M16 | Het einde van de Hasmoneeën

Pompeius, die ingreep in het tempelstaatje van de Hasmoneeën  (Louvre, Parijs)

[Laatste aflevering van een reeks rond Chanoeka; het begin was hier.]

Koning Alexandros Yannai overleed in 76 v.Chr. Wat daarna gebeurde is niet helemaal duidelijk. Het staat vast dat zijn zoon Hyrkanos II hem opvolgde als hogepriester. Of deze ook koning was, staat niet vast. Zeker is dat de feitelijke macht lag bij Alexandros’ weduwe Salome Alexandra. Zoon en moeder stonden sympathiek tegenover de farizeeën en erkenden het belang van hun mondelinge tradities. Latere generaties beschouwden deze tijd, waarin Salome’s broer Simeon ben Shetah de leider was van de farizeeën, als het moment waarin de Wet in volle glorie was hersteld. (U kwam Simeon eerder dit jaar al eens tegen.) De sadduceeën waren minder in de gunst en de koningin liet enkele leiders executeren.

Pompeius

Ook Hyrkanos’ jongere broer, Aristoboulos II, moest buiten het openbaar bestuur blijven. Het was onvermijdelijk dat deze zich nu verbond met de sadduceeën, en daarmee waren de stellingen betrokken voor een burgeroorlog. Die brak inderdaad uit toen Salome Alexandra in 67 v.Chr. overleed.

Lees verder “M16 | Het einde van de Hasmoneeën”

M09 | Bakchides’ successen

Hellenistische wapens

[Negende blogje van een zestiendelige reeks rond Chanoeka; het eerste deel was hier.]

Het ontslag van Menelaos en de aanstelling van Alkimos, waarover ik gisteren blogde, schiepen evenveel problemen als het oploste. De Joden bleven verdeeld. Judas de Makkabeeër had geclaimd de ware Joodse godsdienst te verdedigen tegen een afvallige hogepriester en was door koning Antiochos IV Epifanes tot op zekere hoogte in het gelijk gesteld. Dat verschafte Judas aanzienlijk gezag. Als hogepriester genoot ook Alkimos echter aanzienlijk prestige. Het kon niet anders of de meningsverschillen zouden escaleren.

Derde fase

En inderdaad, het duurde niet lang eer het bloed weer vloeide: de derde fase van de strijd was begonnen. Dit keer was het geen verzet tegen een decreet en geen vete tussen een krijger en een hogepriester, maar een strijd over de vraag wie het in religieuze zaken voor het zeggen had. In dat conflict stonden de Hasmoneeën er slecht voor. Veel Joden waren tevreden nu de hogepriester behoorde tot een aanvaardbare familie, zodat Judas minder steun ondervond dan voorheen. Bovendien kon de hogepriester terugvallen op de koning, al werd de minderjarige Antiochos V Eupator in 161 v.Chr. vervangen door zijn neef Demetrios I Soter.

Lees verder “M09 | Bakchides’ successen”

M07 | De Makkabeeënopstand

Blad uit het Leidse Makkabeeënhanschrift

[Zevende blogje in een zestiendelige reeks rond Chanoeka; het eerste deel was hier.]

Hiermee had de strijd ten einde kunnen zijn, maar Judas en de Hasmoneeën streden niet alleen tegen het gehate decreet. Ooit had hun familie gediend in de tempel, maar haar rechten waren nog niet hersteld. Voor de rebellenfamilie ging de strijd daarom verder en ze kon rekenen op de steun van degenen die meenden dat de hogepriester afkomstig moest zijn uit de familie der Honiaden. Los daarvan hadden de Hasmoneeën inmiddels zelf regels opgesteld: ze hadden bijvoorbeeld bepaald dat zelfverdediging op de sabbat was toegestaan. De legitimiteit van die uitleg van de Wet stond ter discussie zolang Menelaos haar niet erkende.

Tweede fase van de Makkabeeënopstand

De tweede fase van de Makkabeeënopstand was geen nationaal verzet meer, maar een vete tussen de Hasmoneeën en de door de koning benoemde hogepriester. De bronnen vermelden dat Judas’ manschappen na de tempelreiniging de heidenen in de omliggende gebieden aanvielen om bescherming te bieden aan de daar levende Joden, van wie het overigens de vraag is of ze erop zaten te wachten partij te worden in het conflict. Het staat verder vast dat Judas in de winter van 164/163 rond de tempel in Jeruzalem en in Bet-Sur versterkingen liet bouwen en vervolgens het Seleukidische garnizoen bij de tempel blokkeerde.

Lees verder “M07 | De Makkabeeënopstand”

M06 | Chanoeka

Een lamp, zoals gebruikt bij Chanoeka, Gelderlandplein, Amsterdam

[Zesde blogje in een zestiendelige reeks rond Chanoeka; het eerste blogje was hier.]

De Hasmoneeën waren een priesterlijke familie. Haar leden hadden in de tempel gediend toen de Honiaden er de dienst uitmaakten, maar daaraan was een einde gekomen toen Menelaos in 172 v.Chr. het hogepriesterschap kocht of toen de Seleukidische commandant Apollonios vijf jaar later een garnizoen legerde in het fort Akra in Jeruzalem. Sindsdien leefden de Hasmoneeën op hun landgoed in Modeïn. Het lijkt erop dat, toen Antiochos zijn decreet uitvaardigde, het familiehoofd Mattatias concludeerde dat de tempelautoriteiten die zijn positie ooit hadden ondergraven, inderdaad zo corrupt waren als hij al dacht, en oordeelde dat het decreet diende te worden bestreden. Tot elke prijs. Desnoods met geweld.

