kern van de Ammonieten zullen aan zijn greep ontkomen.

Dan strekt hij zijn hand uit naar de landen, en Egypte zal er niet aan ontkomen; hij zal zich meester maken van de schatten aan goud, zilver en allerlei kostbaarheden van Egypte. Ook Libiërs en Ethiopiërs voert hij mee in zijn stoet. Maar dan zullen geruchten uit het Oosten en het Noorden hem alarmeren en hevig vertoornd rukt hij weer uit om velen te verdelgen en te vernietigen; hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de heilige heerlijke berg. Dan komt hij aan zijn einde zonder dat iemand hem bijstaat.

Deze eindtijd is het moment waarop de profetie ontspoort. De Ptolemaïsche koning is nooit meer naar Judea gekomen, noch veroverde Antiochos Egypte, Libië en Nubië. In plaats daarvan ging hij naar Armenië, Babylonië, Susa en uiteindelijk Ekbatana, waar hij is overleden.

De auteur van Daniël voorzag niet dat de aanvoerder van de joodse rebellen, Judas de Makkabeeër, de tempelcultus zou zuiveren – wat de joden dus tot op de huidige dag herdenken. In plaats daarvan voorspelde hij dat, als de koning van het Noorden de hele wereld aan zijn voeten had liggen en de nood het hoogst was, er een bovennatuurlijke ingreep zou komen: het Laatste Oordeel, uitgesproken door de Mensenzoon.

Deel dit:

27 gedachtes over “Daniël 11

  1. Martin

    Hindsight as foresight. Voorspellingen zijn het gemakkelijkst als ze achteraf worden gedaan. En dat dan zeker ook nog serieus nemen?

  2. Frans

    Ja, ik moest even aan Nostradamus denken. Maar het is allemaal wel heel mooi opgeschreven!
    En ik vraag me af waar dat idee van een eindtijd toch vandaan komt. Af en toe komt er iemand die beweert dat de wereld vergaat als we niet heel gauw…

    1. Martin

      Het idee van een begintijd is ook wel mysterieus. In den Beginne was het Woord. Wat betekent dat nu weer? Er is niets, maar er is wel een woord, en daarna was er het Universum.

        1. Martin

          OK, in den Beginne was er de Logos. Een abstract principe. Lijkt wel op theoretische fundamentele natuurkunde, zoals bv non-abelian gauge field theory.

        2. De auteur van het Johannesevangelie (1:1) speelt hier met twee begrippen. 1. Het Griekse woord logos, een term afkomstig uit de Stoa. Dat is de redelijke kracht die het universum beheerst. 2. Het Hebreeuwse woord dabar (of davar), dat behalve ‘woord’ ook ‘actie’, ‘ding’ betekent. God schept de wereld door te spreken en zo wordt woord actie en creatuur.

          1. Er speelt nóg een begrip mee: het Aramese ‘memra’, o.m. verwant aan het ‘Hebreeuwse ‘amar’, ‘spreken’. Dat begrip duikt herhaaldelijk op in de Targums, de Aramese parafrases van het Oude Testament. De Memra is daar vaak Gods macht of scheppingskracht voorgesteld als gepersonifieerde figuur, soms ook als Gods boodschapper.

      1. Frits Selier

        In den beginne was het woord. In het begin was er het idee die alles structuur gaf, de wetmatigheid van het universum. Dat alles zit in ‘logos’ wat meestal nogal onhandig met ‘woord’ vertaald wordt, maar ook theorie, systeem, samenhang betekent.

          1. Rob Duijf

            De beperking van wetenschap is de beperking van kennis. Alomvattende kennis bestaat niet, hoever we onze grenzen ook verleggen. Daaruit volgt dat theorieën beperkt zijn. Er zijn goed en minder goed onderbouwde theorieën en er is volslagen onzin. Maar hoe scherp een theorie ook geformuleerd mag zijn, het blijft een abstractie van de werkelijkheid, niet de werkelijkheid zelf.

