Hij was een jaar of achttien toen hij voor het eerst naar Spanje liftte, vroeg in de jaren vijftig van de vorige eeuw. El Generalisimo Francisco Franco en zijn fascistische kliek hadden het land nog stevig in hun greep, de wurgpaal was nog in gebruik en zou dat nog meer dan twintig jaar blijven. Spanje, die vreemde, onheilspellende, anachronistische tijdcapsule, liet Cees Nooteboom niet meer los, het greep hem bij zijn kladden. En aangezien hij schreef leverde ieder bezoek aan Spanje een nieuwe schat aan verhalen op.
In De omweg naar Santiago beschrijft Nooteboom een aantal zwerftochten uit de eerste helft van de jaren tachtig. Hij reist heel Spanje door en maakt je deelgenoot van zijn diepe kennis van het land en zijn geschiedenis, zijn fascinatie met de soms oeroude kerken en kerkjes in het achterland. Kerkjes die door hun barre omgeving lijken opgenomen, als bakens van een ongekende, barse tijd. De essentie van reizen, door zongeblakerde, uitgestorven landschappen met hier en daar het leven van een dorp of stad. Spanje is inmiddels flink veranderd en Nootebooms verhalen zijn soms zelf alweer een tijdcapsule geworden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.