Uzitta

Kaartje van de omgeving van Uzitta.

Als ik u zeg dat het eind januari was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Julius Caesar (voor de derde keer) en Marcus Aemilius Lepidus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar november 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij zocht de confrontatie met zijn tegenstanders. Zoals we al zagen waren enkele dagen eerder het Dertiende en het Veertiende Legioen gearriveerd, samen met 800 Gallische ruiters, duizend boogschutters en slingeraars, alsmede het door Gaius Sallustius Crispus bemachtigde graan. De stad Thysdrus, het huidige El Djem, zegde ook een enorme hoeveelheid graan toe. Eén probleem: Thysdrus lag zeventig kilometer naar het zuiden. Desondanks was de situatie duidelijk in Caesars voordeel aan het veranderen, zodat deze het initiatief naar zich toe kon trekken.

Nachtelijke operatie

De auteur van De Afrikaanse Oorlog biedt een waardevolle aanwijzing voor de chronologie.

Caesar gaf op 25 januari rond de eerste nachtwake alle verkenners en adjudanten order paraat te zijn. En zonder dat iemand wist of vermoedde wat hij van plan was, beval hij in de derde nachtwake al zijn legioenen te laten uitrukken. (37; vert. Hetty van Rooijen)

De derde wacht begon om middernacht. Operaties in het donker veronderstellen maanlicht en antieke legers wisten dat de volle maan gevaarlijk was. Caesar lijkt te hebben gewacht tot zijn tegenstanders het niet meer verwachtten. De maan was in het laatste kwartier en we mogen aannemen dat de nacht van 25 op 26 januari op de toenmalige kalender niet ver van onze 7/8 november 47 v.Chr. is. Dit wordt bevestigd door een vermelding van het laatste moment in het jaar waarop de ondergang van de Plejaden waarneembaar was geweest vóór de opkomende zon ze overstraalde. Dat was rond 6 november.

Staken

Caesar bezette enkele heuveltoppen ten zuiden van Ruspina en liet zijn mannen daar versterkingen bouwen. Dat kostte maar een half uur, want legionairs droegen voor dit soort situaties altijd wat staken mee, waarmee snel obstakels vielen op te werpen. De mannen waren al bezig om de versterkte heuveltoppen met een lijn van obstakels te verbinden, toen de zon opkwam en de troepen van Labienus en Metellus Scipio in actie kwamen.

Lijken

Caesars ruiterij, die aan de voet van de heuvelrug stond, versloeg ze. De auteur van De Afrikaanse Oorlog was ooggetuige van dit gevecht.

Nadat Scipio en zijn troepen in chaos van de vlakte en de heuvels verjaagd en in hun legerkamp teruggedreven waren, liet Caesar het signaal voor de terugtocht blazen en trok hij zijn hele ruiterij binnen de versterkingen terug. Toen de vlakte ontruimd was, zag hij de wonderbaarlijke lichamen liggen van de Galliërs en Germanen. Zij waren voor een deel op Labienus’ gezag uit Gallië met hem meegegaan, anderen waren door beloningen en beloften ertoe verleid zich bij hem aan te sluiten. Weer anderen waren na de nederlaag van Curio gevangen genomen en in leven gelaten, en ze hadden daaraan evenredige dank willen betonen door trouw te blijven. Hun lichamen, wonderbaarlijk mooi en groot, lagen overal geveld en uitgestrekt in de hele vlakte. (40; vert. Hetty van Rooijen)

Uzitta

De volgende dag, 9 november op onze kalender, stelde Caesar zijn leger op aan de voet van de heuvels. Langzaam gingen zijn mannen naar voren. Nu werd duidelijk wat het doel van de operatie was: het stadje Uzitta, verdedigd door een Numidisch garnizoen. Als Caesar dit had veroverd, zouden zijn tegenstanders op zoek moeten gaan naar bronnen, verderop gelegen. Metellus Scipio kwam het bedreigde garnizoen te hulp door zijn leger aan weerszijden van Uzitta op te stellen.

Scipio stelde een viervoudige slaglinie op, waarvan de voorste linie bestond uit ruiters in eskadrons, met daartussen gepantserde olifanten met torens. Toen Caesar dit bemerkte, meende hij dat Scipio vastbesloten op hem afkwam, gereed voor de strijd, en hij bleef voor de stad staan.  …

Caesar wachtte bijna tot zonsondergang. Hij bemerkte dat Scipio niet naar voren kwam van de plaats waar hij stelling had genomen, en dat hij zich eerder van uit die stelling zou verdedigen, als dat nodig was, dan een gevecht van man tegen man in de vlakte aan te durven. (42; vert. Hetty van Rooijen)

Kortom, Caesar had een gevecht aangeboden en Scipio had het gambiet geweigerd. Dit kwam de moraal van Caesars legionairs natuurlijk ten goede. Die avond zullen zeker de ruiters een feestje hebben gevierd, want het was de feestdag van Castor en Pollux, de beschermheren van de cavalerie. Omgekeerd: Scipio had Uzitta vooralsnog behouden.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

Deel dit:

2 gedachtes over “Uzitta

  1. Robbert

    Weer een misser van Labienus.
    Overigens lees ik af en toe nog graag over grotemannengeschiedenis, zoals dit JC-vervolgverhaal. Maar als een spannend jongensboek: de “lichamen, wonderbaarlijk mooi en groot, overal geveld en uitgestrekt in de hele vlakte”, hoef ik niet te zien.
    Genoeg geweld de laatste 80 jaar.

    1. FrankB

      Maar wel in context. Ik heb ooit eens een hagiografie over Alexander de Grote gelezen waar ik kromme tenen van kreeg.

Reacties zijn gesloten.