Nationale en regionale musea

De Merovingische munten van de offerplaats bij het Springendal

Grote kans dat u nog nooit heeft gehoord van Museum Moerman in Apeldoorn. Het bestaat niet meer. Ik kwam er als kind, keek er naar het oude Veluwse aardewerk, begreep voor het eerst hoe verschrikkelijk anders het verleden was geweest en begon historische belangstelling te krijgen. Nu mijn vrienden kinderen hebben, zie ik bij die kleuters hetzelfde. Toen opa en oma nog kind waren was het anders en dat is leuk. Elke onderwijzer en elke geschiedenisleraar weet dit: maak met kinderen een fietstocht langs het plaatselijke verleden en ze ontwikkelen geschiedenisliefde.

De sleutel is dat het verleden weliswaar anders moet zijn (dus verrassend, dus leuk), maar tegelijk herkenbaar. Dat laatste kan zijn doordat het gaat om familieleden (opa en oma) of de eigen regio (de Veluwe). U zult zich herinneren dat toen de politiek in 2006 verzon dat Nederland een nationaal historisch museum behoorde te hebben, nogal wat historici eraan herinnerden dat het geld beter besteed zou zijn aan lokale musea.

Uiteraard is er daarnaast behoefte aan supraregionale verzamelingen. Het is handig dat we in het Rijksmuseum van Oudheden kunnen zien dat in sommige delen van Nederland het aardewerk veranderde met de komst van de Romeinen en dat er gebieden waren waar dit niet gebeurde. Ik ben ook blij met het Huis van de Europese Geschiedenis in Brussel, gewijd aan vragen die we beter stellen aan het Europese dan aan een nationaal verleden. Los daarvan is er voor sommige museale taken, zoals restauratie, expertise nodig die je niet overal lokaal kunt bieden. Dat gezegd zijnde: wie mensen geschiedenisliefde wil bijbrengen, zal het lokaal moeten doen.

Twentse wrevel

Ik rakel dit op omdat er vorige week wat regionale wrevel was (één, twee, drie) toen het Rijksmuseum van Oudheden bekendmaakte munten uit de Merovingische tijd te hebben aangekocht die waren gevonden in Twente. (Ze zijn tot 30 oktober te zien in het Rijksmuseum Twenthe. Wat er daarna gebeurt, weet ik niet.) Het gaat om vondsten uit een tot nu toe niet bekende offerplaats. Ik begrijp de ergernis van de Twentenaren: is er eens een echt mooie vondst, verdwijnt die zo weer uit ’t zicht.

Vermoedelijk heeft Overijssel geen zin in archeologie. Hoewel de kleine kunstwerkjes een mooie aanvulling zouden zijn op de collectie, vindt de directeur van het Rijksmuseum Twenthe het wel best dat ze slechts even in Enschede zijn.

Straks, als de glans van het goud en het verhaal van de ontdekking is weggezakt, zal het hier ook zeker geen publiekstrekker zijn.

Geschiedenisliefde bijbrengen via het Twentse erfgoed is dus geen prioriteit in de Twentse musea. Tegelijkertijd heeft de provincie Overijssel nog geen beleid voor het aankopen van detectorvondsten. Omdat de Twentse vondsten echter belangrijk genoeg zijn voor het publiek domein, heeft het Rijksmuseum van Oudheden ze toen verworven.

Het is dus niet de Randstad die iets wegkaapt uit de provincie, maar een nationale instelling die iets behoudt waar men lokaal, zo lijkt het, onvoldoende belangstelling voor heeft. Het RMO zit in elk geval niet op z’n stukken. Het heeft projecten om de rijkscollectie op tournee te laten gaan in de vorm van regionale exposities. Daar heeft het net een extra subsidie voor gekregen, zodat bijvoorbeeld de Merovingische vondsten uit Rhenen voortaan in Rhenen zijn. Of de Twentse vondsten, rijksbezit of niet, tentoon worden gesteld in Enschede, is volgens mij een kwestie van willen: als het Rijksmuseum Twenthe mensen geschiedenisliefde wil bijbrengen, dan kan dat gewoon. De MuseumFabriek lijkt de aangewezen plek.

Nationale musea

Wat me aan de affaire niet bevalt, is dat het RMO nu wel erg makkelijk de oplossing is geweest voor een archeologisch noodgeval. Begrijp me niet verkeerd: soms moet dat. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft bijvoorbeeld een te klein budget om een goed beveiligd museum te bouwen en daarom ligt de Dorestad-fibula in Leiden. Ik vermoed dat over de Nehalennia-altaren iets dergelijks valt te zeggen. Beter een goede expositie in Leiden dan een slechte in Middelburg.

