De Zijderoute: Alle wegen leiden naar Babel

Het ontstaan van de Zijderoute is het thema van Alle wegen leiden naar Babel, het tweede boek van Daan Nijssen. Morgenavond is in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden de presentatie; u kunt zich nog aanmelden. Ik heb het boek al gelezen en kan het u aanraden. Ik wil het vandaag bespreken in samenhang met een boek over het Jaar 1000. Allebei voorbeelden van wereldgeschiedenis. De les zal zijn: wees bescheiden, zoals Nijssen, en blaas niet te hoog van de toren, zoals Hansen.

De Zijderoute op z’n kop

Nijssen vertelt het verhaal van het ontstaan van de Zijderoute, maar hij zet het op de kop. Meestal ligt het accent in China, waar de Han-keizers te maken hadden met een gevaarlijke noordelijke nomadenfederatie, de Xiongnu, die u moet plaatsen in en rond het huidige Mongolië. Deze federatie had al eerder de Yuezhi-federatie naar het westen verjaagd, waar deze zich had gevestigd in het huidige Oezbekistan. Dit was de situatie toen de Han-keizer een gezant Zhang Qian naar de Yuezhi stuurde om contact te leggen voor een militair bondgenootschap. Na ongelooflijk veel problemen bereikte Zhang Qian wel zijn reisdoel maar niet zijn diplomatieke doel: de Yuezhi zagen weinig in een verbintenis. Maar voortaan wisten de Chinezen de weg naar het westen en omdat de Yuezhi daar een machtige staat stichtten die zich uitstrekte tot in India, het Kushana-rijk, was handel mogelijk. De Zijderoute was ontstaan.

Omdat het initiatief vanuit China kwam, staat dat land centraal in het standaardverhaal over de Zijderoute. Boeken over dit onderwerp zijn op deze blog al enkele keren besproken, zoals Beckwiths Empires of the Silk Route (dat ik in retrospectief steeds beter ga vinden), in Kims Rome and China, in Benjamins Empires of Ancient Eurasia en in Whitfields Life along the Silk Road en in Hansens The Silk Road. Nijssen keert dit verhaal om. Hij stelt de vraag centraal wat de Chinezen ontdekten. Er was namelijk al een handelsnetwerk in Voor-Azië. Het was gegroeid vanuit het wereldrijk van het Tweestromenland. En hoewel Nijssens verhaal begint en eindigt met Zhang Qian, focust hij op Mesopotamië.

1491 in Mesopotamië

Het is verfrissend eens niet de ontdekking centraal te stellen maar datgene wat werd ontdekt. Zo bezien is Nijssens boek vergelijkbaar met 1491, waarin Charles Mann het Precolumbiaanse Amerika beschrijft dat Columbus een jaar later op de Europese kaarten zou plaatsen. En het is ook boeiend te lezen hoe in Mesopotamië handel werd bedreven. Daarbij begint Nijssen heel vroeg, bij het Uruk-fenomeen, zodat hij en passant een politieke geschiedenis schetst van de koninkrijken in het Tweestromenland en het aan de Mesopotamiërs bekende deel van de wereld.

En passant komen allerlei thema’s aan de orde. Nijssens beschrijving van de Kaneštabletten, van de Zeevolken en van het belang van zilver als oosters standaard-ruilmiddel behoren tot het beste dat ik ken in ons taalgebied. Maar uiteindelijk draait het om handel en de gestage uitbreiding van het handelsnetwerk, dat zich uiteindelijk uitstrekte naar het oosten tot het Indische subcontinent en ook naar het westen, waar het contact maakte met een Mediterraan handelsnetwerk. Dat is een spannend verhaal.

Privé-initiatief en liberalisme

Kortom, er is veel te prijzen, maar maakt dit alles Alle wegen leiden naar Babel ook tot een goed boek? Ja, al is het in alle rijkdom wat eenzijdig.

Zelf zou ik meer aandacht hebben besteed aan de verschuivingen binnen de antieke samenleving. In de Bronstijd was handel, of althans het best gedocumenteerde deel daarvan, het privilege van het paleis. De winsten kwamen ten goede aan het hof. In de Late Bronstijd ontstond iets dat we privé-initiatief zouden kunnen noemen (in de paleisadministratie uitgelegd als roof). Deze vernieuwing geldt als een van de destabiliserende factoren die de opmaat vormden tot de instorting van het Bronstijdsysteem. In latere periodes zijn zelfstandige kooplieden de regel. Dat duidt op een geleidelijke maar grondige verandering in de samenleving, die niet alleen een gevolg was van de uitbreiding van het handelsnetwerk, maar daarvan ook de oorzaak vormde. Zelf zou ik aan die maatschappelijke dynamiek meer aandacht hebben besteed.

Er speelt hier nog een tweede kwestie. Iemand kan geld verdienen wat ’ie wil, hij kan alleen zoveel houden als de samenleving hem toestaat. Anders gezegd, niet alleen komt handel (mede) voort uit maatschappelijke dynamiek, die maatschappij bepaalt ook wat je aan handel overhoudt. U herkent klassiek economisch gedachtegoed, meer in het bijzonder J.S. Mill. In Nijssens presentatie is handel daarentegen vaak een autonoom deel van de economie, mogelijk gemaakt in imperia die nieuwe handelswegen openden. Dat is niet verkeerd, maar er valt meer te vertellen.

Meelezers

Alle wegen leiden naar Babel is wereldgeschiedenis en het is onvermijdelijk dat een auteur weleens een steek laat vallen. Daarom werkt een auteur meestal samen met een team van meelezers. Valerie Hansen, wier boek over het Jaar 1000 ik later vandaag bespreek, noemt er tweeënvijftig. Het nadeel van zo’n team – geloof me, ik spreek uit ervaring – is dat de schrijver zijn greep op het proces verliest. Als je elke voorgestelde aanpassing overneemt, eindig je met een even genuanceerde als onleesbare tekst. Het viel me op dat Nijssen nergens zijn meelezers bedankt; maar dit boek zou enkele ondoordachte formuleringen minder hebben bevat als hij een stuk of vijf mensen had uitgenodigd mee te lezen.

Nogmaals: dit zijn geen verwijten. Het zijn dingen die ik zelf anders zou hebben aangepakt. En dat ik deze dingen noem, wil dat zeggen dat ik weleens heb nagedacht over een boek over het ontstaan van de Zijderoute. Anders dan in zijn vorige boek, Het wereldrijk van het Tweestromenland, biedt Nijssen iets dat er nog niet was en hij presenteert het goed. Ik kan u Alle wegen leiden naar Babel aanraden.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

5 gedachtes over “De Zijderoute: Alle wegen leiden naar Babel

  1. Jort Maas

    Ah, klinkt interessant dat boek. Als mijn ’to read’ stapel niet zo hoog zou zijn…

    En een reactie op deze zin: “Als je elke voorgestelde aanpassing overneemt, eindig je met een even genuanceerde als onleesbare tekst.” Je hoeft toch niet elke aanpassing zonder kritiek over te nemen? Men kan immers alleen maar schrijven vanuit zijn/haar eigen perspectief. De vooruitgang zit in de uitkomst van die discussie. Daar kan een boek toch alleen maar beter van worden?

Reacties zijn gesloten.