1 Makkabeeën beschrijft hoe koninklijke inspecteurs in Modeïn eisten dat de bewoners een offer zouden brengen volgens de nieuwe regels, en dat, toen iemand dat ook wilde doen, Mattatias zó kwaad werd dat hij de man ter plekke neerstak. Volgens dezelfde bron vluchtte de moordenaar met zijn familie de bergen in. De anekdote impliceert dat minimaal een deel van de bevolking gevolg gaf aan de bepalingen van het decreet.

Lees verder “M06 | Chanoeka”

Daniël 11

Antiochos IV Epifanes (Altes Museum, Berlijn)

Het is Chanoeka en dat is een mooi moment om het eens te hebben over de Makkabeeënopstand, de revolte van de Joden tegen de Seleukidische vorst Antiochos IV Epifanes. Die had de tempelcultus in Jeruzalem in hellenistische zin aangepast; de joden hadden het uitgelegd als blasfemie en waren in opstand gekomen; dat leidde tot het herstel van de tempelcultus zoals de joden het graag wilden; en dat is wat joden met Chanoeka herdenken.

Over deze tijd hebben we een contemporaine bron: het bijbelboek Daniël. Het gaat bewijsbaar op ouder materiaal terug, maar is even bewijsbaar afgerond in 165 v.Chr. Het bewijs in kwestie is hoofdstuk 11. Hier is, in de Willibrordvertaling, de tekst van een van Daniëls in apocalyptische termen verwoorde toekomstvoorspellingen, onderbroken met commentaar. De diverse “toekomstige” gebeurtenissen zijn in feite verleden (hindsight as foresight), tot de tekst aan het einde begint te ontsporen. Dat is het moment waarop de auteur werkelijk begint te voorspellen wat hij dacht dat zou gaan gebeuren – en wat in feite niet gebeurde. Dat biedt een manier om de tekst te dateren rond 165 v.Chr.

Lees verder “Daniël 11”

Geweld in Judea (1)

Katapultstenen, afgeschoten op Jeruzalem toen Antiochus VII Sidetes de stad in 133 v.Chr. belegerde (Jeruzalem, Toren van David)

Je komt de bewering vaak tegen: aan het begin van de jaartelling was Judea onrustig en de Romeinen vormden een echte bezettingsmacht. Het is een mooi decor voor pakweg een speelfilm over Jezus van Nazaret of een voorgeschiedenis van de Joodse Oorlog (66-70). Het beeld is echter wat misleidend. De antieke samenlevingen waren gewelddadiger dan de onze en antiek Judea was daarop geen uitzondering. We zijn er alleen beter van op de hoogte dan over de repressie in andere Romeinse provincies. We hebben namelijk het geschiedwerk van Flavius Josephus, die een heel eigen visie heeft op de eeuw vóór de Joodse Opstand. Hij had er belang bij elk gewelddadig incident uit te vergroten.

Onlangs verzorgde ik in Leeuwarden een lezing over dit onderwerp. Die heb ik opgehangen aan tien stellingen, die ik vandaag en in het weekend voor u zal behandelen.

Lees verder “Geweld in Judea (1)”

Hoezo monotheïsme? (2)

Munt van Bar Kochba (British Museum, Londen)

[Dit is het tweede stukje in een reeks waarin ik uitzoek hoe monotheïstisch de joden in de Oudheid waren. Het eerste is hier.]

Ik concludeerde vorige keer dat in het antieke jodendom – laten we zeggen tussen 165 v.Chr. en 70 na Chr. – de norm op zichzelf duidelijk genoeg was: de sjema, “Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen”. Er waren echter uitzonderingen. Een voorbeeld vinden we in 2 Makkabeeën, waarin we lezen dat soldaten van Judas de Makkabeeër na een gevecht de doden begroeven en ontdekten ze dat enkele gesneuvelden amuletten hadden gedragen van buitenlandse goden. De auteur van het tweede Makkabeeënboek is er zeker van dat deze overtreding van de norm de oorzaak was van hun dood en keurt dus af dat een jood zich plaatste onder de bescherming van andere goden. De gesneuvelden zelf, die toch hun leven voor de joodse zaak hadden geriskeerd, dachten daar evident anders over.

Ongeacht de norm van monotheïsme lijken de joden in de praktijk verdeeld te zijn geweest over de vraag of het vereren van slechts één god kon samengaan met de erkenning dat andere goden iets goeds voor je konden doen. De Theodotos en Ptolemaios die ik gisteren noemde, lijken in elk geval geen tegenspraak te hebben ervaren tussen hun joodse identiteit en hun heidense praktijk.

Lees verder “Hoezo monotheïsme? (2)”

Makkabeeën en methode (3)

Blad uit een Leids manuscript over de Makkabeeën

[Dit is het derde deel van een artikel dat deze maand ook valt te lezen in Kleio. Het eerste deel is hier. Ik beschreef de aanleiding van de opstand en de uitbraak daarvan, en wees op tegenspraken tussen onze bronnen.]

De twee Makkabeeënboeken zijn het eens over de leider van de opstand: Judas de Makkabeeër. (Voor de bijnaam bestaat geen bevredigende uitleg.) Er is ook consensus dat zijn eerste tegenstander de garnizoenscommandant van Jeruzalem was, Apollonios. Volgens 1 Makkabeeën probeerde deze, met troepen uit Samaria, Judas aan te vallen, en werd hij verslagen. 2 Makkabeeën meldt daarentegen dat Judas in Jeruzalem was toen Apollonios de stad binnentrok met zijn garnizoen van Mysische soldaten. Judas zou zijn gevlucht.

Lees verder “Makkabeeën en methode (3)”