            Antwoorden roepen doorgaans nieuwe vragen op; doorbraken nieuwe barrières. Hebben de astro-fysici in de toekomst ook nog wat te doen… 😉

            1. Martin

              Nee, een theorie van de werkelijkheid is niet de werkelijkheid zelf. Zo is ook het woord “tafel” geen tafel. Een voorbeeld: https://nl.wikipedia.org/wiki/Taylorreeks
              Als (x-a) klein genoeg is (veel kleiner dan 1), dan kun je die reeks na de tweede term afkappen omdat de tweede en derde orde termen etc. dan meestal nog veel kleiner zijn dan de eerste orde term: linearisatie. Er zijn om die reden veel lineaire modellen. Als (x-a) te groot wordt dan werkt de linearisatie niet meer zo goed. Maar als (x-a) klein genoeg is dan klopt het model wel heel aardig.

              1. Rob Duijf

                ‘Nee, een theorie van de werkelijkheid is niet de werkelijkheid zelf. Zo is ook het woord “tafel” geen tafel.’

                Je geeft een goed, praktisch toepasbaar voorbeeld van een wiskundige benadering.

                Overigens heeft het besef dat het woord niet ‘het ding’ (wat dan ook!) zelf is, een enorme psychologische impact, als je tenminste even de moeite neemt om er bij stil te staan.

                Ik heb al eens eerder op dit blog ons bewustzijn vergeleken met een oester die potdicht zit. Die spreekwoordelijke oester is gevuld met de parels van het denken die we voor de werkelijkheid houden, want we leven in  een verduisterde wereld van woorden, concepten, ideeën, theorieën en verbeelding, waardoor we ‘het ding’, de werkelijkheid zelf niet meer zien. We hebben geen besef van de wereld buiten onze schelp.

                Voor dat besef is volkomen openheid nodig, grote twijfel, scepsis, een onafhankelijke, kritische beschouwing, zodat we de dingen zien zoals ze zijn en niet zoals we denken dat ze zijn. Die openheid is intelligentie en dat is iets heel anders dan intellect.

      1. Dus er is niets nieuws onder zon met Oerknal en Eindkrak – moderne natuurkunde beantwoordt slechts vragen die Griekse slimmeriken destijds ook al stelden. Eeuwige herhaling is mijn persoonlijke favoriet, maar momenteel is de Grote Bevriezing het populairst. Ook dat is een apocalyps, maar wel iets anders dan in Openbaring beschreven is.

      2. Frans

        En ook die van de Maya’s. In 2012 had je dat gedoe rond de kalender die eindigde wat het einde van de wereld zou betekenen. Maar het waren westerlingen die met dat idee kwamen, niet de Maya’s zelf. In feite was het gewoon een einde van een cyclus en een nieuw begin, zoals na zondag weer maandag komt.

  3. Robbert

    Boeiend die parallel tussen Daniel en de opeenvolgende oorlogen.
    Maar wie zou er in die tijden in die landstreken willen leven?
    Ik kan mij door die barre omstandigheden het ontstaan van een eindtijdverwachting gemakkelijk voorstellen.

    1. Rik

      Wat mij verwondert is dat de aankondiging van de eindtijd in het boek Daniël dergelijke ingrijpende betekenis heeft gehad ten tijde van Jezus. Zowel Johannes De Doper als Jezus en Paulus verwachtten een heel nabije tussenkomst van God. Het was alsof de bezetting door de Romeinen een dusdanige aanslag op het leven in Palestina betekende dat voor de Doper en Jezus een heel nabije ingreep van God onvermijdelijk was. Zij moeten het boek Daniël beschouwd hebben als een historisch betrouwbaar boek waarbij het idee van de eindtijd binnenkort praktijk zou worden.

      Voor Jezus komt daar nog bij dat hij zich (vanaf een bepaald ogenblik?) vereenzelvigde met de mensenzoon uit Daniël 7.

