Archeomagnetisme, of: de Bijbel misbruikt

Beth Shean

Intrigerend bericht, onlangs, dat het mogelijk was gebleken het verloop van antieke veldtochten te reconstrueren door middel van archeomagnetisme. Dat is een dure manier om te zeggen dat sommige archeologische resten aanwijzingen bieden voor wat ooit de richting en sterkte van het aardmagnetisch veld zijn geweest. IJzerdeeltjes in aardewerk kunnen zich bij hoge temperaturen gaan gedragen als kleine kompasnaaldjes en zich zó neerleggen dat ze een aanwijzing vormen voor de richting en intensiteit in een bepaalde periode. Ik had lang geleden weleens van die methode gehoord maar was het half vergeten. Het wetenschappelijke artikel suggereerde nu dat er voldoende precisie mogelijk was om antieke militaire operaties beter te begrijpen.

Indien waar, zou het belangrijk zijn. Conflictarcheologie is namelijk een van de punten waar de archeologie haar beperkingen ontgroeit. Ik schreef er al eens over. De archeologie documenteert meestal de longue durée, zeg maar ontwikkelingen met een duur van minimaal een kwart eeuw. In de conflictarcheologie bereikt de archeologie echter zo nu en dan de nauwkeurigheid van le temps évènementiel ofwel gebeurtenissen waarvan we de duur uitdrukken in uren en dagen. De archeologische reconstructie van militaire operaties kan helpen de versplintering van de oudheidkunde te overbruggen. Alle reden om geïnteresseerd te zijn!

Lees verder “Archeomagnetisme, of: de Bijbel misbruikt”

Eric Cline, Biblical Archaeology

Een van de adviezen die ik kreeg toen ik bij Recensieweb ging recenseren, was vooral de flapteksten te negeren. Dat is de prietpraat waarmee boeken worden verkocht, maar voor het beoordelen van het boek zelf is het niet relevant. Vooral in het Engelse taalgebied zijn de mensen die aanbevelingen voor boeken schrijven, volstrekt schaamteloos.

De opmerking van de Israëlische archeoloog Aren Maeir die wordt geciteerd op de omslag van Eric Cline’s Biblical Archaeology. A Very Short Introduction, dat dit boek een juweeltje is, is echter volkomen waar. Je leest het in één ruk uit, de materie is boeiend en Cline presenteert haar heel overzichtelijk. Dit boekje is inderdaad schitterend als een edelsteen.

Lees verder “Eric Cline, Biblical Archaeology”

Archeologie van Israël (8): Conclusie

Een groot dier en een mannetje? Misschien, mits we het plaatje niet ondersteboven houden. In de PR-molen is het meteen “Samson en de leeuw”.

We hebben in deze reeks, die hier begon, gezien dat het er op dit moment de schijn van heeft dat minimalisme de betere benadering is voor de archeologie van Israël. De lage chronologie voor de overgang van IJzer I naar IJzer IIa is geschikter dan de hoge, zodat enkele monumentale gebouwen die werden opgevat als bewijs voor het glorieuze rijk van koning Salomo, uit zicht verdwijnen. Ook is de Intocht ondanks lang zoeken nog altijd niet in het bodemarchief terug te vinden. Dat zijn interessante conclusies, en minimalisme lijkt langzaam maar zeker de nieuwe theoretische positie. Ik heb daarvoor geen harde cijfers, maar er zijn wél voorbeelden van maximalisten die minimalist worden, terwijl er geen minimalisten zijn die maximalist worden.

Ik heb deze acht stukjes niet beschreven om aan te tonen dat het verhaal van de Bijbel niet waar zou zijn. Het gaat me om iets dat ik, voor de wetenschap, wezenlijker vind. Een gezonde wetenschap is niet een wetenschap die nieuwe feiten opspoort, maar een wetenschap die expliciet toetst welke theoretische oriëntaties de beste zijn. Dan en slechts dan is er sprake van een voortschrijdend onderzoeksprogramma (progressive research program). En dat doen de Israëliërs op dit moment buitengewoon goed.

Lees verder “Archeologie van Israël (8): Conclusie”

Archeologie van Israël (7): Hazor

De verbrande muren van Hazor

Maximalisme of minimalisme? We naderen het einde van deze reeks stukjes, die hier begon. We hebben gezien dat de minimalist op punten voorstaat als het gaat om de vraag of het glorieuze koninkrijk van koning Salomo ooit heeft bestaan, terwijl de minimalist er ook redelijk voorstaat als het gaat om het archeologisch bewijs van de Intocht. Zelfs als we de bijbelse chronologie loslaten en de verovering van Kanaän plaatsen in de twaalfde eeuw, zijn er teveel aanwijzingen dat het bijbelse verhaal niet zonder goede argumenten kan worden aangenomen voor waar.