Tegelijk: ik zie geen enkele reden om de sarcofaag van Simpelveld in Leiden te houden. Het Thermenmuseum heeft de middelen en de kennis om het voorwerp op te stellen en de Limburgers zo belangstelling voor het verleden bij te brengen. Ook kan de Caesar-buste naar Nijmegen, waar het Valkhofmuseum er professioneel mee zal omgaan. In regionale musea maximaliseer je het culturele effect, want alle geschiedenisliefde begint lokaal.

[De oudheidkundige wetenschappen zijn in de eerste plaats wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is daar.]

Deel dit:

8 gedachtes over “Nationale en regionale musea

  1. FrankB

    “waar men lokaal, zo lijkt het, onvoldoende belangstelling voor heeft”
    Volgens het artikel in Tubantia valt zelfs dat mee.

    “Overigens zal ongeveer een derde van de gevonden voorwerpen sowieso in Overijssel blijven.”
    Jammer genoeg staat er niet bij wat er met dat derde deel gebeurt.

    1. Karel van Nimwegen

      Archeologisch depot Deventer.

      Het is inderdaad de trend: musea willen geen archeologie. Directeuren denken dat moderne kunst meer bezoek trekt. Het gaat om geld in museumland, nooit om kennis.

  2. Arjen Dijkgraaf

    Liggen er dan geen Nehalennia-stenen meer in Middelburg? Al in de jaren 70 hadden ze een hele kelder vol, en volgens mij is dat altijd zo gebleven. Maar ik ben er al een paar jaar niet meer geweest, misschien is de collectie naar het depot verhuisd?

  3. Raymond Haselager

    ” … zal het hier ook zeker geen publiekstrekker zijn.”

    Hier ligt toch een probleem, een directeur die primair geïnteresseerd is in bezoekersaantallen i.p.v. de intrinsieke historische waarde van die voorwerpen. Als je je in de eerste plaats op het publiek richt dan kan je ook niet meer op authentieke wijze een gepassioneerd verhaal vertellen over het verleden. Met als gevolg dat het publiek niet geboeid wordt.

    Hetzelfde probleem is er in de politiek. Men zit constant het volk te peilen en zijn boodschap daarop af te stemmen. Ook daar ontbreekt een authentiek en gepassioneerd geluid, met als gevolg dat het volk de politiek wantrouwt .

  4. A. den Teuling

    Deze schoen past mij , dus ik trek hem aan. Het Drents museum beschikt over een belangrijke en voortreffelijk geëxposeerde collectie prehistorie, met een internationale uitstraling (veenlijken, boot van Pesse, prachtige opstelling trechterbekercultuur en bandkeramiek. Ik woon sinds 1975 in Drenthe, heb voordien op vakantie ook al dit museum bezocht (woonde toen in Amsterdam). Ik kom ook regelmatig in het museum en ben sinds kort eindelijk lid van de vriendenvereniging. De prehistorische collectie bezoek ik echter alleen als er weer eens ingrijpende nieuwe opstelling is, die misschien nieuwe inzichten geeft. Ik ben nl. behoorlijk op de hoogte van de Drentse geschiedenis en heb er zelf ook de nodige artikelen over gepubliceerd. Maar ook op een belangrijke collectie ben je nu eenmaal wel eens uitgekeken. Dat prehistorie geen publiek trekt is natuurlijk onzin, er is zeker sprake van bijvoorbeeld hunebedtoerisme. Maar de opvatting van veel museumdirecteuren dat prehistorie geen regelmatig publiek trekt is te billijken.

    1. Het is zeker een visie, maar de directie van het RM Twenthe lijkt “publiek trekken” als enige doel te hebben. Maar een museum heeft meer taken, zoals mensen culturele liefde bijbrengen. Het Drents Museum en het Limburgs Museum doen dat wel .Dat lijkt in Twenthe zelfs niet overwogen te zijn.

      Er is nog een ander perspectief. Een regionaal museum is enerzijds het venster van de regio op de wereld en anderzijds het venster van de wereld op die regio. Het RM Twenthe kiest ervoor een venster van Twenthe op de wereld van de (supranationale) kunst te zijn maar weigert voor bezoekers een venster op Twente te zijn.

      Ik vind dat niet fijn.

    2. Frans Buijs

      Dat is toch met alles zo? Ik heb die collectie gezien en die is inderdaad erg mooi, maar ik hoef ‘m niet iedere maand te zien, ook niet als ik in de buurt zou wonen. Ik ga ook niet iedere maand naar het Gouds Museum dat voor mij om de hoek is.

  5. René Ariens

    Hier ook! Het idee dat er een Romeinse brug bij Cuijk lag en in de verte een strook bomen op heuvels, fantastisch!

    Het nieuwe VO gebouw kijkt met moderne ramen op de maas en diezelfde heuvels uit, hopelijk dromen die leerlingen goed weg.

Reacties zijn gesloten.