      1. Of Jezus zich ooit vereenzelvigde met de Mensenzoon is zeer de vraag. De evangelisten gebruiken die identificatie inderdaad; maar ze zijn er wel heel terughoudend mee. Nergens laten ze Jezus zeggen “Ik ben die Mensenzoon”, maar ze laten hem daarover altijd spreken in de de derde persoon: De Mensenzoon komt… ” etc. Dat is moeilijk te verklaren als Jezus over zichzelf als ‘de Mensenzoon’ gesproken zou hebben. En onze oudste bron, Paulus, kent de identificatie Jezus – de Mensenzoon al helemaal niet.

  4. Leuk stuk. Mag ik zo vrij zijn hierbij enige opmerkingen en aanvullingen te plaatsen. De vierde (Perzische) koning is niet Artaxerxes III, maar Xerxes. Hij was de vierde koning (Cyrus, Cambyses, Darius, Xerxes) en hij ondernam een grote expeditie naar Griekenland in 480/79. Artaxerxes III heeft nooit een militaire expeditie naar Griekenland ondernomen. Verder is het jammer dat je geen commentaar levert op vs 33 e.v. Dan doe ik het maar. De auteur van Daniël hoorde tot een groep orthodoxe joden die het heil verwachtten van een ingrijpen door God zelf. Die duidde hij aan als ‘de wijzen’ onder het volk. Zij worden beschreven in 1 Makkabeeën 2: 29-38. Voor de Makkabeeën had hij maar weinig sympathie: die duidt hij aan als “geringe hulp”. De vele gelukszoekers die zich daarbij aansloten worden ook genoemd in 1 Makkabeeën 2: 42-3. De auteur van Daniël was dus tegen gewapende strijd. ‘De huiveringwekkende gruwel’ (vs 31), Siqquts mesjomêm, is niet Zeus Olympios, maar een altaarsteen die geplaatst werd op het altaar en de Syrische Baäl Sjamêm (woordspeling met mesjomêm), de Heer des Hemels, waarschijnlijk ten bate van de Syrische soldaten die in de akra (burcht) een garnizoen vormden. Voor de Grieken gold hij als Zeus Olympios. De god van de burchten is waarschijnlijk dezelfde god. Overigens is Antiochus IV niet in Persepolis gestorven, maar ergens in Eymaïs (1 Makk. 6: 1). Graag wil ik nog wijzen op een veel te weinig geciteerd artikel van Jürgen Lebram, ‘König Antiochus im Buch Daniel’, Vetus Testamentum 25 (1975) 737-727. Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat het genre van de vaticinatio ex eventu uit Babylon komt. Het beste voorbeeld daarvan is de Dynastic Prophecy, waar de figuur van de profeet Daniël een Babylonsiche toekomstvoorspeller aan het Assyrsiche hof is, Munnabtu genaamd. Ik heb de text uitgegeven in Achaemenid History XIII: ‘Darius III, Alexander the Great and Babylonian scholarship’, in W. Henkelman & A. Kuhrt, A Persian Perspective. Essays in Memory of Heleen Sancisi-Weerdenburg (Leiden: NINO), 289-346, speciaal pp. 324 e.v.

    1. Ik wil best geloven dat de vierde koning Xerxes is maar laten we Artaxerxes zijn Griekse oorlogen niet ontzeggen: hij stuurde drie legers naar Europa die Filippos wegdreven van Perinthos (vgl. Diodorus 16.72 enz.). Dit was de directe aanleiding voor Filippos’ voornemen de Perzen te tuchtigen. De “heldenkoning” maakte de klus af.

      Misschien moet hier ook worden vermeld dat alleen al het dreigement van Artaxerxes om 200 galeien tegen de Atheners uit te zenden, een einde maakte aan de Bondgenotenoorlog en het Atheense imperium.

    2. En nog een laatste reactie: Antiochos stierf niet in Persepolis – hij trok door Persepolis en kwam aan in Ekbatana, en is daar overleden. Althans volgens 2 Makkabeeën.

Reacties zijn gesloten.