We hebben het alleen nog niet gehad over Tel Hazor. Het gaat hier om een enorme burcht die in het uiterste noorden van Israël de plaatst beheerst waar de route van Damascus naar de zee de bovenloop van de Jordaan kruist. Archeologisch is de plek een goudmijn, maar het is bovendien prettig dat de belangrijke stad ook wordt genoemd in de teksten uit Mari in Syrië, uit Babylonië en uit Egypte. De farao lijkt de koning van Hazor te hebben beschouwd als zijn onderkoning in Kanaän, het hoofd van de andere stadstaatjes. Dit staat ook in de Bijbel (Jozua 11.10-11). Er moeten ongeveer 30.000 mensen hebben gewoond.

Lees verder “Archeologie van Israël (7): Hazor”

Archeologie van Israël (6): de Intocht

Het paleis van de Egyptische gouverneur in Beth Shean

Zoals de lezer van deze reeks over maximalisme en minimalisme in de archeologie van Israël, die hier begon, inmiddels weet, concentreert de discussie zich op twee vragen. Om te beginnen: is de grootschalige bouwactiviteit tijdens het IJzer IIa toe te schrijven aan koning Salomo, of is zij jonger? Het antwoord gaf ik in mijn vorige stukje: voorlopig lijken grote bouwwerken als de large stone structure in Jerusalem jonger te zijn. De andere vraag is of er archeologisch bewijs is voor de Intocht.

Het standaardverhaal is in de jaren dertig geconstrueerd door W.F. Albright, de vader van wat men destijds “bijbelse archeologie” noemde. Ten tijde van Ramses III (r. 1184-1152) werd Egypte aangevallen door de zogenaamde Zeevolken, waarvan sommige over het water kwamen en andere over het land. Hun aankomst zou de oorzaak zijn geweest van grote veranderingen. Ramses claimt ze te hebben verslagen in 1175. Hij zou echter misschien een veldslag hebben gewonnen, was de redenering, maar een van de groepen zwervende plunderaars bemachtigde toch land in Kanaän. Deze Peleset zijn bekender als Filistijnen en gaven uiteindelijk hun naam aan Palestina. De ondergang van het Egyptische gezag leidde tot chaos en schiep ruimte voor nieuwe nomadenvolken, zoals de Hebreeën, om zich als boeren te vestigen in het bergland.

Lees verder “Archeologie van Israël (6): de Intocht”

Archeologie van Israël (5): analyse

De zuidelijke stallen van Megiddo zijn een voorbeeld van een bouwwerk dat eerst ten tijde van Salomo werd gedateerd, maar jonger leek te zijn. Of misschien is het toch weer anders.

Ik heb de afgelopen dagen geblogd over de Vroege IJzertijd-archeologie van Israël. De eerste post is hier. De centrale vraag was daarbij of de maximalisten of de minimalisten de betere benadering kozen, en dat is afhankelijk van twee vragen. De eerste, waarover we het nog niet hebben gehad, is of er bewijs is voor de Intocht; de tweede is of er bewijs is voor monumentale architectuur op het moment waarop koning Salomo regeerde.

Er zijn inderdaad grote monumenten gevonden, waarvan die in Jeruzalem het meest tot de verbeelding spreken. Volgens de traditionele, “hoge” chronologie van het IJzer IIa-aardewerk zijn die op het juiste moment te dateren. Volgens een recentere, “lage”, chronologie begint het IJzer IIa echter later en kan de “large stone structure” in Jeruzalem alleen ná Salomo zijn gebouwd. De oplossing zal moeten komen van 14C-dateringen, en even leek er uit Tel Rehov bewijs dat het IJzer IIa-aardewerk al in gebruik was vóór het einde van de regering van koning Salomo. Bij nader inzien bleek het bewijs niet waterdicht. Lees verder “Archeologie van Israël (5): analyse”

Archeologie van Israël (4): chronologieën

beth_shean_canaanite_stela_israel_museum
Kanaänitische stele (Israel Museum, Jeruzalem)

In mijn eerdere blogposts – de eerste is hier– heb ik erop gewezen dat de archeologie van Israël twee methodische oriëntaties kent: maximalisme en minimalisme. Bij het vaststellen van de juistheid van deze benaderingen staan twee kwesties centraal, namelijk of er archeologisch bewijs is voor de Intocht en voor het glorieuze koninkrijk van David en Salomo.

In mijn laatste stukje wees ik erop dat in Jeruzalem een groot gebouw was gevonden, met aardewerk uit de IJzer IIa-periode. Deze large stone structure was misschien het paleis van koning Salomo, die regeerde tot ongeveer 930 v.Chr. De maximalist neemt aan dat er zo’n gebouw is geweest, terwijl de minimalist het bewezen wil zien. De zaken werden dit keer complex gemaakt doordat het begin van het IJzer IIa volgens sommigen moet worden gelegd rond 1000-980 v.Chr. (“hoge chronologie”) en volgens anderen rond 900 (“lage chronologie”). De vraag is hoe we vaststellen welk van deze twee systemen het beste is.

Lees verder “Archeologie van Israël (4): chronologieën”

Archeologie van Israël (3): problemen

Jeruzalem, “Large Stone Structure”: dit is vrijwel zeker niet het paleis van koning Salomo, maar dat roeptoeteren archeologen wel de wereld in.

Ik blogde al over de twee tradities van de Israëlische archeologische methode, het maximalisme en het minimalisme, en over de twee vragen die beantwoord moeten worden om vast te stellen welke van de twee de betere is. De maximalist is tevreden als hij bewijs vindt voor immigraties in het eerste kwart van de twaalfde eeuw v.Chr., die bewijzen dat er een Intocht is geweest, en als er resten zijn van monumentale architectuur in de periode vóór 930, die bewijzen dat de koningen David en Salomo machtige heersers waren. De minimalist vermoedt dat deze niet zullen worden gevonden.

Hoewel er boeken bestaan met titels als Und die Bibel hat doch recht, heeft de ontwikkeling van de archeologie van Israël deze aanname vooral geproblematiseerd. Illustratief is de onlangs afgeronde opgraving ten zuiden van de Tempelberg in Jeruzalem, waar Eilat Mazar van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem de resten van een groot gebouw heeft gevonden, met opvallend zware funderingen. De “large stone structure” staat op de plaats die in de Bijbel wordt aangeduid als die van het paleis van David en Salomo. Maar is het ook het paleis van die koningen, of is het later gebouwd en heeft de auteur van het betreffende Bijbelgedeelte het ten onrechte zo genoemd?

Lees verder “Archeologie van Israël (3): problemen”

Archeologie van Israël (2): de vragen

IJzertijdheiligdom uit Hazor

Ik schreef al over archeologie in Israël en vertelde dat er ruwweg twee stromingen waren. Minimalisten menen dat het bijbels verhaal een literaire constructie is, zoals ook de stichtingssage van Rome en het verhaal van koning Arthur, en dat het alleen mag worden gevolgd als archeologen het hebben bevestigd. Maximalisten daarentegen gaan uit van de maximale betrouwbaarheid van het verhaal van de Bijbel, en stellen dat dit verhaal ruwweg juist is, tenzij archeologen aanwijzingen hebben voor het tegendeel. Het is evident dat dit laatste standpunt iets beter past bij een zionistische staat. Om een misverstand te vermijden: maximalisten zijn niet per se religieuzer dan minimalisten.

Wat betekent dit concreet? Veel draait om de vraag of we een archeologische chronologie kunnen opstellen die overeenkomt met het verhaal van de Bijbel. En dat draait, in de praktijk, eigenlijk vooral om twee deelvragen:

Lees verder “Archeologie van Israël (2): de vragen”

Archeologie van Israël (1): de context

Hazor: Bronstijdcitadel. Achteraan de berg Karmel.

Ik heb er al eens vaker op gewezen dat archeologen soms op een vreemde manier de publiciteit zoeken. Het is ze niet altijd te verwijten, want archeologie is niet altijd eenvoudig uit te leggen. Maar als iemand beweert dat deze of gene opgraving bewijst dat een bijbels verhaal op waarheid berust, dan mag je er gerust van uitgaan dat er iets niet in de haak is. De kop dat “3,000-year-old wheat traces said to support biblical account of Israelite conquest” geeft in elk geval aan dat de journalist nattigheid voelde. Toch is de gerapporteerde vondst interessant, want ze illustreert wat momenteel de inzet is van de archeologie in de staat Israël.

Die is, om te beginnen, gepolitiseerd. Het archeologiebudget in Israël is enorm en wordt grotendeels besteed aan vondsten die op een of andere manier het joodse karakter van het land benadrukken. Niet dat een islamitische vondst wordt genegeerd – het Omayyadische paleis aan de voet van de Tempelberg is bijvoorbeeld keurig opgegraven en voor het publiek toegankelijk – maar het krijgt de nadruk niet. Dat is niet zó heel vreemd; in Nederland worden soortgelijke keuzes gemaakt. Nog vandaag hoorde ik hoe op een opgraving de Bataafse vondsten zeer zorgvuldig werden geregistreerd terwijl al het middeleeuwse materiaal ongezien verdween naar de stort. Die keuze is verdedigbaar, maar het is een keuze en die keuze zegt iets over beleidsprioriteiten.

Lees verder “Archeologie van Israël (1): de context”